Foscarnet

Publish

Samenstelling

Foscavir (tri-Na-zout) Clinigen Healthcare Ltd.

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
24 mg/ml
Verpakkingsvorm
fles 250 ml

Bevat tevens: natrium 5,5 mg/ml.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

foscarnet vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de behandeling van cytomegalovirus-retinitis zijn intraveneuze toediening van ganciclovir en foscarnet even effectief. De toxiciteit van ganciclovir geeft minder snel aanleiding tot stoppen van de therapie dan die van foscarnet.

Voor de onderhoudsbehandeling van cytomegalovirus-retinitis is orale toediening van valganciclovir een alternatief voor intraveneuze toediening. Orale toediening heeft een groter gebruikersgemak, bovendien treden (ernstige) bijwerkingen minder frequent op.

Een cutane herpes-infectie verloopt in het algemeen niet ernstig en geneest meestal spontaan. Volstaan kan worden met een indrogende crème of gel met zinkoxide of zinksulfaat. Eventueel kan hier lidocaïne aan worden toegevoegd. Ten slotte kan paracetamol of een NSAID als pijnbestrijding worden gebruikt. Orale antivirale behandeling met een nucleoside-analogon (aciclovir, famciclovir of valaciclovir) komt alleen in aanmerking bij ernstige klachten, bij herpes zoster in het hoofd-halsgebied, bij ouderen, tijdens de zwangerschap (herpes genitalis) of indien een ernstig beloop te verwachten is, bijvoorbeeld bij immuungecompromitteerde patiënten. Gezien het gebruiksgemak gaat de voorkeur uit naar famciclovir of valaciclovir. Een orale antivirale behandeling is slechts zinvol indien gestart binnen een bepaalde termijn na het verschijnen van de eerste symptomen. De lengte van deze termijn hangt af van het type infectie (herpes simplex of zoster, primo-infectie of recidief) en de immuunstatus van de patiënt. Zie voor meer informatie hierover: huidinfectie (herpes).

Indicaties

  • Inductie- en onderhoudsbehandeling van cytomegalovirus (CMV) viremie en cytomegalovirusziekte bij een hematopoëtische stamceltransplantatie (HST);
  • Inductie- en onderhoudsbehandeling van cytomegalovirus-retinitis bij AIDS-patiënten;
  • Inductiebehandeling van CMV-infecties in het hoge en lage maag-darmkanaal bij AIDS-patiënten;
  • Inductiebehandeling van aciclovir-resistente mucocutane Herpes simplex virusinfecties bij AIDS-patiënten.

Dosering

Let op!: tijdens de behandeling kan de nierfunctie verslechteren, waardoor dosisaanpassing nodig kan zijn.

Nefrotoxiciteit kan worden beperkt door adequate hydratie; aangeraden wordt 0,5–1,0 l fysiologisch zout per infuus toe te voegen (cave hypernatriëmie), orale hydratie is ook een mogelijkheid bij geschikte patiënten.

Bij het optreden van misselijkheid of paresthesieën aan de extremiteiten de snelheid van de infusie verlagen.

Klap alles open Klap alles dicht

CMV-viremie bij hematopoëtische stamceltransplantatie (HST)-patiënten:

Volwassenen:

Inductiebehandeling (min. 2 weken): intermitterend infuus: 60 mg/kg lichaamsgewicht iedere 12 uur met een infusieduur van ten minste 1 uur.

Onderhoudsbehandeling: 90–120 mg/kg 1×/dag met een infusieduur van ten minste 2 uur, 7 dagen/week, zo lang als nodig wordt geacht. Een nieuwe inductiebehandeling kan gegeven worden indien de infectie tijdens de onderhoudsbehandeling erger wordt.

Nierfunctiestoornissen: inductiebehandeling: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 45 mg/kg 2×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 35 mg/kg 2×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 25 mg/kg 2×/dag; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 20 mg/kg 2×/dag; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 15 mg/kg 2×/dag; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is bij iedere dosering ten minste 1 uur. Foscarnet wordt niet aanbevolen bij hemodialysepatiënten, de toe te dienen dosering is niet vastgesteld.

Nierfunctiestoornissen: onderhoudsbehandeling: creatinineklaring > 1,0– ≤ 1,4 ml/kg/min: 70–90 mg/kg 1×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 50–65 mg/kg 1×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 80–105 mg/kg 1×/48 uur; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 60–80 mg/kg 1×/48 uur; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 50–65 mg/kg 1×/48 uur; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is bij iedere dosering ten minste 2 uur. Bij een onderhoudsbehandeling volgend op de eerste inductiebehandeling, kies voor de dosering aan het begin van het bereik. Kies zo nodig, bv. na herhaalde inductiedosering, voor de hoogste waarde binnen het bereik, passend bij de nierfunctie van de patiënt.

