Geneesmiddelenoverzicht van ARB’s

Arb’s

Publish

Mechanism

$hippoKoptekst

Werkingsmechanisme

  • Angiotensinereceptorblokkers (ARB’s) grijpen evenals de ACE-remmers in op het renine-angiotensinesysteem, RAAS, maar dan op een andere plaats. ARB’s blokkeren selectief de angiotensine II-receptor (type I). Hierdoor remmen ze de werking van angiotensine II met als gevolg een remming van de aldosteronsecretie.

Effect

Bij hypertensie:

  • vasodilatatie en hierdoor verlaging van de bloeddruk.

Bij hartfalen:

  • afname van de harthypertrofie en van de hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen door remming van aldosteronsecretie;
  • afname van de nabelasting (’afterload’) door vasodilatatie.

Typical side effects

$hippoKoptekst

Relatief frequent:

  • (orthostatische) hypotensie;
  • (acute) achteruitgang van de nierfunctie;
  • toename van het serumkalium.

Minder frequent:

  • angio-oedeem (minder vaak dan bij ACE-remmers);
  • prikkelhoest (minder vaak dan bij ACE-remmers);
  • smaakstoornis.

Meer informatie

(Orthostatische) hypotensie in het begin van de behandeling, met name na een eerste dosis en na dosisverhoging, kan bij alle ARB’s optreden. Het komt vaker voor bij hoge reninespiegels (renovasculaire hypertensie, hartfalen) en bij bestaande natriumdepletie of hypovolemie, zoals het geval kan zijn bij diureticagebruik en lage zoutinname. Symptomen als duizeligheid, zwakte en zelden syncope kunnen hierbij optreden. In samenhang met hypotensie zijn ook tachycardie, angina pectoris, myocardinfarct en CVA gemeld. Daarom wordt aangeraden te beginnen met een lage dosering en deze voorzichtig te verhogen om hypotensieve reacties te vermijden.

ARB’s hebben een paradoxale invloed op de nierfunctie. Aan de ene kant kunnen ze bij nefropathie de proteïnurie verbeteren en een verdere achteruitgang van de nierfunctie afremmen. Aan de andere kant kunnen ARB’s de nierfunctie doen afnemen, speciaal bij een al verminderde nierfunctie of stenose in een nierarterie. Lokaal angiotensine II zorgt voor vernauwing van de postglomerulaire arteriolen en onderhoudt bij verminderde perfusiedruk de in belangrijke mate renale autoregulatie. In het algemeen blijft bij gebruik van ARB’s de nierfunctie onaangetast, maar bij arterievernauwingen in de nier (soms dubbelzijdig), en bij een pre-existente nierfunctiestoornis, is grote terughoudendheid geboden. De intraglomerulaire druk zal afnemen, evenals de glomerulaire filtratie. Indien eenzijdig nierlijden met arteriestenose klinisch niet wordt onderkend, kunnen ARB’s de nierfunctie ernstig, soms irreversibel, beschadigen. Bij eenzijdige nierarteriestenose kan functieverlies van deze ene nier optreden, zonder dat de creatinineconcentratie oploopt. Met name bij gegeneraliseerde atherosclerose dient men bedacht te zijn op nierarteriestenose(n). Volg de nierfunctie bij deze hoogrisico-groep en bij ouderen.

Bij een verminderde aldosteronsecretie kan het plasmakaliumgehalte toenemen, vooral bij diabetes of een verminderde nierfunctie.

Bijwerkingen als hypotensie, verslechtering van de nierfunctie en toename van het serumkalium treden vooral op bij behandeling van hartfalen, een situatie waarin het cardiovasculaire en renale systeem meer afhankelijk is van RAAS.

Bij oudere patiënten moet men – vooral bij hartfalen – met een zeer lage dosering beginnen. Ook de combinatie met een diureticum moet dan zeer voorzichtig worden toegepast. Er kan hier ernstige hypotensie ontstaan, omdat de afname van het effectief circulerende volume niet meer door het hart wordt gecompenseerd.

Angio-oedeem met zwelling van het gezicht, de lippen, tong, glottis en/of larynx is een zeldzame (minder vaak dan bij ACE-remmers) maar mogelijk fatale bijwerking en wordt bij ACE-remmers aan bradykinine-opeenhoping toegeschreven. Hoewel ARB’s in theorie geen invloed hebben op bradykinine, is ook bij ARB’s angio-oedeem gemeld en wordt dit mogelijk toch ook veroorzaakt door versterking van het effect van bradykinine. Meestal treedt angio-oedeem snel na het begin (≤ 7 dagen) van de behandeling op, soms binnen 48 uur. Er zijn echter ook gevallen beschreven waarin het angio-oedeem pas na jaren optrad. Na stoppen van de ARB verdwijnt het angio-oedeem binnen enkele dagen. Afrikaanse Amerikanen hebben 4,5× meer kans op angio-oedeem dan Kaukasiërs. De kans op het ontwikkelen van angio-oedeem is groter na angio-oedeem bij gebruik van een ACE-remmer.

Prikkelhoest komt bij gebruik van ARB’s veel minder vaak voor dan bij gebruik van ACE-remmers. Deze hoest reageert niet op hoestprikkeldempende middelen. Het is dus belangrijk deze hoest als bijwerking te herkennen. Men veronderstelt dat deels een versterking van het effect van bradykininen en mogelijk ook van prostaglandinen en ’substance P’ in de luchtwegen voor deze hoest verantwoordelijk is. De droge hoest ontstaat meestal binnen een maand nadat met een ARB is begonnen en verdwijnt veelal binnen 4 dagen na staken van de behandeling. Bij de meeste patiënten houdt het tijdens de behandeling aan; zelden verdwijnt het spontaan, soms wel na dosisreductie.

Bij gebruik van diverse ARB’s zijn smaakstoornissen gemeld. Het betreft hierbij zowel een verlies van smaak als een vermindering of verstoring van de smaak. Het achterliggende mechanisme is onbekend.

Literatuur:

  1. Aronson JK, et al. (eds). Meyler’s side effects of drugs. 16th ed. Amsterdam: Elsevier, 2016.
  2. Brunton LL, et al. (eds). Goodman & Gilman’s The pharmacological basis of therapeutics. 12th ed. New York: McGraw-Hill, 2011.

Applicability