Geneesmiddelenoverzicht van aminoglycosiden

Aminoglycosiden

Publish

Mechanism

$hippoKoptekst

Werkingsmechanisme

Aminoglycosiden:

  • passeren de bacteriewand en binden aan de 30S-subunit van het ribosoom. Hierdoor verstoren zij de eiwitsynthese wat leidt tot een veranderde cel-permeabiliteit, progressieve disruptie van het celmembraan en celdood;
  • hebben een sterk bactericide werking, omdat de werkzaamheid niet alleen beperkt is tot de groeifase, maar zich ook tot niet-delende bacteriën strekt.

Effect

  • Klaring van een bacteriële infectie.
  • Preventie van een bacteriële infectie.

Meer informatie

Het werkingsspectrum van de aminoglycosiden is breed en omvat bijna alle Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën, met als belangrijkste uitzonderingen de anaeroben. Penetratie in de cel kan namelijk alleen onder aerobe omstandigheden plaatsvinden. Resistentie en kruisreacties tussen de verschillende aminoglycosiden, uitgezonderd amikacine, komt vaak voor. Het verdient dan ook aanbeveling voorafgaand aan de toepassing de gevoeligheid te bepalen. Amikacine heeft van de aminoglycosiden het breedste werkingsspectrum. Gentamicine- en tobramycineresistente stammen zijn meestal nog wel gevoelig voor amikacine. Dit betekent dat men terughoudend met het gebruik van amikacine moet zijn! Gentamicine en tobramycine lijken qua antimicrobieel spectrum veel op elkaar. Met het oog op synergie, met name bij streptokokken en enterokokken, en werkingsverbreding vindt vaak combinatie plaats met penicillinen. Ook combinatie met cefalosporinen komt om deze redenen nogal eens voor. Een andere reden ervoor is preventie van resistentie tegen de individuele andere middelen.

Meer informatie over welke bacteriën doorgaans wel of niet gevoelig zijn voor een bepaald aminoglycoside is te vinden in de geneesmiddeltekst van het betreffende antibioticum onder het kopje Eigenschappen. Op termijn komt hier een tabel met daarin de gevoeligheid van diverse gangbare pathogene bacteriën voor verschillende antibioticagroepen.

Typical side effects

$hippoKoptekst

Relatief frequent:

  • ototoxiciteit, bestaande uit reversibele en irreversibele vestibulaire en cochleaire toxiciteit;
  • renale toxiciteit (nefrotoxiciteit);
  • hypomagnesiëmie.

Minder frequent:

  • neuromusculaire blokkade (soms met apneu);

Literatuur

  1. Brunton LL, et al. (eds). Goodman & Gilman’s The pharmacological basis of therapeutics. 12th ed. New York: McGraw-Hill, 2011.
  2. Aronson JK, et al. (eds). Meyler’s side effects of drugs. 16th ed. Amsterdam: Elsevier, 2016.

Meer informatie

  • Ototoxiciteit is een belangrijke bijwerking van aminoglycosiden, allen beïnvloeden zowel de vestibulaire als cochleaire functie, maar er zijn relatieve verschillen in het zwaartepunt van de effecten. Gentamicine veroorzaakt primair vestibulaire toxiciteit terwijl amikacine en neomycine primair meer cochleaire toxiciteit geven [1,2]. Tobramycine beïnvloedt beide in gelijke mate [1].
    • De cochleaire toxiciteit begint vaak met fantoomgeluid in het hoge frequentiebereik (tinnitus aurium). Als de toediening niet gestaakt wordt kan zich na een aantal dagen gehoorverlies ontwikkelen, bij progressie wordt ook het lagere frequentiebereik aangedaan [1].
    • Vestibulaire toxiciteit begint vaak met een matig intense hoofdpijn, gevolgd door een acute fase met misselijkheid, braken en evenwichtsstoornissen, gevolgd door chronische labyrinthitis (ca. 2 mnd.) waarbij er moeite is met lopen en het maken van plotse bewegingen, gevolgd door een compensatoire fase. Deze is adequater in jongeren dan in ouderen, maar kan toch onvoldoende zijn voor de hoge mate van coördinatie die sommige taken vergen. Herstel van deze fase kan 12–18 maanden duren, vaak is er permanente restschade. Andere, minder frequent voorkomende uitingen van de vestibulaire toxiciteit zijn een wiegende rompbeweging (’pendular trunk movement’) en het optreden van een spontane nystagmus [1].
  • De nefrotoxiciteit (bij 8–26%) is dosisafhankelijk en uit zich na een paar dagen van behandelen in een milde nierinsufficiëntie die bijna altijd reversibel is. Na een aantal dagen is er verlies van renaal vermogen tot het concentreren van de urine, milde proteïnurie en verschijnen er hyaline en granulaire sedimenten in de urine. Na een additioneel aantal dagen van achteruitgang in de glomerulaire filtratiesnelheid, herstelt zich dit meestal, door regeneratie van de proximale tubuluscellen. Minder frequent komt ernstige acute tubulusnecrose voor. Het nefrotoxisch potentieel varieert tussen de aminoglycosiden en is het sterkst bij neomycine, dat hierom niet parenteraal wordt gegeven [1]. De nefrotoxiciteit van de verschillende aminoglycosiden is vergeleken in veel dierexperimentele onderzoeken. In afnemende volgorde: neomycine, gentamicine, tobramycine, amikacine [2]. Bij de mens is er sprake van discrepantie tussen de literatuur die er over beschikbaar is [1,2]. Geen van de aminoglycosiden kan als veilig beschouwd worden wat betreft het risico op nefrotoxiciteit.
  • Het optreden van neuromusculaire blokkade gebeurt meestal in combinatie met anesthesie of toediening van een ander middel met potentie tot neuromusculaire blokkade [1,2]. In afnemende potentie voor blokkade zijn de aminoglycosiden als volgt gerangschikt: neomycine, amikacine, gentamicine, tobramycine [1]. Het effect betreft een curare-achtige werking en deze is te antagoneren door toediening van calciumionen en (acetyl)cholinesteraseremmers [2](een bruikbaar voorbeeld is neostigmine). Patiënten met myasthenia gravis en andere neuromusculaire ziekten zijn in het bijzonder vatbaar voor de neuromusculaire blokkade [2].

Applicability