CMV-ziekte bij HST-patiënten:

Volwassenen:

Inductiebehandeling (≥ 2–3 weken, afhankelijk van de klinische respons): intermitterend infuus: 60 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur met een infusieduur van ten minste 1 uur, of 90 mg/kg iedere 12 uur met een infusieduur van ten minste 2 uur.

Onderhoudsbehandeling: 90–120 mg/kg 1×/dag met een infusieduur van ten minste 2 uur, 7 dagen/week, zo lang als nodig wordt geacht. Een nieuwe inductiebehandeling kan gegeven worden indien de infectie tijdens de onderhoudsbehandeling erger wordt.

Nierfunctiestoornissen: inductiebehandeling: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 45 mg/kg 3×/dag of 70 mg/kg 2×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 35 mg/kg 3×/dag of 50 mg/kg 2×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 40 mg/kg 2×/dag of 80 mg/kg 1×/dag; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 30 mg/kg 2×/dag of 60 mg/kg 1×/dag; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 25 mg/kg 2×/dag of 50 mg/kg 1×/dag; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is ten minste 2 uur bij toediening 1× of 2×/dag of ten minste 1 uur bij toediening 3×/dag.

Nierfunctiestoornissen: onderhoudsbehandeling: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 70–90 mg/kg 1×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 50–65 mg/kg 1×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 80–105 mg/kg 1×/48 uur; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 60–80 mg/kg 1×/48 uur; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 50–65 mg/kg 1×/48 uur; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is bij iedere dosering ten minste 2 uur. Bij een onderhoudsbehandeling volgend op de eerste inductiebehandeling, een dosering kiezen aan het begin van het bereik. Kies zo nodig, bv. na herhaalde inductiedosering, voor de hoogste waarde binnen het bereik, passend bij de nierfunctie van de patiënt.

CMV-retinitis:

Volwassenen:

Inductiebehandeling gedurende 3 weken: intermitterend infuus: 60 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur met een infusieduur van ten minste 1 uur of 90 mg/kg iedere 12 uur met een infusieduur van ten minste 2 uur. Bij een moeilijk te behandelen recidiverende CMV-retinitis toevoeging van ganciclovir overwegen. Niet gemengd toedienen, in verband met fysische onverenigbaarheid van beide middelen.

Onderhoudsbehandeling: 90 mg/kg 1×/dag zo nodig, bv. na herhaalde inductiedosering, tot 120 mg/kg, met een infusieduur van ten minste 2 uur. Behandelen 7 dagen/week, zo lang als nodig wordt geacht. Bi Bij optreden van progressie van retinitis tijdens de onderhoudsbehandeling kan nogmaals een inductiebehandeling worden gegeven.

Nierfunctiestoornissen: inductiebehandeling: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 45 mg/kg 3×/dag of 70 mg/kg 2×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 35 mg/kg 3×/dag of 50 mg/kg 2×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 40 mg/kg 2×/dag of 80 mg/kg 1×/dag; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 30 mg/kg 2×/dag of 60 mg/kg 1×/dag; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 25 mg/kg 2×/dag of 50 mg/kg 1×/dag; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is minstens 2 uur bij toediening 1× of 2×/dag of minstens 1 uur bij toediening 3×/dag.

Nierfunctiestoornissen: onderhoudsbehandeling: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 70–90 mg/kg 1×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 50–65 mg/kg 1×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 80–105 mg/kg 1×/48 uur; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 60–80 mg/kg 1×/48 uur; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 50–65 mg/kg 1×/48 uur; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is bij iedere dosis ten minste 2 uur. Bij een onderhoudsbehandeling volgend op de eerste inductiebehandeling, een dosering kiezen aan het begin van het bereik. Kies zo nodig, bv. na herhaalde inductiedosering, voor de hoogste waarde binnen het bereik, passend bij de nierfunctie van de patiënt.

Inductiebehandeling bij CMV-infecties in het maag-darmkanaal:

Volwassenen:

Intermitterend infuus: 90 mg/kg iedere 12 uur met een infusieduur van ten minste 2 uur. In het algemeen treedt binnen 2–4 weken remissie van de symptomen op.

