Botulinetoxine a

Publish

Samenstelling

Azzalure Ipsen Farmaceutica bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Verpakkingsvorm
flacon

Bevat per flacon: 125 Speywood-eenheden. 1 Speywood-E komt overeen met de gemiddelde letale dosis na intraperitoneale injectie bij muizen. Na reconstitutie bevat de gebruiksklare oplossing 10 E/0,05 ml. Bevat tevens: kleine hoeveelheid humaan albumine.

Bocouture Merz Pharmaceuticals GmbH

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Verpakkingsvorm
flacon 50 E, flacon 100 E

Bevat per flacon: resp. 50 en 100 eenheden botulinetoxine type A (150 kD). Na reconstitutie in resp. 1,25 ml en 2,5 ml bevat de gebruiksklare oplossing 40 E/ ml. Bevat tevens: humaan albumine.

Botox Allergan bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Verpakkingsvorm
flacon 100 E, flacon 200 E

Bevat per flacon: resp. 100 en 200 Allergan-eenheden. Bevat tevens: humaan albumine. De flacon 200 E is niet opgenomen in het GVS.

Dysport Ipsen Farmaceutica bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Verpakkingsvorm
flacon 300 E, flacon 500 E

Na reconstitutie bevat de gebruiksklare oplossing: 200 E/ml, of (indicatieafhankelijk) 500 E/ml. Bevat tevens: 125 microg humaan albumine.

Xeomin Merz Pharmaceuticals GmbH

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof
Verpakkingsvorm
flacon 50 E, flacon 100 E, flacon 200 E

Bevat per flacon: resp. 50 en 100 LD50-eenheden. Bevat tevens: humaan albumine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

botulinetoxine A vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Vóór gebruik van botulinetoxine A de voorgeschreven hoeveelheden eenheden controleren. De aanduiding voor de eenheid (E) is specifiek voor elk product. Verwisseling kan ernstige gevolgen hebben. Toediening onder elektromyografie-controle is noodzakelijk.

Bij blefarospasme, hemifacialisspasme (voorkeur boven operatieve interventie) en cervicale dystonie kan botulinetoxine A worden gezien als standaardtherapie. Er is vooralsnog geen voorkeur voor één van de preparaten uit te spreken.

Bij urgency-incontinentie is blaastraining eerste keus. Indien deze onvoldoende effectief is, ondersteun dan de behandeling met een oraal anticholinergicum met gereguleerde afgifte en/of eenmaal daagse dosering (darifenacine, fesoterodine, tolterodine, solifenacine). Bespreek regelmatig of het bereikte positieve effect opweegt tegen de bijwerkingen (droge mond, obstipatie, visusstoornissen, cognitieve stoornissen). Bij persisterende en refractaire urgency-incontinentie is een intravesicale injectie met botulinetoxine A een mogelijk alternatief; bespreek vooraf met de patiënt de mogelijke noodzaak van zelfkatheterisatie en het risico van urineweginfecties.

Migraineprofylaxe Metoprolol is het middel van eerste keus bij migraineprofylaxe. Bij een contra-indicatie voor of onvoldoende werkzaamheid van een β-blokker komen topiramaat of valproïnezuur als tweede keus in aanmerking. Voor botulinetoxine A is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Voor botulinetoxine A is voor hyperhidrose van de okselklieren en focale spasticiteit geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling. Evenmin is voor Azzalure en Bocouture een advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Indicaties

Neurologische aandoeningen:

  • blefarospasme;
  • hemifacialisspasme;
  • cervicale dystonie (spasmodische torticollis) bij patiënten van 12 jaar en ouder;
  • focale spasticiteit geassocieerd met spitsvoetmisvorming door spasticiteit bij ambulante kinderen (2 jaar en ouder) met spastische verlamming;
  • focale spasticiteit van pols en hand bij volwassenen na een CVA;
  • focale spasticiteit van de enkel bij volwassenen na een CVA;
  • spasticiteit van de arm na een CVA;
  • symptoomverlichting bij volwassenen met chronische migraine (≥ 15 dagen/maand hoofdpijn, waarvan ≥ 8 dagen migraine) die onvoldoende heeft gereageerd op migraineprofylaxe of daarvoor intolerant is.

