Danaparoïde

Publish

Samenstelling

Orgaran (Na-zout) Aspen Pharma Trading Limited

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
1250 AXa-E (= Antifactor Xa-eenheden)/ml
Verpakkingsvorm
ampul 0,6 ml

Conserveermiddel: natriumsulfiet.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

danaparoïde vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Een veneuze trombo-embolie of longembolie kan behandeld worden met een direct werkend oraal anticoagulans (DOAC) of met de combinatie van een laagmoleculairgewicht heparine (LMWH) en een vitamine K-antagonist (VKA) als initiële behandeling, gevolgd door een 3–6 maanden durende onderhoudsbehandeling met een VKA.

Danaparoïde is een alternatief voor de LMWH bij heparine-geïnduceerde trombocytopenie.

Indicaties

  • Profylaxe van diepveneuze trombose (DVT) in situaties waar heparine beter niet gebruikt kan worden, bijvoorbeeld bij heparine-geïnduceerde trombocytopenie (HIT).
  • Behandeling van trombo-embolische aandoeningen bij patiënten die met spoed een parenteraal toegediend anticoagulans nodig hebben door het ontstaan of een voorgeschiedenis van HIT.

Dosering

Als profylaxe bij patiënten zonder verhoogd bloedingsrisico wordt aanbevolen de eerste gift als intraveneuze injectie te geven en de volgende doses subcutaan. Bij patiënten met een verhoogd bloedingsrisico worden alle doses subcutaan toegediend.

Klap alles open Klap alles dicht

Profylaxe DVT bij patiënten zonder HIT:

Volwassenen:

s.c: In het algemeen 750 AXa-E . 2×/dag gedurende max. 14 dagen, tenzij langer vereist als geen antitrombotisch alternatief voorhanden is. Bij operatiepatiënten de laatste pre-operatieve dosis 1–4 uur vóór de operatie geven.

Kinderen 9–17 jaar en lichaamsgewicht < 55 kg:

s.c: 20–25 AXa-E/kg/dag op geleide van de plasma anti-Xa-concentratie (plasma anti-Xa-activiteit 0,1-0,4 E/ml).

Kinderen 3–8 jaar:

Er zijn geen gegevens over toediening bij deze leeftijdscategorie beschikbaar.

Kinderen ≤ 2 jaar:

s.c: 8–144 AXa-E/kg/dag op geleide van de plasma anti-Xa-concentratie (plasma anti-Xa-activiteit 0,1-0,4 E/ml).

Profylaxe DVT bij acute HIT ≤ 3 mnd. voor opname (zonder trombo-embolie):

s.c: 750-1250 AXa-E 3×/dag gedurende 7–10 dagen, tenzij langer vereist als geen antitrombotisch alternatief voorhanden is. Bij operatiepatiënten de laatste pre-operatieve dosis 1–4 uur vóór de operatie geven.

Profylaxe DVT bij HIT > 3 maanden voor opname:

s.c.: 750 AXa-E 2×/dag gedurende 14 dagen, tenzij langer vereist als geen antitrombotisch alternatief voorhanden is. Bij operatiepatiënten de laatste pre-operatieve dosis 1–4 uur vóór de operatie geven.

Behandeling trombo-embolische complicaties bij patiënten met HIT of een voorgeschiedenis van HIT:

Volwassenen:

i.v.: 2250 AXa-E (< 55 kg 1500 AXa-E, > 90 kg 3750 AXa-E) i.v. als een bolus, gevolgd door i.v. infusie van 400 AXa-E per uur gedurende 4 uur, daarna 300 AXa-E per uur gedurende 4 uur, vervolgens onderhoudsdosering 150-200 AXa-E per uur gedurende 5-7 dagen, tenzij langer vereist als geen antitrombotisch alternatief voorhanden is. Wanneer het intraveneuze doseringschema niet meer nodig geacht wordt, kunnen patiënten overgaan op orale anticoagulantia, of op danaparoïde 750 AXa-E s.c., 2–3×/dag.

