Daclatasvir

Publish

Samenstelling

Daklinza (als dihydrochloride) Bristol-Myers Squibb bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
30 mg, 60 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

daclatasvir vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de behandeling van chronische hepatitis C heeft een interferonvrije combinatie van direct werkende antivirale middelen (DAA’s) de voorkeur door het ontbreken van interferon gerelateerde bijwerkingen. Daclatasvir in combinatie met sofosbuvir (al dan niet met toevoeging van ribavirine) kan worden toegepast bij chronische hepatitis C genotype 1, genotype 3 of genotype 4. Zie voorts bv. rubriek 4 (therapie-naïeve patiënten), rubriek 5 (eerder behandelde patiënten) en rubriek 8 (gedecompenseerde cirrose) binnen de richtlijn Hepatitis C (pdf, 2MB, apr 2017).

Indicaties

  • Behandeling van chronische hepatitis C bij volwassenen, in combinatie met andere geneesmiddelen voor deze indicatie (zie rubriek Dosering). De werkzaamheid en veiligheid is niet vastgesteld bij HCV-infectie met gedecompenseerde leverziekte.

Dosering

Daclatasvir altijd innemen in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van een HCV-infectie.

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische hepatitis C:

Volwassenen:

Richtlijn: 60 mg 1×/dag, met of zonder voedsel. Een verlaging van de dosis wordt niet aanbevolen, tenzij in combinatie met sterke CYP3A4-remmers.

Genotype 1 of 4 zonder cirrose: de combinatie daclatasvir+sofosbuvir 12 weken toedienen. Overweeg een behandelduur van 24 weken bij patiënten met eerdere behandeling, inclusief een NS3/4A-proteaseremmer. Er zijn geen virologische richtlijnen voor het stoppen van de behandeling met deze combinatie.

Genotype 1 of 4 met gecompenseerde cirrose: de combinatie daclatasvir+sofosbuvir 24 weken toedienen. Overweeg een behandelduur van 12 weken bij niet eerder behandelde patiënten met cirrose en positieve prognostische factoren zoals het IL28B CC genotype en/of een lage virale belasting als uitgangswaarde. Er zijn geen virologische richtlijnen voor het stoppen van de behandeling met deze combinatie. Overweeg toevoeging van ribavirine bij vergevorderde leverziekte of andere negatieve prognostische factoren zoals ervaring met voorgaande behandeling

Genotype 3 met gecompenseerde cirrose en/of eerdere behandeling: de combinatie daclatasvir+sofosbuvir+ribavirine 24 weken toedienen. Er zijn geen virologische richtlijnen voor het stoppen van de behandeling met deze combinatie.

Genotype 4: combinatie daclatasvir+peginterferon α+ribavirine: richtlijn: alle drie de middelen tegelijk starten; daclatasvir 24 weken toedienen en peginterferon α en ribavirine 24–48 weken. Als in zowel behandelweek 4 als 12 HCV-RNA niet detecteerbaar is, alle drie de middelen 24 weken toedienen. Als niet detecteerbaar HCV-RNA wordt bereikt, maar niet in zowel behandelweek 4 als 12, dan na 24 weken daclatasvir stoppen en met peginterferon α en ribavirine doorbehandelen tot een totale behandelduur van 48 weken. Stopcriteria: het is niet waarschijnlijk dat een aanhoudende virologische respons wordt bereikt indien in behandelweek 4 het HCV-RNA > 1000 IE/ml is, derhalve alle drie de middelen stoppen; indien in behandelweek 12 het HCV/RNA ≥ 25 IE/ml is, alle drie de middelen stoppen; indien in behandelweek 24 het HCV/RNA ≥ 25 IE/ml is, peginterferon α en ribavirine stoppen (de behandeling met daclatasvir is op week 24 al voltooid).

In combinatie met sterke remmers van CYP3A4 (zie Interacties): verlaag de dosis daclatasvir naar 30 mg 1×/dag.

In combinatie met matig sterke inductoren van CYP3A4: verhoog de dosis daclatasvir naar 90 mg 1×/dag.