Blaasaandoeningen:

  • idiopatische overactieve blaas met symptomen van urine-incontinentie, aandrang en frequente mictie bij volwassen patiënten die onvoldoende reageren op of gecontra-indiceerd zijn voor anticholinerge medicatie;
  • urine-incontinentie bij volwassenen met een neurogene overactiviteit van de detrusor als gevolg van een stabiel subcervicaal ruggenmergletsel of multipele sclerose;
  • neurogene blaas.

Huidgerelateerde aandoeningen:

  • persistente ernstige primaire bilaterale hyperhidrose van de okselklieren die het dagelijks leven verstoort en resistent is tegen een plaatselijke behandeling.

Azzalure en Bocouture: bij volwassenen jonger dan 65 jaar voor de tijdelijke verbetering van het uiterlijk van lijnen in het bovenste deel van het gezicht, als de patiënt hierdoor ernstig psychisch lijdt, door:

  • matig ernstige tot ernstige verticale rimpels tussen de wenkbrauwen (glabellalijnen) bij het fronsen (Azzalure en Bocouture);
  • matig ernstige tot ernstige laterale periorbitale lijnen (kraaienpootjes) die bij een volledige glimlach zichtbaar zijn (Bocouture);
  • matig ernstige tot ernstige horizontale voorhoofdslijnen die bij max. contractie zichtbaar zijn (Bocouture).

Dosering

De gebruikte eenheden zijn géén internationaal erkende. De geduide eenheden van de preparaten staan voor verschillende mate van werkzaamheid, waardoor de preparaten verschillen in sterkte en niet onderling uitwisselbaar zijn. Het toxinecomplex oplossen in 0,9% natriumchloride-oplossing. De arts dient ervaring te hebben met de toepassing van botulinetoxine. Omdat geen optimale doseringsniveau’s zijn vastgesteld, individueel via titratie de optimale dosering vaststellen.

Chronische migraine alleen behandelen onder toezicht van neurologen gespecialiseerd in chronische migraine.

Urine-incontinentie behandelen door artsen met ervaring met blaasdisfunctie.

Klap alles open Klap alles dicht

Blefarospasme:

Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar:

i.m in de M. orbicularis oculi: Botox: begindosering 3 injecties à 1,25–2,5 E (0,05–0,1 ml): lateraal en mediaal in het bovenste ooglid en lateraal in het onderste ooglid (max. 25 E per oog); telkens na 3 maanden de injecties herhalen; Botox max. 100 E per 12 weken.

Xeomin: startdosis 1,25–2,5 E (0,05–0,1 ml) per injectieplek (max. 25 E per oog); lateraal en mediaal in het bovenste ooglid en lateraal in het onderste ooglid en indien de spasmen daar het gezichtsvermogen belemmeren op extra plaatsen als in gebied van wenkbrauwen; zonodig herhalen na een individueel bepaald behandelinterval (ca. 3-4 maanden, maar een korter of langer interval is mogelijk); Xeomin max. 100 E per 12 weken.

Dysport: minimaal effectieve dosis 40 E per oog: 2 injecties in zowel het bovenste als onderste ooglid: mediaal 10 E (= 0,05 ml) en lateraal 10 E (= 0,05 ml). Doses van 80 en 120 E per oog leiden tot een sterker effect en een langer werkingsduur en meer lokale bijwerkingen. Max. dosis: 120 per oog. Dysport niet vaker dan iedere 12 weken herhalen, de dosis evt. verhogen tot 60 E per oog (mediaal 10 E (= 0,05 ml) en lateraal 20 E (= 0,1 ml)), 80 E (20 E zowel mediaal als lateraal, of tot 120 E per oog (mediaal 20 E en lateraal 40 E ).