Nierfunctiestoornissen: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 70 mg/kg 2×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 50 mg/kg 2×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 80 mg/kg 1×/dag; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 60 mg/kg 1×/dag; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 50 mg/kg 1×/dag; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur is ten minste 2 uur.

Inductiebehandeling bij aciclovir-resistente mucocutane Herpes simplex virusinfectie:

Volwassenen:

Intermitterend infuus: 40 mg/kg iedere 8 uur met een infusieduur van ten minste 1 uur. Behandelduur: 2–3 weken of tot de laesies geheeld zijn.

Nierfunctiestoornissen: creatinineklaring > 1,0 – ≤ 1,4 ml/kg/min: 30 mg/kg 3×/dag; > 0,8 – ≤ 1,0 ml/kg/min: 20 mg/kg 3×/dag; > 0,6 – ≤ 0,8 ml/kg/min: 25 mg/kg 2×/dag; > 0,5 – ≤ 0,6 ml/kg/min: 20 mg/kg 2×/dag; > 0,4 – ≤ 0,5 ml/kg/min: 15 mg/kg 2×/dag; < 0,4 ml/kg/min: behandelen met foscarnet wordt niet aanbevolen. De infusieduur moet minimaal 1 uur zijn.

Herhaald behandelen, of een onderhoudsbehandeling met foscarnet tegen het optreden van recidief na het behandelen van een aciclovir-resistente HSV-infectie is nog onvoldoende onderzocht. Bij het optreden van een recidief opnieuw vaststellen dat het een aciclovir-resistente stam betreft; hetzij door onvoldoende effect van adequate behandeling met aciclovir (5–10 mg/kg gedurende 10 dagen), hetzij door in vitro testen.

Foscarnet i.v. toedienen, ofwel via een centraal veneuze lijn of direct in de ader. Bij toediening in een perifere ader de oplossing eerst verdunnen met fysiologisch zout of een 5% glucose-oplossing tot 12 mg/ml of minder in verband met de kans op tromboflebitis.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): granulocytopenie, anemie. Anorexie. Misselijkheid, braken, diarree. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesieën. Asthenie, koorts, rillingen, vermoeidheid. Huiduitslag. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie. Verhoogde creatininespiegel in bloed.

Vaak (1-10%): palpitaties, hypertensie, hypotensie. Sepsis. Convulsies, tremoren, afwijkende coördinatie, hypo-esthesie, onwillekeurige spiercontracties, perifere neuropathie. Nervositeit, angst, verwardheid, agitatie, agressie, depressie. Nierfunctiestoornissen, acute nierinsufficiëntie, polyurie, dysurie. Buikpijn, obstipatie, dyspepsie, pancreatitis. Spierpijn. Jeuk. Malaise, oedeem. Significante genitale irritatie en ulceratie (bij mannen én vrouwen) door de hoge concentratie foscarnet in de urine, met name na langdurige behandeling. Leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Hyponatriëmie, hyper- en hypofosfatemie. Gestoorde leverfunctie; verhoging in bloed van alkalische-fosfatase (AF) en lactaatdehydrogenase (LDH), stijgingen van ASAT, ALAT en γ-GT. Abnormaal elektrocardiogram. Lokaal op de toedieningsplaats: tromboflebitis.

Soms (0,1-1%): acidose. Stijging van amylase en creatinekinase in bloed.

Zelden (0,01-0,1%): diabetes insipidus.

Verder zijn gemeld: encefalopathie. Elektrocardiogram: verlengde QT-tijd, ventriculaire aritmieën. Slokdarmulceratie. Overgevoeligheidsreacties; toxische epidermale necrolyse. Spierzwakte, myopathie, myositis, rabdomyolyse. Renale pijn, renale tubulaire acidose, acute tubulusnecrose, kristal-nefropathie.

Interacties

Combinatie met andere nefrotoxische middelen (zoals aciclovir, aminoglycosiden, parenteraal amfotericine B, ciclosporine, methotrexaat en tacrolimus) vermijden; indien dit niet mogelijk is de nierfunctie zorgvuldig controleren en de dosering waar nodig aanpassen. Ook bij gelijktijdig gebruik met ritonavir of saquinavir is er meer kans op een gestoorde nierfunctie. Wees extreem voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van i.v. pentamidine vanwege een verstoring van de nierfunctie en omdat symptomatische hypocalciëmie kan optreden door verlaging van het geïoniseerde calcium door zowel foscarnet als pentamidine; wees eveneens voorzichtig met andere middelen die het calciumgehalte kunnen verlagen.