Indien ribavirine onderdeel is van de combinatiebehandeling; de ribavirinedosis is afhankelijk van het lichaamsgewicht (1000 mg bij < 75 kg of 1200 mg ≥ 75 kg, verdeeld over twee doseringen/dag).

Gemiste doses: indien binnen 20 uur na het geplande tijdstip bemerkt wordt dat een dosis niet is ingenomen, deze alsnog meteen innemen. Indien meer dan 20 uur verstreken zijn, de dosis niet meer innemen en doorgaan met de volgende geplande dosis.

De werkzaamheid van een herbehandeling met daclatasvir (als onderdeel van een combinatietherapie) is niet vastgesteld.

De tablet in verband met de onaangename smaak in zijn geheel, zonder kauwen of fijnmalen, innemen met water.

Bijwerkingen

Mede afhankelijk van de gekozen combinatie van middelen:

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Vermoeidheid, hoofdpijn.

Vaak (1–10%): verminderde eetlust. Droge mond, gastro-oesofageale refluxziekte, braken, buikpijn, diarree, obstipatie, flatulentie. Duizeligheid, migraine. Slapeloosheid, angst, depressie, prikkelbaarheid. Hoesten, dyspneu, inspanningsdyspneu, neusverstopping. Droge huid, jeuk, huiduitslag, alopecia. Artralgie, myalgie. Opvliegers. Anemie (indien in combinatie met ribavirine).

Het veiligheidsprofiel van daclatasvir + peginterferon α + ribavirine was in de klinische onderzoeken vergelijkbaar met peginterferon α + ribavirine.

Zie voor de mogelijke bijwerkingen van de middelen die in combinatie met daclatasvir gebruikt worden ook:

Interacties

Combinatie met amiodaron wordt ontraden wanneer de behandeling van chronische hepatitis C bestaat uit een combinatie van sofosbuvir + daclatasvir, vanwege het optreden van ernstige bradycardie en AV-blokkade (zie ook Waarschuwingen en voorzorgen).

Daclatasvir is een substraat voor CYP3A4 en Pgp. Combinatie met sterke inductoren van CYP3A4 én Pgp is vanwege de vermindering van werkzaamheid gecontra-indiceerd; voorbeelden zijn fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, rifampicine, rifabutine, systemisch dexamethason en sint-janskruid. Bij combinatie met de matig sterke CYP3A4-inductor efavirenz de dosering van daclatasvir verhogen (zie rubriek Dosering).

Bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers de dosering van daclatasvir verlagen; voorbeelden zijn boceprevir, atazanavir+ritonavir, cobicistat, claritromycine, systemisch ketoconazol, itraconazol, posaconazol en voriconazol (zie rubriek Dosering). Wegens gebrek aan gegevens wordt combinatie met darunavir+ritonavir, lopinavir+ritonavir, etravirine of nevirapine niet aanbevolen. Wees voorzichtig met de combinatie met matig sterke CYP3A4-remmers zoals de calciumantagonisten (diltiazem, nifedipine, amlodipine, verapamil), erytromycine en grapefruitsap.

Daclatasvir remt Pgp; wees vanwege een verhoging van de blootstelling voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die gebruik maken van Pgp en een smalle therapeutische breedte hebben zoals digoxine (start met de laagst mogelijke dosering en controleer serumspiegels), dabigatran, colchicine, paclitaxel en vincristine.

Daclatasvir remt tevens de transporteiwitten OATP1B1, OCT1 en BCRP. Wees voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die van deze transporteiwitten gebruik maken en een smalle therapeutische breedte hebben zoals rosuvastatine (en mogelijk ook andere statinen; combinatie kan resulteren in een verhoogde spiegel en meer kans op myopathie) en repaglinide.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onbekend. Bij dieren bij supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (misvormingen schedel, hersenen, gehemelte, ogen, neus, lip, ledematen, ribben en op cardiovasculair gebied).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 weken na de therapie.