Bij een unilateraal blefarospasme de behandeling beperken tot het aangedane oog.

Hemifacialisspasme:

De behandeling is gelijk aan die van een unilateraal blefarospasme.

Cervicale dystonie:

Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar:

Botox: in de eerste behandelronde in totaal < 200 E in de betrokken spieren, in de volgende rondes de dosis aanpassen op basis van respons; max. 50 E per injectieplaats, max. 100 E in M. sternocleidomastoideus; per sessie in totaal max. 300 E. Niet herhalen binnen 10 weken.

Xeomin: max. 50 E per injectieplaats, in totaal meestal < 200 E in de betrokken spieren; max. totale dosis: 300 E. Niet herhalen binnen 10 weken. M. sternocleidomastoideus niet bilateraal injecteren en met max 100 E.

Dysport: begindosering 500 E verdeeld over de twee of drie meest actieve nekspieren, zo nodig onder elektromyografische controle. Herhalingsinjecties 250–1000 E, als totale dosering; max. 1000 E niet vaker dan elke 12 weken.

Spastische verlamming bij:

Kinderen ≥ 2 jaar:

Botox: i.m in de M. gastrocnemius: bij hemiplegie starten met 4 E/kg lichaamsgewicht verdeeld over de aangetaste ledemaat; bij diplegie starten met 6 E/kg lichaamsgewicht verdeeld over beide aangetaste ledematen; max. totaal 200 E, zonodig na ten minste 3 maanden herhalen; een dosisschema met een interval van ten minste 6 maanden is ook mogelijk.

Focale spasticiteit van de onderste ledematen (met name enkel) na een CVA:

Volwassenen:

Botox: i.m.: 300 E verdeeld over 3 spieren (75 E in zowel de mediane en laterale kop van de M. gastrocnemius, 75 E in zowel de M. soleus en M. tibialis posterior; indien nodig de behandeling herhalen na tenminste 12 weken.

Spasticiteit van de arm na een CVA:

Volwassenen:

Dysport: 500-1000 E verdeeld over de geselecteerde spieren; aanbevolen dosis in de flexor carpi radialis (FCR) 100–200 E, de flexor carpi ulnaris (FCU) 100–200 E, de flexor digitorum profundus (FDP) 100–200 E, de flexor digitorum superficialis (FDS) 100–200 E, de flexor pollicis longus 100–200 E, de adductor pollicis 25–50 E, brachialis 200–400 E, brachioradialis 100–200 E, biceps brachii 200–400 E, pronator teres 100–200 E. Injecteer in de primaire beoogde spiergroep (FDP, FDS, FCU, FCR, brachialis of brachioradialis) en in tenminste 2 van de hierboven genoemde additionele spieren. Injecteer in de regel niet meer dan 1 ml aan volume op één injectieplaats; de injecties herhalen afhankelijk van de respons van de individuele patiënt, maar niet vaker dan iedere 12 weken.

Spasticiteit van de bovenste ledematen na een CVA:

Volwassenen:

Botox: i.m. afhankelijk van omvang, aantal en plaats van de betrokken spieren, ernst van de spasticiteit, aanwezigheid van lokale spierzwakte en de reactie op eerder behandelingen: in klinisch onderzoek zijn doses tussen 200-240 E verdeeld over geselecteerde spieren toegediend en is de behandeling herhaald na 12–16 weken.

Xeomin: i.m. afhankelijk van omvang, aantal en plaats van de betrokken spieren, ernst van de spasticiteit, aanwezigheid van lokale spierzwakte en de reactie op eerder behandelingen: in klinisch onderzoek was de minimum en maximum totale doses resp. 170 E en 400 E per behandelsessie. Niet herhalen binnen 12 weken.

Chronische migraine:

Volwassenen:

Botox: i.m. 5 E (0,1 ml) op 31-39 plaatsen in 7 specifieke, geselecteerde spiergroepen van het hoofd en de nek volgens een specifiek schema; in totaal 155-195 E; de behandeling herhalen na 12 weken.

