Geneesmiddelenoverzicht van CYP3A-remmers

Een volledig overzicht van alle indicaties per geneesmiddel kunt u vinden in de geneesmiddelteksten.

Cyp3a-remmers

Publish

Mechanism

$hippoKoptekst

Werkingsmechanisme

Cobicistat:

  • remt selectief de CYP3A-subfamilie van enzymen. Hierdoor verhoogt het de systemische blootstelling van geneesmiddelen waarvan het werkzame bestanddeel voornamelijk wordt gemetaboliseerd door CYP3A. Cobicistat heeft zelf geen antivirale activiteit.

Ook ritonavir behoort tot deze groep, maar omdat het óók als HIV-proteaseremmer inzetbaar is (het heeft zelf dus ook antivirale activiteit), is ritonavir ingedeeld in de groep HIV-proteaseremmers. De toegepaste dosering voor de inzet als CYP3A4-remmer verschilt wel met die van de dosering benodigd voor adequate antivirale effectiviteit.

Effect

  • Cobicistat en ritonavir versterken de werkzaamheid van anti-retrovirale combinatietherapie (cART) bij een HIV-1-infectie.

Typical side effects

$hippoKoptekst

CYP3A4-remmers worden ingezet om de plasmaspiegel van andere geneesmiddelen te verhogen, de gevonden typerende bijwerkingen zijn dan ook vaak een afspiegeling van de middelen waarmee ze worden gecombineerd.

Waargenomen in diverse combinatieregimes (cART) zijn:

Relatief frequent:

  • bijwerkingen van het CZS; paresthesieën (3-51%), vermoeidheid (46%), duizeligheid (3-16%) [1,3];
  • huiduitslag (bij tot 28% van de patiënten bij ritonavir [1], ca. 5% bij cobicistat [2]);
  • gastro-intestinale bijwerkingen, zoals dyspepsie, misselijkheid, braken, diarree, flatulentie.

Minder frequent:

  • overgevoeligheidsreacties waaronder huiduitslag, anafylaxie, angio-oedeem, bronchospasme, erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnson-syndroom;
  • lipodystrofie ofwel redistributie van vetweefsel over het lichaam (’buffalo hump’, Cushing-achtig gelaat, perifere ’wasting’) [1,3];
  • immuunreconstitutiesyndroom: een ontstekingsreactie op een niet-actieve of nog resterende opportunistische infectie;
  • activatie van een auto-immuunaandoening;
  • verhoogde cholesterol en triglyceridenwaarden [1,3];
  • nefrotoxiciteit (cobicistat, bij combinatie met tenofovirdisoproxil), dit kan acuut nierfalen of het Fanconi-syndroom opleveren;
  • verlenging PQ-interval.

Meer informatie

De gastro-intestinale bijwerkingen van ritonavir kunnen vaker voorkomen bij het overstappen van de capsule naar de tabletformulering, door een hogere Cmax bij deze laatste formulering [3].

Ook paresthesieën kunnen vaker voorkomen bij de tabletformulering van ritonavir door de hogere Cmax.

Voorts is aangetoond dat cobicistat de geschatte creatinineklaring doet afnemen door remming van de tubulaire secretie van creatinine, zonder daarbij de renale glomerulaire filtratie te beïnvloeden. Het veroorzaakt een lichte stijging van de serumcreatinineconcentratie, vooral vroeg tijdens de behandeling. Bij een stijging van 26 micromol/l (3 mg/l) of meer is controle van de nieren aanbevolen.

Literatuur

  1. uptodate.com, Ritonavir Drug Info
  2. uptodate.com, Cobicistat Drug Info
  3. Brunton LL, et al. (eds). Goodman & Gilman’s The pharmacological basis of therapeutics. 12th ed. New York: McGraw-Hill, 2011.

Applicability