Let ook op de informatie over het gebruik bij zwangerschap in de preparaatteksten van de geneesmiddelen waarmee daclatasvir kan worden gecombineerd:

Lactatie

Overgang naar de moedermelk: Bij de mens, onbekend. Bij dieren is een concentratie aangetroffen van 1,7 tot 2× de plasmaconcentratie van de moeder.
Farmacologisch effect: Bijwerkingen bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Gebruik ontraden.

Let ook op de informatie over het gebruik bij borstvoeding in de preparaatteksten van de geneesmiddelen waarmee daclatasvir kan worden gecombineerd:

Contra-indicaties

Zie de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Er is een aantal NS5A-polymorfismen dat leidt tot resistentie voor de combinatietherapie, voor meer informatie zie (rubriek 5.1 van) de productinformatie (CBG/EMA) van de fabrikant.

Er is weinig ervaring met de combinatie daclatasvir+sofosbuvir bij genotype 1-infectie en gecompenseerde cirrose. Het doseringsadvies van deze combinatie bij genotype 4-infectie is afgeleid van in vitro gegevens en van beschikbare klinische gegevens van de combinatie daclatasvir+peginterferon α+ribavirine.

Bij gebruik van de behandeling sofosbuvir + daclatasvir zijn bij combinatie met amiodaron diverse meldingen binnengekomen van het optreden van ernstige bradycardie en AV-blokkade. Amiodaron mag alleen worden gestart bij een therapie met sofosbuvir + daclatasvir als alternatieve anti-aritmica niet getolereerd worden of gecontra-indiceerd zijn. Bij het starten van de therapie sofosbuvir + daclatasvir bij patiënten die reeds amiodaron gebruiken kan binnen een paar uur tot twee weken na het starten de bradycardie optreden; observeer daarom de patiënt nauwkeurig en vooral tijdens deze periode. Omdat amiodaron een extreem lange halfwaardetijd heeft (20–100 dagen) deze observatie ook doen als sofosbuvir + daclatasvir wordt gestart bij een patiënt die in de afgelopen paar maanden is gestopt met amiodaron. Patiënten met meer kans op bradyaritmieën gedurende 48 uur continu controleren in een passende klinische setting. Laat de patiënt zich direct melden indien zich symptomen van bradycardie en hartblok voordoen.

Er zijn nog veel onzekerheden over het gebruik van daclatasvir bij genotype 2-infecties. Daclatasvir is niet onderzocht bij genotype 5- en 6-infecties. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij een gelijktijdige infectie met het hepatitis B-virus (HCV/HBV-infectie) en bij een gelijktijdige infectie met het HIV (HCV/HIV-infectie). De werkzaamheid en veiligheid zijn ook niet vastgesteld bij pre-, peri- of post-levertransplantatiepatiënten. Er zijn weinig klinische gegevens over het gebruik bij een leeftijd ≥ 65 jaar. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 jaar).

Overdosering

Symptomen
bij doseringen tot 200 mg werden geen symptomen anders dan de bijwerkingen gezien.

Therapie
er is geen specifiek antidotum voor daclatasvir. Gezien de sterke eiwitbinding en het hoge molecuulgewicht is het onwaarschijnlijk dat dialyse de plasmaconcentratie van daclatasvir aanzienlijk verlaagt.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met daclatasvir contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Remt het niet-structureel eiwit 5A (NS5A), een multifunctioneel eiwit dat een essentieel onderdeel is van het hepatitis C-virus (HCV)-replicatiecomplex. Daclatasvir remt hiermee zowel de virale RNA-replicatie als de assemblage van het virusdeeltje.

Kinetische gegevens

T max1–2 uur.
Fca. 67%; minder bij inname met een vetrijke maaltijd.
V dca. 0,67 l/kg.
Eiwitbindingca. 99%.
Metaboliseringgedeeltelijk; voornamelijk door CYP3A4.
Eliminatieca. 88% met de feces (53% onveranderd), 7% met de urine (vnl. onveranderd).
T 1/2el12–15 uur.