Overactieve blaas:

Volwassenen:

Botox: i.m. 100 E/10 ml verdeeld over injecties van 0,5 ml (à 5 E) op 20 plaatsen in de M. detrusor met ongeveer 1 cm tussen de injectieplaatsen. In de blaas moet een fysiologisch zout oplossing zijn gebracht om de blaaswand in beeld te brengen; na de injecties deze niet draineren, om te testen of de patiënt de mictie onder controle heeft. Op 1–3 dagen vóór de behandeling, op de behandeldag en 1–3 dagen na de behandeling profylactisch antibiotica toedienen. Behandeling met plaatjesaggregatieremmers minstens 3 dagen voor de injectie stopzetten. Vóór de injecties kan men een verdund anestheticum in de blaas druppelen met of zonder verdoving. Nadat een verdund anestheticum in de blaas is gedruppeld spoelen met fysiologisch zoutoplossing. Na de laatste injectie de patiënt gedurende minstens 30 min observeren om te zien of een spontane mictie optreedt. Opnieuw injectie overwegen als het klinisch effect van de vorige afneemt, maar nooit eerder dan na 3 maanden, in de regel zal dit na 24 weken zijn.

Urine-incontinentie door neurogene overactiviteit van de detrusor:

Volwassenen:

Botox: i.m. 200 E/30 ml verdeeld over injecties van 1 ml (à 6,7 E) op 30 plaatsen in de M. detrusor met ongeveer 1 cm tussen de injectieplaatsen. In de blaas moet een fysiologisch zout oplossing zijn gebracht om de blaaswand in beeld te brengen; na de injecties moet deze gedraineerd worden. Op 1–3 dagen vóór de behandeling, op de behandeldag en 1–3 dagen na de behandeling profylactisch antibiotica toedienen. Behandeling met plaatjesaggregatieremmers minstens 3 dagen voor de injectie stopzetten. Vóór de injecties kan men een verdund anestheticum in de blaas druppelen met of zonder sedatie of algemene anesthesie. Nadat een verdund anestheticum in de blaas is gedruppeld spoelen met fysiologisch zoutoplossing. Na de injecties de patiënt gedurende minstens 30 min observeren. Opnieuw injectie overwegen als het klinisch effect van de vorige afneemt, maar niet eerder dan na 3 maanden.

Hyperhidrose van de okselklieren:

Volwassenen:

Botox: 50 E intradermaal per oksel verdeeld over verschillende plaatsen in het hyperhidrotische deel van de okselklieren. Volgende injectie toedienen als het effect van de vorige injectie verdwijnt en niet vaker dan 1×/16 weken.

Dysport: aanbevolen startdosis is 100 E/oksel, verdeeld over 10 intradermale injecties van 10 E per injectieplaats; indien nodig verhogen tot 200 E/oksel; max. 200 E/oksel. Volgende injecties indien nodig toedienen met intervallen van minstens 12 weken.

Matig ernstige tot ernstige rimpels in de glabella:

Volwassenen < 65 jaar:

Azzalure: i.m. 50 E verdelen over 5 injectieplaatsen: 2 injecties à 0,05 ml in elke M. corrugator en 1 in de M. procerus bij de nasofrontale hoek. Niet vaker dan om de 3 maanden herhalen; het behandelinterval is afhankelijk van de individuele reactie; in klinische studies was een optimaal effect zichtbaar tot 4 maanden na injectie.

Bocouture: i.m. 20 E verdelen over 5 injectieplaatsen: 2 injecties à 4 E/0,1 ml in elke M. corrugator en 1 in de M. procerus bij de nasofrontale hoek; indien nodig verhogen tot max. 30 E. Niet vaker dan om de 3 maanden herhalen.

Matige tot ernstige rimpels in de laterale periorbitale lijnen (kraaienpootjes):

Volwassenen < 65 jaar:

Bocouture: i.m. injectie à 4 E/0,1 ml in elk van de 3 injectieplaatsen: 1 injectie à 4 E/0,1 ml in de M. orbicularis oculi 1 cm lateraal van het benigne deel van de orbitale rand, de andere 2 injecties à 4 E/0,1 ml ongeveer 1 cm boven en onder het gebied van de eerste injectie. Niet vaker dan om de 3 maanden herhalen.

