adenosine
Samenstelling
Adenocor Sanofi-Aventis
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof (i.v.)
- Sterkte
- 3 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor adenosine is geen advies over de plaats in de medicamenteuze behandeling vastgesteld.
Indicaties
- Snelle conversie naar een normaal sinusritme van paroxismale supraventriculaire tachycardie bij volwassenen en kinderen.
- Diagnosticum van supraventriculaire tachycardie met brede en smalle complexen en bij invasief cardiologisch elektrofysiologisch onderzoek.
Dosering
Toediening uitsluitend onder continue ECG-bewaking in een ziekenhuis. De adenosine-injectie direct in een ader of zo proximaal mogelijk via een intraveneuze lijn toedienen; hierna snel naspoelen met fysiologisch zout.
Conversie naar een normaal sinusritme:
Volwassenen:
begindosering 3 mg als snelle i.v. bolusinjectie in 2 s; indien binnen 1–2 min de tachycardie niet is verdwenen een tweede dosis van 6 mg als i.v. bolus toedienen en indien nodig na 1–2 min een derde dosis van 12 mg als snelle i.v. bolusinjectie. Indien met een bepaalde dosis zich echter een tweede- of derdegraads AV-blok ontwikkelt, geen hogere doses geven.
Kinderen:
begindosering 0,1 mg/kg lichaamsgewicht (max. 6 mg) als snelle i.v. bolusinjectie; indien geen of onvoldoende effect is opgetreden extra bolusinjecties geven met ophogingen van 0,1 mg/kg lichaamsgewicht per keer (max. dosis 12 mg).
Als diagnosticum van supraventriculaire tachycardieën:
Volwassenen:
totdat voldoende diagnostische informatie is verkregen het bovengenoemde schema met oplopende doses volgen. Indien met een bepaalde dosis zich echter een tweede- of derdegraads AV-blok ontwikkelt, geen hogere doses geven.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bradycardie, sinusarrest, overgeslagen hartslagen, atriale/ventriculaire extrasystolen, AV-blok, ventriculaire tachycardie. Dyspneu. Blozen. Pijn of drukkend/beklemmend gevoel op de borst.
Vaak (1–10%): hoofdpijn, duizeligheid, licht in het hoofd. Misselijkheid. Branderig gevoel op de toedieningsplaats. Bang gevoel.
Soms (0,1–1%): sinustachycardie, palpitaties. Druk op het hoofd. Wazig zien. Hyperventileren. Metaalsmaak. Transpireren, onaangenaam gevoel in de benen, armen of rug, pijn. Slap/onbehaaglijk gevoel.
Zeer zelden (< 0,01%): (ernstige) bradycardie (die niet gecorrigeerd wordt door atropine), atrium–/ventrikelfibrilleren, ’torsade de pointes’. Verergering van intracraniale hypertensie (gaat spontaan over). Bronchospasmen. Reacties op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: (ernstige) hypotensie, (fatale) asystolie/hartstilstand (m.n. bij een ischemische hartaandoening). Anafylactische reacties (incl. angio-oedeem en huidreacties zoals urticaria en huiduitslag). Syncope, convulsies (bij hiervoor vatbare patiënten). (Fatale) ademhalingsstilstand, (fatale) ademhalingsstoornissen. Braken.
Interacties
Vanwege een potentiëring van de werking van adenosine wordt gelijktijdig gebruik van dipyridamol afgeraden. Indien toediening van adenosine noodzakelijk is, dan het gebruik van dipyridamol 24 uur van tevoren staken of de adenosinedosering sterk verlagen.
Theofylline en andere xanthinederivaten zijn competitieve adenosine-antagonisten en dienen indien mogelijk ten minste 24 uur voor de toediening van adenosine te worden vermeden; voedingsmiddelen die xanthine bevatten (koffie, cola, thee, chocola) indien mogelijk 12 uur voor de adenosinetoediening staken.
Een interactie kan optreden met middelen die de hartgeleiding eveneens vertragen, zoals β-blokkers, verapamil, digoxine en de meeste anti-aritmica, maar ook met middelen die de hartgeleiding versnellen zoals β-sympathicomimetica en dopamine.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- tweede- of derdegraads AV-blok (behalve bij een pacemaker);
- sick-sinussyndroom (behalve bij een pacemaker);
- verlengd QT–interval;
- ernstige hypotensie;
- hartfalen;
- astma en andere obstructieve longaandoeningen.
Waarschuwingen
Toedienen onder continue ECG-bewaking vanwege de kans op levensbedreigende aritmieën en cardiale resuscitatiefaciliteiten dienen voor direct gebruik aanwezig te zijn.
Vanwege het mogelijke hypotensieve effect voorzichtig toedienen bij stenose van de hoofdstam van de linker coronair arterie, niet gecorrigeerde hypovolemie, hartklepstenose, links–rechts shunt, pericarditis, pericard–effusie, autonome disfunctie of arteria carotis stenose met cerebrovasculaire insufficiëntie.
Voorzichtig zijn bij het WPW-syndroom met episoden van atriumfibrilleren en -flutter en bij een recente harttransplantatie (< 1 jaar geleden); bij atriumfibrilleren/flutter en een accessoire geleidingsbundel kan tijdens de behandeling met adenosine de geleiding via de anomale baan toenemen, waardoor er meer kans is op ventrikelfibrilleren; bij een recente harttransplantatie in de anamnese kan de gevoeligheid voor adenosine sterk zijn toegenomen, waardoor het effect het drie- tot vijfvoudige is van normaal; de adenosinedosering dient dan te worden verlaagd. Tevens voorzichtig zijn bij geringe geleidingsstoornissen (eerstegraads AV–blok, bundeltakblok), omdat deze tijdelijk kunnen toenemen tijdens de injectie en bij een recent myocardinfarct of ernstig hartfalen.
De behandeling onderbreken bij het optreden van ernstige bradycardie; ernstige bradycardie kan het optreden van ’torsade de pointes’ bevorderen, met name bij een verlengd QT-interval. De toediening eveneens staken bij persisterende of symptomatische hypotensie.
Adenosine kan bronchospasmen veroorzaken of verergeren, bij gevoeligheid voor convulsies kan adenosine convulsies veroorzaken.
Overdosering
Neem voor informatie over een adenosinevergiftiging contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Anti-aritmicum. Purinenucleoside, dat – in diverse vormen – in alle lichaamscellen aanwezig is. Het vertraagt na snelle intraveneuze toediening de geleiding door de AV-knoop. Bij paroxismale supraventriculaire tachycardie kan het de re-entry circuits, waarbij de AV-knoop betrokken is, onderbreken en een normaal sinusritme herstellen. Als diagnosticum maakt het door tijdelijke vertraging van de AV-geleiding, de atriumactiviteit vanaf het ECG eenvoudiger te evalueren. In elektrofysiologische studies kan het helpen de plaats van het AV-blok te bepalen of na te gaan of geleiding ontstaat door een accessoire baan of via de AV-knoop.
Werking: na 1–2 minuten (anti-aritmisch).
Kinetische gegevens
Overig | Het wordt uit het plasma verwijderd door opname in de erytrocyten en endotheelcellen van de bloedvaten. |
Metabolisering | in farmacologische concentraties wordt het vnl. omgezet tot inactief inosine, dat weer wordt afgebroken tot hypoxanthine en urinezuur. In fysiologische concentraties wordt het intracellulair gefosforyleerd. |
T 1/2 | geschat op < 10 s. |
Geneesmiddelgroep
adenosine hoort bij de groep purinenucleoside.