Kinderen 9–17 jaar en lichaamsgewicht < 55 kg:

i.v.: 30 AXa-E/kg i.v. als bolus, vervolgens i.v. infuus van 29–130 E/kg/dag, op geleide van de plasma anti-Xa-concentratie (plasma anti-Xa-activiteit 0,4-0,7 E/ml na i.v.-bolus, 0,4-0,8 E/ml steady state).

Kinderen < 9 jaar:

Volgens de fabrikant zijn er geen gegevens over toediening als behandeling beschikbaar voor deze leeftijdscategorie. Volgens het Kinderformularium van het NKFK, vanaf 7 maanden tot 18 jaar: 30 AXa-E/kg/dosis éénmalig; onderhoudsdosering: 1,2-2,0 AXa-E/kg/uur als continu infuus. Dagelijkse controle van de anti-Xa-activiteit geïndiceerd; streefwaarde: 0,4-0,8 E/ml.

Overschakelen van danaparoïde op orale anticoagulantia bij behandeling van trombo-embolische complicaties bij HIT of een voorgeschiedenis van HIT:

Volwassenen:

Pas indien adequate antitrombotische controle is bereikt. Bij gebruik van 750 AXa-E s.c. 2-3×/dag: orale anticoagulantia starten 72–96 uur vóór het staken van de toediening van danaparoïde. Bij gebruik van 1250 AXa-E s.c. 2-3×/dag de dosering eerst terugbrengen tot 750 AXa-E s.c. 2-3×/dag. Orale anticoagulantia starten 72–96 uur vóór het staken van de toediening van danaparoïde. Bij i.v. toediening van danaparoïde kunnen de orale anticoagulantia worden toegevoegd aan het infuus (max. snelheid 300 AXa-E/uur), welke dient te worden gestopt wanneer de INR binnen de beoogde grenzen is. Bij een groot bloedingsrisico het infuus stoppen en 750 AXa-E danaparoïde s.c. 2-3×/dag geven en 24 uur later de orale anticoagulantia starten óf het infuus stoppen, geen danaparoïde geven en orale anticoagulantia 12 uur later starten.

Profylaxe: Lichaamsgewicht > 90 kg of milde tot matige nierinsufficiëntie: Controleer de plasma-anti-Xa-activiteit 3-5 dagen na de start van de behandeling. Als deze binnen de beoogde grenzen valt, is verdere controle niet nodig. Als deze hierbuiten valt, de dosering aanpassen en opnieuw controleren na 2-3 dagen.

Profylaxe: De beoogde plasma-anti-Xa-spiegels dienen niet > 0,8 anti-Xa-E/ml te zijn, bij bloedingen niet > 0,4 anti-Xa-E/ml.

Gebruik als behandeling: De beoogde plasma-anti-Xa-spiegels dienen ≤ 1,0 anti-Xa-E/ml te zijn 5-10 minuten na de bolus en 0,5-0,8 anti-Xa-E/ml tijdens het onderhoudsinfuus.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): trombocytopenie, heparine geïnduceerde trombocytopenie. Huiduitslag. Bloedingen in het operatiegebied of op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): overgevoeligheid. Purpura, jeuk, urticaria. Reactie op de injectieplaats. Hematoom na verrichting, operatieve hemorragie.

Zelden (0,01-0,1%): auto-immuun trombocytopenie.

Interacties

Voorzichtig bij gelijktijdige toediening van stoffen die de bloedstolling kunnen beïnvloeden, zoals orale anticoagulantia, trombocytenaggregatieremmers, NSAID’s en dextranen, alsmede van stoffen met ulcerogene werking zoals corticosteroïden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken (wanneer geen ander antithromboticum kan worden gebruikt bv. bij HIT).

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer geringe mate.
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk, omdat de zeer kleine hoeveelheid uit de moedermelk gehydrolyseerd wordt in de maag van de baby.
Advies: Kan gebruikt worden als geen ander antithromboticum kan worden gebruikt bv. bij HIT.