Matige tot ernstige horizontale voorhoofdslijnen:

Volwassenen < 65 jaar:

Bocouture: i.m. injectie à 2-4 E/0,05-0,1 ml in elk van de 5 injectieplaatsen ten minste 2 cm boven de orbitale rand: totaal 10-20 E. Niet vaker dan om de 3 maanden herhalen.

Bijwerkingen

De meeste bijwerkingen zijn inherent aan het werkingsmechanisme en/of de betrokkenheid van spiergroepen rondom de injectieplaats. Bij blefarospasme en/of hemifacialisspasme 35% bijwerkingen; bij cervicale dystonie 28%; bij hyperhidrose van de axillae 11%; bij spastische verlamming bij kinderen 17%; bij focale spasticiteit na CVA 16%; bij spasticiteit van de arm na een CVA 25%; bij eerste behandeling van overactieve blaas 26%, van urine incontinentie door overactiviteit van detrusor 32%, van chronische migraine 26%; bij verbetering van glabellalijnen 26%.

Zeer vaak (> 10%): virale infectie, oorontsteking, urineweginfectie. Spierzwakte, afhangend ooglid, slikstoornissen (met name bij cervicale dystonie; houdt meestal 2–3 weken aan en in incidentele gevallen tot 5 mnd. na injectie). Urineretentie, dysurie. Pijn of blauwe plekken op de injectieplaats.

Vaak (1-10%): rinitis, bovenste luchtweginfectie, bacteriurie. Duizeligheid, slaperigheid, paresthesie, hypertonie, hoofdpijn, hypo-esthesie, loopstoornis (met name bij spastische verlamming bij kinderen). Gezichtsparese, onvermogen de oogleden te sluiten (lagophthalmus), droge ogen, keratitis (punctata) fotofobie, overmatig traanvocht. Opvliegers. Droge mond, misselijkheid, obstipatie. Huiduitslag, jeuk, pijn op de huid, blauwe plek, purpura, niet-axillair zweten, alopecia, subcutane knobbel, abnormale lichaamsgeur. (Spier)pijn, nekpijn, spierspasmen. Urine-incontinentie, hematurie, blaasdivertikel, pollakisurie. Irritatie, gezichtsoedeem, asthenie, vermoeidheid, griepachtige symptomen, koorts (met name bij spasticiteit en soms bij cervicale dystonie). Bloeding of irritatie op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): depressie, slapeloosheid, gezichtsverlamming, amnesie. Ectropion, entropion, visusstoornissen. Vertigo. Orthostatische hypotensie. Dyspneu, dysfonie, orale paresthesie. Dermatitis, jeuk, ontsteking van gewricht of slijmbeurs, Oedeem (op injectieplaats).

Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties. Zwelling van het ooglid, nauwe-kamerhoekglaucoom.

Zeer zelden (< 0,01%): corneale ulceratie.

Verder is gemeld: anafylaxie, angio-oedeem, serumziekte, erythema multiforme, psoriasiforme dermatitis. Cardiovasculaire bijwerkingen (aritmieën, myocardinfarct) waarvan enkele met fatale afloop. Perifere neuropathie, spraakstoornis, vasovagale reactie, myasthenia gravis, brachiale plexopathie, zwakte van de arm, syncope. Hypoacusis, tinnitus. Andere maag-darmklachten. Anorexie. Zeer zelden bijwerkingen als gevolg van de verspreiding van toxine op afstand van de toedieningsplaats: verergerde spierzwakte, dysfagie, aspiratiepneumonie met in sommige gevallen een fatale afloop, dyspneu, respiratoire depressie, respiratoir falen. Hartfalen door overbelasting na injectie kan niet worden uitgesloten.

