Geneesmiddelenoverzicht van oestrogenen

estradiol

  • Cetura

Toon indicaties

Toon geneesmiddelen

Toon geneesmiddelen

estradiol

  • Vagifem

Toon indicaties

Toon geneesmiddelen

estriol wordt voorgeschreven bij:

Toon geneesmiddelen

estriol

  • Synapause-E3

Toon indicaties

estriol wordt voorgeschreven bij:

Toon geneesmiddelen

Toon geneesmiddelen

Oestrogenen

Publish

Mechanism

$hippoKoptekst

Werkingsmechanisme

Oestrogenen binden aan de nucleaire oestrogeenreceptor en activeren deze; hierdoor wordt de synthese van specifieke eiwitten geïnduceerd. Oestrogenen spelen een belangrijke rol in het voortplantings-, bot-, cardiovasculair- en centrale zenuwstelsel bij vrouwen.

Oestrogenen:

  • stimuleren bij de vrouw de ontwikkeling en de handhaving van de primaire en secundaire geslachtskenmerken;
  • brengen veranderingen tijdens de menstruele cyclus tot stand: veroorzaken proliferatie van het endometrium, toegenomen afscheiding van het cervicale slijmvlies en verdikking van het vaginale slijmvlies.

Effect

Bij postmenopauzale vrouwen hebben exogene oestrogenen, door vervanging van het verlies aan eigen oestrogeenproductie, de volgende effecten:

Systemisch:

  • vermindering van vasomotore en urogenitale klachten;
  • tegengaan van versneld botverlies.

Vaginaal:

  • vermindering van urogenitale klachten.

Meer informatie

De bij de mens voorkomende oestrogenen zijn estradiol, estriol en estron; het belangrijkste oestrogeen bij de geslachtsrijpe vrouw is estradiol. Het wordt in de granulosacellen van rijpende follikels gevormd uit het precursorandrogeen testosteron, dat wordt gemaakt in de theca interna van de follikels.

Oestrogenen kunnen in drie groepen worden verdeeld:

  • de natuurlijke oestrogenen: estradiol, estriol, estron (in vrije en geconjugeerde vorm) en afgeleiden hiervan;
  • geconjugeerde equine oestrogenen;
  • de synthetische oestrogenen zoals ethinylestradiol.

Voor de (bij)werkingen van oestrogenen is het van belang onderscheid te maken tussen zowel het soort oestrogeen als de toedieningsroute.

Estradiol is biologisch het meest actieve oestrogeen. Na orale toediening wordt het echter voor een belangrijk deel in de darmwand en de lever omgezet in het zwakker werkende estron. Estriol is een kortwerkend oestrogeen en is daarom op gewichtsbasis het zwakst werkzaam; het wordt voornamelijk toegepast bij vaginale en urethra-vesicale klachten. Geconjugeerde oestrogenen bestaan uit een complex van oestrogenen (als synthetisch of natuurlijk preparaat), dat kan bestaan uit o.a. estronsulfaat en equilinesulfaat. Het synthetische ethinylestradiol heeft op gewichtsbasis berekend een sterk oestrogeen effect in vergelijking met estradiol.

Typical side effects

$hippoKoptekst

Relatief frequent (m.n. bij aanvang behandeling):

  • misselijkheid;
  • hoofdpijn;
  • gevoelige of gespannen borsten;
  • onregelmatig vaginaal bloedverlies (’spotting’).

Bij oestrogeensuppletie moet rekening worden gehouden met toename van de volgende (langetermijn-)risico’s:

  • endometriumhyperplasie en -carcinoom;
  • mamma- en ovariumcarcinoom;
  • veneuze trombo-embolie;
  • CVA.

Meer informatie

Oestrogeenmonotherapie vermeerdert de kans op endometriumhyperplasie en endometriumcarcinoom. Om deze reden moet oestrogeentherapie worden gecombineerd met continue of intermitterende toediening van progestagenen. Ook wordt bazedoxifeen in combinatie met geconjugeerde oestrogenen gebruikt ter preventie van endometriumhyperplasie. Bij afwezigheid van een uterus is een combinatie met progestagenen niet nodig en ongewenst; een uitzondering vormen vrouwen die op enig tijdstip behandeld zijn voor endometriose.

Het gebruik van oestrogeensuppletie (vooral in combinatie met een progestageen) vermeerdert de kans op mammacarcinoom. De toegenomen kans is binnen een paar jaar statistisch waarneembaar, neemt toe met een toenemende behandelduur en gaat na staken van de behandeling binnen vijf jaar terug naar normaal.

Gebruik van oestrogeensuppletie gaat tevens gepaard met iets meer kans op ovariumcarcinoom; deze risicotoename is binnen vijf jaar statistisch waarneembaar en neemt weer af na staken van de therapie.

Bij orale toediening van oestrogenen treedt stimulatie op van de productie van levereiwitten, zoals stollingsfactoren (dosisafhankelijk). Epidemiologische studies tonen aan dat hormonale suppletietherapie, met name in het eerste jaar, kan samengaan met een relatief groter risico (1,3–3× meer kans) van veneuze trombo-embolie (diepveneuze trombose of longembolie). Een belaste (familie)anamnese, ernstig overgewicht, roken en hogere leeftijd zijn risicofactoren voor veneuze trombo-embolie. Het risico kan tijdelijk toenemen door immobilisatie, operatie en grote traumata. Voor transdermale oestrogenen lijkt er geen toegenomen kans op veneuze trombo-embolie te zijn[2]. Transdermale oestrogenen komen via de huid direct in de bloedbaan en ondervinden dus geen first-pass-metabolisme; hierdoor zou er minder effect zijn op de stollingsfactoren in de lever.

De kans op een ischemisch CVA neemt vooral toe bij een hogere leeftijd.

Oraal gebruikte oestrogenen verhogen de uitscheiding van cholesterol in de gal. De kans op cholelithiasis neemt bij langdurig gebruik van oestrogenen enigszins toe.

Voorts lijkt de kans op dementie, waaronder de ziekte van Alzheimer, bij vrouwen vanaf 65 jaar met hormoonsuppletietherapie ongeveer verdubbeld te zijn.

Literatuur:

  1. Brunton LL, et al. (eds). Goodman & Gilman’s The pharmacological basis of therapeutics. 12th ed. New York: McGraw-Hill, 2011.
  2. NICE guideline ‘Menopause: diagnosis and management’ 2015.

Applicability