Lithium

Publish

Samenstelling

Camcolit (carbonaat) Norgine bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
400 mg

Overeenkomend met 10,8 mmol Li+. De breukstreep op de tablet is alleen bedoeld voor het makkelijker doorslikken en niet geschikt voor de verdeling in gelijke doses. Camcolit heeft een eigen afgifteprofiel, waardoor het niet uitwisselbaar is met andere lithiumpreparaten.

Lithiumcarbonaat Capsules FNA (carbonaat) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Capsule FNA
Sterkte
100 mg, 150 mg, 225 mg, 300 mg

Overeenkomend met resp. 2,7 mmol Li+, 4 mmol Li+, 6 mmol Li+ en 8,1 mmol Li+. (Capsulae lithii carbonatis FNA).

Lithiumcarbonaat Tabletten (carbonaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
200 mg, 300 mg, 400 mg

Overeenkomend met resp. 5,4 mmol Li+, 8,1 mmol Li+ en 10,8 mmol Li+.

Priadel (carbonaat) Sanofi-Aventis

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
400 mg

Overeenkomend met 10,8 mmol Li+.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

lithium vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Omdat dit geneesmiddel voor meerdere indicaties in uiteenlopende doseringen kan worden voorgeschreven én er sprake is van een smalle therapeutische breedte of risico van ernstige bijwerkingen (toxiciteit), dient volgens de Regeling Geneesmiddelenwet de reden van voorschrijven op het recept te worden vermeld.

Het gebruik van lithium dient door of in nauw overleg met een gespecialiseerd arts met ervaring in de toepassing ervan te geschieden. De Commissie adviseert bij het instellen op een lithiumpreparaat op het kostenaspect te letten.

Zie tabblad ’Voor huisartsen’ voor meer informatie over lithiumgebruik op allesoverlithium.nl.

Als onderhoudsbehandeling van bipolaire stoornis, bij de acute manische fase en bij een bipolaire depressie is lithium een middel van eerste keus. Voor toepassing bij de manische fase behoort het met de antipsychotica en valproïnezuur tot de voorkeurmiddelen.

Bij de behandeling van depressie in de tweedelijnszorg kan bij non-respons op een antidepressivum lithium worden toegevoegd.

Offlabel: Sumatriptan s.c. en medicinale zuurstof, gasvormig, zijn middelen die in aanmerking komen voor de aanvalsbehandeling van clusterhoofdpijn. Verapamil is een werkzame profylaxe tijdens de clusterperiode.

Indicaties

  • De manische fase van een bipolaire stoornis (= manisch depressieve stoornis).
  • Preventie van manische en depressieve fase bij een bipolaire stoornis.
  • Preventie van recidiverende unipolaire depressieve episoden.
  • Offlabel: Profylaxe clusterhoofdpijn.

Dosering

Vanwege de smalle therapeutische breedte de dosering titreren en aanpassen op geleide van de plasmaspiegel. De plasmaspiegel kan veranderen bij: wijziging van lithiumformulering, significante bijkomende ziekte of infectie, vochtverlies (braken, diarree, toegenomen transpiratie), verandering in zout- of vloeistofinname, lichte tot matige nierfunctiestoornissen. Een aanpassing van de dosering kan nodig zijn. Controleer bij een lichte tot matige nierinsufficiëntie nauwlettend de lithiumspiegels.

De lithiumpreparaten verschillen o.a. in biologische beschikbaarheid en zijn daardoor niet onderling uitwisselbaar.

Klap alles open Klap alles dicht

Behandeling van acute manie en preventie van depressieve en manische fase bij bipolaire stoornis:

Volwassenen:

Startdosering: 600–1200 mg/dag in 1–2 doses, ouderen 400–1000 mg/dag in 1–2 doses; bepaal na 4 à 5, uiterlijk 7 dagen, de bloedspiegel; aanbevolen wordt de eerste 3 weken 2×/week de bloedspiegel te bepalen.

Kinderen 12–18 jaar:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: 600–1800 mg/dag in 1–2 doses (met gereguleerde afgifte) of 3–4 doses (zonder gereguleerde afgifte).

Kinderen 6–12 jaar:

Doseergegevens volgens het NKFK: 10–30 mg/kg/dag in 1–2 doses (met gereguleerde afgifte) of 3–4 doses (zonder gereguleerde afgifte).