Interacties

Het effect van botulinetoxine kan theoretisch worden gepotentieerd door middelen die de neuromusculaire transmissie beïnvloeden, zoals tubocurarine-achtige spierverslappers, aminoglycoside antibiotica, lithiumzouten, cholinesteraseremmers.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren: verminderde vruchtbaarheid.
Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • Spierziekten zoals myasthenia gravis, amyotrofe laterale sclerose of het Eaton-Lambertsyndroom.
  • Tevens bij Botox bij de behandeling van blaasaandoeningen:
    • urineweginfectie op het tijdstip van behandeling;
    • acute urineretentie bij patiënten die zich niet routineus katheteriseren;
    • patiënten die wanneer nodig geen katheterisatie willen of kunnen starten.
  • Tevens bij Azzalure en Bocouture: infectie op de injectieplaats.
  • Tevens bij Xeomin: infectie op de plaats waar moet worden geïnjecteerd.

Waarschuwingen

Afhankelijk van de indicatie kan de rijvaardigheid en het bedienen van machines worden beïnvloed, gezien het optreden van asthenie, spierzwakte, duizeligheid en gezichtsstoornissen.

Wees voorzichtig bij ouderen, verzwakte patiënten, injectie in de buurt van de long of ander kwetsbaar weefsel, bij een ontsteking op de injectieplaats, een bloedingsstoornis, gebruik van antistolling, bij verhoogde zwakheid of atrofie in de doelpier en bij patiënten met een voorgeschiedenis van problemen met slikken of ademhaling. Bij ontstaan van problemen met slikken, praten of met de ademhaling dient de patiënt onmiddellijk medische hulp in te roepen.

Patiënten met subklinische of klinische bewijzen van een defecte neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis of Eaton-Lambertsyndroom), met perifere motorische neuropathische aandoeningen (bv. amyotrofe laterale sclerose of motorische neuropathie) en met onderliggende neurologische aandoeningen alleen onder supervisie van een gespecialiseerde arts en met grote voorzichtigheid behandelen.

Door herhaalde injecties kan het effect toe- óf afnemen. Te frequente toediening of hoge doses kan leiden tot vorming van antilichamen, waardoor resistentie kan ontstaan. De kans op de vorming van antistoffen minimaliseren door het injecteren met de laagste effectieve doses en op de langste klinisch geïndiceerde intervallen.

Wees bij focale spasticiteit voorzichtig bij patiënten met meer kans op vallen en bij patiënten met een significante comorbiditeit.

Bij blefarospasmeregelmatig controleren op het optreden van droge ogen. Wees voorzichtig bij meer kans op het ontwikkelen van gesloten kamerhoekglaucoom. Na een eerdere oogoperatie de gevoeligheid van de cornea testen, injectie in het onderste ooglid vermijden om een ectropion te voorkomen en een eventueel epitheeldefect behandelen. Ecchymosis kan worden geminimaliseerd door direct na de injectie druk uit te oefenen op de injectieplaats.

Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de behandeling staken en behandelen met adrenaline. Wees voorzichtig bij ontsteking of infectie van het te behandelen gebied, een voorgeschiedenis van een allergische reactie op botulinetoxine A.

Bij disfunctie van de blaas een cystoscopie met voorzichtigheid uitvoeren. Bij behandeling voor disfunctie van de blaas bij patiënten die zichzelf niet katheteriseren binnen 2 weken na de behandeling en indien nodig periodiek tot 12 weken, het residuele urinevolume na mictie meten. Bij optreden van een autonome dysreflexie bij urine-incontinentie door neurogene overactiviteit van de detrusor kan onmiddellijk medisch ingrijpen nodig zijn.

Azzalure en Bocouture worden niet aanbevolen bij een voorgeschiedenis van dysfagie en aspiratie.

Resten injectievloeistof moeten vóór het afvoeren door autoclavering of door toevoeging van een verdunde hypochlorietoplossing worden geïnactiveerd.

Zoals met alle intramusculaire toedieningen voorzichtig zijn bij verlengde bloedingstijd.