Indien diuretica nodig zijn, worden thiaziden aangeraden; vermijd lisdiuretica.

Er is géén farmacokinetische interactie met ganciclovir, vanwege fysieke onverenigbaarheid mogen beide geneesmiddelen echter bij de toediening níet met elkaar worden gemengd.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij subtherapeutische dosering schadelijk gebleken (skeletafwijkingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Vruchtbare vrouwen en seksueel actieve mannen moeten effectieve anticonceptie gebruiken tot zes maanden na de behandeling.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Staak het geven van borstvoeding voor de behandeling wordt gestart. Borstvoeding door vrouwen met een HIV-infectie wordt ontraden om overdragen van het HIV te voorkomen.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen absolute contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen

Foscarnet heeft de eigenschap om twee-waardige metaalionen, zoals calcium en magnesium, te binden. Wees vanwege de natriumbelasting tijdens het infuus voorzichtig bij aandoeningen van het hart- en vaatstelsel, zoals cardiomyopathie. De invloed van foscarnet op de elektrolyten- en mineralenhuishouding kan convulsies uitlokken; supplementen kunnen nodig zijn.

Wees in verband met nefrotoxiciteit voorzichtig bij een gestoorde nierfunctie. De nierfunctie (serumcreatinine), serumcalciumspiegel (in verband met kans op acute hypocalciëmie) en serummagnesiumspiegel nauwkeurig volgen; bij inductiebehandeling serumcreatinine om de dag controleren, bij onderhoudsbehandeling eenmaal per week; corrigeer deficiënties waar nodig. Bij een veranderende nierfunctie tijdens het behandelen, de dosering conform de voorschriften aanpassen.

Om minder kans te hebben op lokale irritatie en/of ulceratie van de genitalia, de patiënt adviseren te zorgen voor een goede persoonlijke hygiëne en de genitalia na elke mictie te reinigen.

Bij toediening voor CMV-viremie monitoren op orgaanspecifieke infectie; indien hier symptomen van optreden de dosering aanpassen conform voor de behandeling CMV-ziekte.

Bij persisterende immuundeficiëntie komen frequent recidieven voor omdat cytomegalovirus meestal een latente infectie veroorzaakt en foscarnet slechts virusstatisch werkzaam is. Indien de behandeling niet leidt tot een therapeutische respons of leidt tot een verslechterde conditie na initiële respons, kan dit komen voortkomen uit verzwakte gevoeligheid van het virus voor foscarnet; overweeg te stoppen met behandelen en over te gaan op een ander geschikt geneesmiddel.

Foscarnet wordt afgezet in de tanden, botweefsel en kraakbeen. Bij dieren is de afzetting groter bij jonge en groeiende dieren. Het effect van deze afzetting op de (menselijke) skeletontwikkeling is nog niet onderzocht.

De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen is nog niet vastgesteld.

Overdosering

Symptomen
acute hypocalciëmie (met o.a. tintelingen), convulsies en gestoorde nierfunctie.

Therapie
de eliminatie wordt bevorderd door hemodialyse.

Eigenschappen

Antivirale stof werkzaam tegen herpesvirussen (o.a. cytomegalovirus, herpes simplex virus (HSV) type 1 en 2, varicella zoster virus, Epstein-Barr virus) en sommige retrovirussen, incl. humaan immunodeficiëntie virus (HIV). De virusstatische werking berust waarschijnlijk op remming van virale DNA-polymerasen (herpesvirussen) of van het ’reverse transcriptase’ (HIV). Foscarnet hoeft niet gefosforyleerd te worden door thymidine kinase en is daarom, in ieder geval in vitro, werkzaam tegen HSV mutanten die thymidine kinase deficiënt zijn. CMV stammen die resistent zijn tegen ganciclovir, zijn meestal gevoelig voor foscarnet.

Kinetische gegevens

V d0,4–0,6 l/kg.
Overigdoor de moleculaire overeenkomst met fosfaat en pyrofosfaat wordt een deel (max. 20% van de cumulatieve dosis) opgeslagen in de botmatrix en komt hieruit geleidelijk vrij. Foscarnet gaat over in de cerebrospinale vloeistof (concentraties van 13–68% zijn waargenomen bij HIV-geïnfecteerde patiënten).
Metaboliseringniet.
Eliminatieonveranderd met de urine (glomerulaire filtratie en tubulaire secretie).
T 1/2elca. 18 uur.