Preventie van unipolaire depressie:

Volwassenen:

Startdosering: 600–1200 mg/dag in 1–2 doses, ouderen 400–1000 mg/dag in 1–2 doses; bepaal na 4–5, uiterlijk 7 dagen bloedspiegel; aanbevolen wordt de eerste 3 weken 2×/week de bloedspiegel te bepalen.

Offlabel: Clusterhoofdpijn:

Volwassenen:

Opbouwen tot 300–400 mg 3×/dag óf 1200 mg 1×/dag (Priadel), op geleide van controle van de dalspiegel (0,8–1,2 mmol/l). De dalspiegel wekelijks, of bij bereiken van een adequate spiegel maandelijks controleren.

Indien een toediening wordt vergeten, deze niet inhalen.

Bij staken de dosering geleidelijk afbouwen, met name bij hoge doses.

De tabletten met gereguleerde afgifte heel innemen (niet breken of kauwen) met wat koude vloeistof.

Bijwerkingen

Bij therapeutische plasmaspiegel: initieel misselijkheid, braken en diarree. Hypothyreoïdie (eventueel met struma). Polydipsie, polyurie. Concentratie- en geheugenstoornis (vooral bij ouderen), tremor van handen, myoclonus. Verhoging van talgproductie, acne, alopecia. Lichte agranulocytose.

Bij plasmaspiegel van 1,5–2 mmol/l:droge mond, anorexie, misselijkheid, braken, diarree. Spierslapte, Bij ouderen: reversibele delirante toestand met verwardheid, rusteloosheid en ataxie. Leukocytose.

Bij plasmaspiegel van > 2 mmol/l: fasciculaties, spiertrekkingen, hypertonie. Hyperreflexie, verwardheid, apathie, sufheid, coma.

Onafhankelijk van plasmaspiegel: vertigo, nystagmus, spraakstoornissen, metaalsmaak, delier, benigne intracraniale hypertensie, extrapiramidale aandoeningen, epileptiforme insulten, encefalopathie, cerebellair syndroom, vallen, perifere neuropathie, neuroleptisch maligne syndroom. Speekselvloed, buikpijn. Sinusknoopdisfunctie, cardiomyopathie, atrioventriculair blok, aritmie (met name bradycardie). Beenulcera, (verergering) psoriasis, jeuk, allergische huiduitslag, perifeer oedeem, urticaria, angio-oedeem (door één van de hulpstoffen), zelden myxoedeem. Rabdomyolyse. Neonataal onttrekkingssyndroom Verlaging van proteïnegebonden jodium, verhoogde opname van radioactief jood, euthyreoot struma, hypothyreoïdie, hyperthyreoïdie, hypercalciëmie, hypermagnesiëmie, hyperparathyreoïdie, diabetes insipidus. ECG- en EEG-veranderingen.

Bij langdurige behandeling (> 10 j.): renale microcysten, oncocytoom en niercarcinoom van de Bellini-buisjes (’collecting duct carcinoma’).

Verder zijn gemeld: Zelden cardiovasculaire verschijnselen (hartstilstand, ritmestoornissen, verlengd QT-interval, AV-blok, cardiomyopathie), hypotensie. Plotseling onverklaarbaar overlijden. Serotoninesyndroom. Tijdelijk geheugenverlies, onomkeerbare neurologische schade na lithiumintoxicatie (SILENT), encefalopathie, stupor, convulsies, Parkinsonisme. Scotomen, wazig zien. Auto-immuun thyreoïditis. Gastritis. Nefrotisch syndroom, nierfalen, dehydratie. Folliculitis. Seksuele disfunctie. Astenie, malaise. Toename van antinucleaire antilichamen. Hyperglykemie. Verhoogde ADH-spiegels.

Interacties

Invloed van andere middelen op lithium

Gelijktijdig gebruik met nefrotoxische middelen, diuretica (voor thiaziden), antibiotica (zoals metronidazol, tetracyclinen, cotrimoxazol, trimethoprim), NSAID’s (inclusief coxib’s), ACE-remmers, angiotensine-II-receptorantagonisten, topiramaat en middelen die elektrolytenbalans verstoren (zoals corticosteroïden) kan de lithiumspiegel verhogen.