Er zijn meldingen geweest van (letale) bijwerkingen door toxineverspreiding naar andere plaatsen in het lichaam (met slikstoornis, pneumonie, krachtverlies).

De veiligheid en werkzaamheid voor de profylaxe van chronische spanningshoofdpijn, episodische migraine (< 15 dagen/maand) en van hoofdpijn door overmatig gebruik van geneesmiddelen is niet vastgesteld.

Niet gebruiken bij kinderen < 12 jaar, behalve bij toepassing voor spastische verlamming. Bij kinderen met ernstige spastische verlamming zijn er zeldzame, spontane meldingen van mortaliteit, soms in combinatie met het optreden van een aspiratiepneumonie. Wees voorzichtig bij kinderen met significante mentale retardatie, dysfagie of een recent antecedent van aspiratiepneumonie of longziekte. De veiligheid en werkzaamheid van Xeomin, Azzalure en Bocouture is niet aangetoond bij personen < 18 jaar en van Dysport niet bij de behandeling van kinderen < 12 jaar.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met botulinetoxine A contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

De gebruikte eenheden zijn specifiek voor één preparaat en niet uitwisselbaar met die van andere botulinetoxine-A-producten. Na binding aan de presynaptische membraan blokkeert botuline A-toxine het vrijkomen van acetylcholine door het splitsen van SNAP-25 (eiwit dat zorgt voor opslag en afgifte van acetylcholine in zenuwblaasjes) en verhindert zo de neuromusculaire prikkeloverdracht. Na i.m. injectie ontstaat hierdoor een lokale spierverlamming met (reversibele) atrofie. Herstel van de impulstransmissie vindt na i.m. injectie geleidelijk plaats, doorgaans na twaalf weken, wanneer zenuwuiteinden groeien en weer contact wordt gemaakt met de postsynaptische motorische eindplaat. Bij focale spasticiteit na een CVA is het gevolg van het verlagende effect op de spasticiteit van de pols en hand voor de activiteit van het dagelijkse leven onduidelijk.

Verder blokkeert botulinetoxine het vrijkomen van neurotransmitters die in verband worden gebracht met het ontstaan van pijn. De achtergrond voor het effect bij chronische migraine is niet volledig vastgesteld; de perifere sensitisatie wordt onderdrukt en daardoor de centrale sensitisatie geremd.

Na detrusor-injectie is er via remming van de afgifte van acetylcholine een effect op de efferente banen van detrusor-activiteit en worden afferente neurotransmitters en sensorische banen geremd.

Werking:

  • blefarospasme binnen drie dagen, max. na één tot twee weken;
  • cervicale dystonie en focale spasticiteit binnen twee weken, max. na vier tot zes weken, houdt gemiddeld twaalf weken (2–33 w.) aan;
  • hyperhidrose: meestal in de eerste week, max. na twee weken, houdt ca. 48 weken (Dysport), resp. gem. 7½ maand (Botox) aan;
  • bij spasticiteit van de arm na CVA na 1 week; houdt 12-16 weken aan, soms tot 20 weken;
  • bij een overactieve blaas of urine-incontinentie doorgaans na 2 weken, effect houdt bij instabiele blaas gemiddeld 166 dagen (24 weken) aan en bij urine-incontinentie 256-295 dagen;
  • bij behandeling van verticale rimpels tussen de wenkbrauwen (Azzalure, Bocouture) na 2–3 dagen, max. effect op dag 30, houdt tot 3 maanden aan;
  • bij behandeling van laterale periorbitale lijnen (kraaienpootjes) (Bocouture) na 6 dagen, max. effect op dag 14, houdt tot 4 maanden aan;
  • bij behandeling van horizontale voorhoofdslijnen (Bocouture) na 7 dagen, max. effect op dag 30, houdt tot 4 maanden aan.

De werkzaamheid van Bocouture was in subgroepanalyses bij patiënten > 50 jaar lager dan bij jongeren, en bij mannen lager dan bij vrouwen.