Ataluren

Publish

Samenstelling

Translarna PTC Therapeutics International Ltd.

Toedieningsvorm
granulaat voor orale suspensie
Verpakkingsvorm
sachet à 125 mg, sachet à 250 mg, sachet à 1000 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ataluren vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor ataluren is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Indicaties

Spierdystrofie van Duchenne als gevolg van een nonsense-mutatie in het dystrofine-gen, bij ambulante patiënten van vijf jaar en ouder. De werkzaamheid is niet aangetoond bij niet-ambulante patiënten. De aanwezigheid van een nonsense-mutatie in het dystrofine-gen moet worden vastgesteld door middel van genetisch onderzoek.

Dosering

De behandeling alleen beginnen door een gespecialiseerde arts met ervaring is in de behandeling van spierdystrofie van Duchenne/Becker.

Klap alles open Klap alles dicht

Spierdystrofie van Duchenne:

5 jaar en ouder:

De aanbevolen dosis: 10 mg/kg lichaamsgewicht ’s ochtends, 10 mg/kg lichaamsgewicht ’s middags en 20 mg/kg lichaamsgewicht ’s avonds (totale dagelijkse dosis: 40 mg/kg lichaamsgewicht). met toedieningsintervallen van 6 uur tussen de ochtenddosis en de middagdosis, 6 uur tussen de middagdosis en de avonddosis en 12 uur tussen de avonddosis en de eerste dosis de volgende dag.

Verlate of gemiste dosis: Als de ochtend- of middagdosis < drie uur of de avonddosis < zes uur verlaat is, de volgende dosis op de gebruikelijke tijd innemen zonder het verdere doseringsschema te wijzigen. Als de ochtend- of middagdosis meer dan drie uur of de avonddosis meer dan zes uur verlaat is, de volgende dosis niet meer innemen maar het gewone doseringsschema hervatten. De patiënt mag geen dubbele of extra dosis innemen, als er een dosis is overgeslagen. Verhoging van de dosis tot boven de aanbevolen dosis kan gepaard gaan met een verminderde werkzaamheid.

Open de sachet alleen bij het klaarmaken van een dosis. Vermeng de inhoud met > 30 ml dun vloeibare voeding (zoals water, melk, vruchtensap) of drie eetlepels dik vloeibare voeding (yoghurt, appelmoes) zodanig dat de gehele dosis ingenomen wordt. Daarna mag de patiënt meer (dun of dik vloeibare) voeding tot zich nemen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): braken.

Vaak (1-10%): verminderde eetlust, hypertriglyceridemie, hoofdpijn, hypertensie, hoest, neusbloeding, misselijkheid, buikpijn, flatulentie, maagklachten, obstipatie, erytheem, pijn in de ledematen, skeletspierpijn op de borst, hematurie, enuresis, koorts, gewichtsafname.

Verder zijn gemeld: verhoogde concentratie triglyceriden en cholesterol; verandering in nierfunctietest (verhoogde waarden creatinine in serum, BUN, cystatine C).

Interacties

Gelijktijdig gebruik van intraveneuze aminoglycosiden is gecontra-indiceerd vanwege gevallen met verminderde nierfunctie bij gelijktijdig gebruik. Ook verminderen aminoglycosiden de ’read through’-activiteit van ataluren. Indien intraveneus aminoglycoside nodig is, de behandeling met ataluren tijdelijk staken en deze 2 dagen na de laatste toediening met aminoglycoside weer hervatten. Tijdens gebruik van ataluren zorgen voor voldoende hydratie.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van inductoren voor UGT1A9, of substraten van OAT1, OAT3 of OATP1B3. Ataluren is een substraat voor UGT1A9. Gelijktijdig gebruik met rifampicine (een sterke inductor van o.a. UGT1A9) verlaagde de blootstelling aan ataluren met 30%. Ataluren kan mogelijk ook OAT1, OAT3 en OATP1B3 remmen; ataluren verhoogde de blootstelling aan adefovir (dat voor actieve tubulaire secretie gebruik maakt van de OAT1-transporter) met 60%.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: onbekend (bij de mens); ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Gelijktijdig gebruik van intraveneuze aminoglycosiden.

Waarschuwingen

Controleer patiënten met nier- en leverinsufficiëntie zorgvuldig. Controleer serumcreatinine, BUN en cystatine C iedere 6–12 maanden of vaker indien nodig op basis van de klinische status. Controleer totaalcholesterol, LDL, HDL, en triglyceriden jaarlijks of vaker indien nodig op basis van de klinische status. Controleer bij comedicatie met corticosteroïden de bloeddruk elke 6 maanden of vaker indien nodig op basis van de klinische status.

De veiligheid en werkzaamheid bij patiënten van 65 jaar en ouder, patiënten met nier- en leverinsufficiëntie en bij kinderen van 6 maanden tot 5 jaar zijn nog niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met ataluren contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Bij een nonsense-mutatie in het DNA is er een voortijdig stopcodon in de genetische mRNA-code aanwezig, waardoor de aanmaak van een volledig eiwit niet mogelijk is; de translatie stopt voordat de volledige lengte van een eiwit is bereikt. Door interactie van ataluren met het ribosoom leest het ribosoom over het nonsense-stopcodon in het mRNA molecuul heen. Deze ribosomale ’read-through’ van mRNA resulteert in de productie van een eiwit van volledige lengte.

Het is geregistreerd onder zogenaamde ’voorwaardelijke toelating’, waarbij aanvullend bewijs over de voordelen van ataluren nog wordt afgewacht.

Kinetische gegevens

Resorptiegoed.
F≥ 55%
T max1,5 uur.
Metaboliseringvia conjugatie door met name UGT1A9 in de lever en darmen.
Eliminatieis waarschijnlijk afhankelijk van hepatische en intestinale glucuronidering gevolgd door renale klaring van de glucuronide metaboliet; < 1% onveranderd met de urine.
T 1/22–6 uur.