Duizeligheid

Publish

Advice

$hippoKoptekst

Van geen enkel medicament is de werkzaamheid aangetoond bij de behandeling van (draai)duizeligheid (vertigo). Gebruik van medicatie, specifiek gericht op de duizeligheid, wordt daarom niet aanbevolen.

Treatment plan

De behandeling van duizeligheid bestaat vooral uit voorlichting over uitlokkende factoren. Voor betahistine, cinnarizine, flunarizine, piracetam of sulpiride is de werkzaamheid niet aangetoond.

Voor het gebruik van aluminiumhydroxidemagnesiumcarbonaat en calciumcarbonaat/magnesiumcarbonaat als antacidum zijn voldoende alternatieven; de sterke koolzuurgasontwikkeling kan hinderlijk zijn.

Let op

Pas op voor de hippo!

Toelichting

Roken, alcohol, koolzuurhoudende drank en bepaalde voedingsmiddelen zijn geassocieerd met maagklachten. Onduidelijk is of eliminatie van deze factoren effect heeft op de klachten. Psychische factoren vormen geen direct oorzakelijke factor bij het ontstaan van maagklachten, maar spelen wel een rol bij de beleving van de klachten. Belangrijk is aan te sluiten bij persoonlijke voedselintoleranties en leefstijlfactoren van de individuele patiënt.

Background

$hippoKoptekst

Definitie

Er wordt onderscheid gemaakt tussen draaiduizeligheid (vertigo) en klachten die bestaan uit een licht gevoel in het hoofd of het gevoel flauw te vallen.

Draaiduizeligheid duidt op een stoornis in het vestibulaire apparaat. De term vertigo wordt meestal als synoniem van draaiduizeligheid gebruikt, maar soms wordt duizeligheid in bredere zin bedoeld.

De drie meest voorkomende syndromen van draaiduizeligheid zijn:

  • benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD);
  • neuritis vestibularis
  • de ziekte van Ménière.

Een licht gevoel in het hoofd of het gevoel bijna flauw te vallen komt ook voor bij een groot aantal andere ziektebeelden van zowel vasculaire, neurologische als psychiatrische oorsprong of als bijwerking van medicatie. Bij acute (draai)duizeligheid in combinatie met recent opgetreden vasculaire, neurologische of psychiatrische klachten is nader onderzoek aangewezen. Bij een deel van de patiënten is het niet mogelijk tot een verklaring van de duizeligheid te komen.

Symptomen

Bij een patiënt met draaiduizeligheid kunnen vegetatieve verschijnselen voorkomen, zoals misselijkheid en braken, bleekheid, algeheel onwelbevinden en angst. Ook kan een nystagmus zichtbaar zijn. Bij de ziekte van Ménière is er vaak gelijktijdig sprake van gehoorvermindering en oorsuizen (tinnitus).

Behandeldoel

Het beperken van de klachten door de kennis van de patiënt over beloop en uitlokkende factoren te vergroten en zo nodig (vaak bij acute draaiduizeligheid) het behandelen van misselijkheid en braken.

Uitgangspunten

Voorlichting over uitlokkende factoren en het beloop staan centraal (zie de NHG-Standaard Duizeligheid). Vooral bij ouderen is het van belang daarbij ook aandacht te besteden aan bijkomende klachten die in combinatie met duizeligheid tot vallen kunnen leiden, zoals visusproblemen, algehele lichamelijke conditie, houding en kracht, valpreventie in en rond het huis en sociale isolatie.

Bij BPPD kunnen daarnaast eventueel oefeningen worden geadviseerd. Bij neuritis vestibularis kan bij zeer heftige duizeligheid kortdurend bedrust noodzakelijk zijn.

Voor de ziekte van Ménière zijn behalve voorlichting geen specifieke adviezen. Af te raden is het voorschrijven van betahistine, cinnarizine, flunarizine, piracetam of sulpiride. De effectiviteit van deze geneesmiddelen is niet aangetoond en soms kunnen de klachten zelfs verergeren door medicatie. Om deze reden wordt de behandeling van bijkomende angstklachten met benzodiazepinen ook afgeraden. Kortdurend kan medicatie wel worden ingezet tegen bijkomende misselijkheid en braken.

Bij duizeligheid ten gevolge van orthostatische of vasovagale klachten wordt voorlichting gegeven over uitlokkende factoren en hoe deze zijn te vermijden. Wanneer er een vermoeden is dat duizeligheid wordt veroorzaakt door het gebruik van geneesmiddelen, moet de behandeling hiermee worden heroverwogen of de dosering worden aangepast, vooral bij oudere patiënten. Wanneer er niet direct een oorzaak van de duizeligheid wordt gevonden is in eerste instantie een afwachtend beleid gerechtvaardigd. Omdat het placebo-effect bij duizeligheidsklachten groot is, bestaat het risico dat patiënten onterecht denken baat te ondervinden van medicatie. In het algemeen nemen de klachten binnen een maand spontaan af.