Contra-indicaties

  • eerder opgetreden trombocytopenie door heparine(-achtige anticoagulantia) bij een positieve in vitro aggregatietest met danaparoïde (tenzij de patiënt ook een actieve trombose heeft en er geen alternatieve antitrombotische behandeling mogelijk is);
  • ernstige bloedstollingsstoornissen, tenzij tevens HIT aanwezig is en geen alternatieve antitrombotische behandeling mogelijk is;
  • recente (< 1 w.) of actieve bloeding, tenzij de patiënt ook HIT heeft en er geen alternatieve antitrombotische behandeling mogelijk is;
  • hemorragisch CVA in de afgelopen 3 maanden;
  • ernstige ongecontroleerde hypertensie;
  • retinopathie door diabetes mellitus;
  • ernstige lever- of nieraandoeningen, tenzij tevens HIT aanwezig is en geen alternatieve antitrombotische behandeling mogelijk;
  • acute bacteriële endocarditis, tenzij de patiënt ook HIT heeft en er geen alternatieve antitrombotische behandeling mogelijk is;
  • actief ulcus in het maag-darmkanaal, tenzij dit de reden voor operatie is;
  • beschadiging aan het centraal zenuwstelsel of de hersenen, operaties aan ruggenmerg en ogen, tenzij de patiënt ook HIT heeft en er geen alternatieve antitrombotische behandeling mogelijk is.

Bij gebruik als behandeling van trombo-embolische aandoeningen tevens:

  • loco-regionale anesthesie bij geplande operatieve ingrepen.

Waarschuwingen

De antifactor Xa-activiteit van danaparoïde vertoont een ander verband met de klinische effectiviteit dan die van (laagmoleculaire) heparine(n).

Voorzichtig toepassen bij een matige nier- en/of leverfunctiestoornis met verminderde bloedstolling, bij lumbaal punctie, spinale of epidurale anesthesie, bij ulcera van het maag-darmkanaal in de anamnese of andere ziekten die kunnen leiden tot verhoogd gevaar van bloedingen in een vitaal orgaan of gebied. Bij compressie van het centrale zenuwstelsel (door een hematoom in het ruggenmerg) regelmatig controleren op tekenen van neurologische uitval.

Natriumsulfiet kan bij daarvoor gevoelige personen (m.n. asthmatici) bronchospasmen en/of anafylactische shock veroorzaken.

Na toediening is de bepaling van de protrombinetijd en de Trombotest 5 uur lang onbetrouwbaar.

Danaparoïde heeft een lage incidentie van trombocyten-kruisreactiviteit (< 10%) met plasma van patiënten die gesensibiliseerd zijn voor heparine; vóór toepassing bij deze patiënten kruisreactiviteit met een in-vitro-test uitsluiten. Vóór behandeling treedt bij ca. 5%, tijdens behandeling bij ca. 3% kruisreactie van danaparoïde met het heparine-geïnduceerde antilichaam op. Tijdens de eerste week van de behandeling de trombocytenaantallen dagelijks controleren, tijdens de tweede en derde week om de dag en daarna wekelijks tot maandelijks. Wanneer danaparoïde toch gestart wordt bij een positieve kruisreactietest, het aantal trombocyten dagelijks controleren. Bij optreden van antilichaamgeïnduceerde trombocytopenie de behandeling staken.

Overdosering

Neem voor informatie over een overdosering met danaparoïde contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Antithromboticum. Mengsel van laagmoleculaire gesulfateerde glycosaminoglycuronanen, voornamelijk bestaand uit heparansulfaat en dermatansulfaat. Heeft bij therapeutische doseringen geen of slechts een gering effect op de hemostatische plugvorming, de bloedplaatjesfunctie en -aggregatie en geen duidelijk effect op de bloedingstijd. Het heeft een hoge ratio in antifactor Xa/antitrombine-activiteit, resulterend in remming van de trombine- en trombusvorming.

Kinetische gegevens

Fs.c. ca. 100% .
T maxs.c. 4–5 uur.
Eliminatievnl. met de urine.
T 1/2elca. 25 uur (plasma-anti-Xa activiteit), ca. 7 uur (trombinevorming-remmende activiteit), onafhankelijk van dosering en toedieningsweg.