Bifosfonaten

Publish

Mechanism

$hippoKoptekst

Werkingsmechanisme

  • Stikstofhoudende bisfosfonaten remmen het enzym farnesylpyrofosfaatsynthetase in de osteoclasten. Hierdoor worden de osteoclasten inactief en ondergaan uiteindelijk apoptose;
  • Bisfosfonaten die geen stikstof bevatten, worden intracellulair omgezet in niet-hydrolyseerbare ATP-metabolieten die cytotoxisch zijn voor osteoclasten.

Effect

  • vermindering van de botombouw.

Meer informatie

Bisfosfonaten zijn afgeleid van het natuurlijk voorkomende pyrofosfaat, dat de botmineralisatie remt. Ze hebben een remmend effect op de botresorptie door chemische adsorptie aan de hydroxyapatietkristallen in het bot. Ze worden snel in het bot opgenomen en vervolgens langzaam uit het botweefsel uitgescheiden. Op grond van de chemische structuur wordt een onderscheid gemaakt in stikstofhoudende bisfosfonaten (alendroninezuur, ibandroninezuur, pamidroninezuur, risedroninezuur, zoledroninezuur) en bisfosfonaten die geen stikstof bevatten (clodroninezuur).

Typical side effects

$hippoKoptekst

Relatief frequent:

  • maag-darmklachten: zuurbranden, oesofageale irritatie, oesofagitis, buikpijn, diarree (orale toediening);
  • griepachtige symptomen, vooral na de eerste toediening (intraveneuze toediening).

Minder frequent (ernstig):

  • osteonecrose van de kaak;
  • osteonecrose van de uitwendige gehoorgang;
  • atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen.

Meer informatie

Klachten van het maag-darmkanaal bij orale toediening kunnen met een zorgvuldige inname (inname met ruim water en niet gaan liggen totdat gegeten is) worden beperkt.

Osteonecrose van de kaak wordt het vaakst gezien bij gebruik van hooggedoseerde intraveneuze bisfosfonaten bij patiënten met maligniteiten (geschatte incidentie van 3-10%). Bij lager gedoseerde orale bisfosfonaten bij de behandeling van osteoporose wordt dit beeld ook gezien, maar slechts met een incidentie van rond de 0,1%3. De aandoening ontstaat soms in relatie tot een invasieve tandheelkundige ingreep, maar kan pas maanden na de ingreep ontstaan. Risicofactoren voor osteonecrose van de kaak zijn:

  • potentie van het middel (zoledroninezuur meest potent, stikstofloze clodroninezuur minst potent), toedieningsweg (meer kans bij i.v. toediening), cumulatieve dosis van botresorptietherapie;
  • maligniteit, comorbiditeit (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
  • gelijktijdig gebruik van immunosuppressiva, zoals corticosteroïden, angiogeneseremmers en cytostatica; radiotherapie van hoofd en hals;
  • voorgeschiedenis van gebitsaandoening, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen.

Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma.

Bij langdurig gebruik van bisfosfonaten zijn atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen gemeld na minimaal of geen trauma. Deze fracturen treden in veel gevallen bilateraal op. In tegenstelling tot de gebruikelijke heupfracturen kunnen er langdurig vaak beiderzijds optredende prodromale pijnen aan voorafgaan. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.

Literatuur:

  1. Goodman & Gilman’s. The Pharmacological Basis of Therapeutics, 12e editie.
  2. NHG-Standaard Fractuurpreventie. Tweede herziening. Huisarts Wet 2012; 55: 452-8.
  3. Franken AAM, Blijderveen NJC van, Witjes MJH, Netelenbos CJC. Bisfosfonaatgerelateerde osteonecrose van de kaak. Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A3077.

Applicability