Gelijktijdig gebruik met xanthinederivaten (zoals theofylline, cafeïne), middelen die veel natrium bevatten (zoals natriumwaterstofcarbonaat), koolstofanhydraseremmers en ureum kan de lithiumspiegel verlagen.

Gelijktijdig gebruik met antipsychotica (zoals haloperidol in hoge doses, olanzapine en clozapine), carbamazepine, fenytoïne, methyldopa, clonazepam, tricyclische antidepressiva, calciumantagonisten (verapamil, diltiazem) en middelen voor neuromusculaire blokkade kan symptomen van toxiciteit geven met een normale lithiumspiegel.

Invloed van lithium op andere middelen

Lithium kan de werking van neuromusculaire spierrelaxantia verlengen.

Overige interacties

Vermijd gelijktijdig gebruik van alcohol. Gelijktijdig gebruik met triptanen en serotonerge antidepressiva (zoals venlafaxine en SSRI’s) kan een serotoninesyndroom versnellen. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met middelen die de epileptische drempel verlagen, zoals antidepressiva, antipsychotica, anesthetica en theofylline. Lithium kan het QT-interval verlengen (vooral bij hogere plasmaspiegels), gelijktijdig gebruik met middelen die het QT-interval verlengen (zoals NYHA-klasse Ia- en III-anti-aritmica, arseentrioxide, chloroquine, chloorpromazine, claritromycine, domperidon, droperidol, erytromycine, haloperidol, methadon, pentamidine, pimozide en sotalol) vermijden.

Zwangerschap

Lithium passeert de placenta.
Teratogenese: Uit waarnemingen bij de mens zijn aanwijzingen verkregen dat de stof schadelijk is voor de vrucht; er is iets meer kans op congenitale afwijkingen van het cardiovasculaire systeem (in het bijzonder Ebstein-anomalie).
Farmacologische eigenschappen: Na chronische blootstelling tijdens het 2e en 3e trimester zijn cyanose, hypotonie, bradycardie, nefrogene diabetes insipidus en hypothyreoïdie gezien.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken; zorg voor zo laag en zo constant mogelijke plasmaspiegels. Gebruik indien mogelijk tabletten met gereguleerde afgifte of verdeel de dosis over meerdere kleine hoeveelheden.
Overig: Tijdens zwangerschap zowel lithiumspiegel als schildklierfunctie regelmatig controleren. Om cardiovasculaire afwijkingen bij de foetus op te sporen wordt uitgebreide echoscopie geadviseerd. Gelijktijdig gebruik met een diureticum of een natriumbeperkt dieet is gecontra-indiceerd. In het 2e en 3e trimester zal een hogere dosering nodig zijn vanwege een gestegen klaring. Overweeg om minimaal 48 uur voor de partus de dosering te verlagen om intoxicatie bij moeder en pasgeborene te voorkomen, omdat tijdens de partus de lithium-klaring weer op normale waarden zit. Na de bevalling zowel bij de moeder als bij de neonaat frequent de lithiumspiegel bepalen. Bij de neonaat tevens de schildklierfunctie controleren.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in belangrijke mate. De halfwaardetijd is bij de neonaat langer dan bij de moeder. Bij zuigelingen zijn bijwerkingen gemeld, met name wanneer ook sprake was van koorts en dehydratie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Indien toch borstvoeding wordt gegeven, controleer dan bij het kind lithiumspiegels en schildklierfunctie en let ten minste enkele dagen op toxische verschijnselen, koorts en dehydratie.

Contra-indicaties

  • ernstig gestoorde nierfunctie;
  • ernstige hartaandoening;
  • (ernstige) hersenbeschadiging;
  • onbehandelde of onbehandelbare hypothyreoïdie;
  • lage natriumspiegels ,zoals bij uitdroging, extreme transpiratie, natrium-arme diëten en de ziekte van Addison;
  • (familie-anamnese van) Brugada-syndroom.

Waarschuwingen

Een indicatie voor een behandeling met lithium dient door een psychiater te worden gesteld. Vóór aanvang en regelmatig tijdens behandeling de nier-, hart- en schildklierfunctie evalueren. Bij risicofactoren voor ECG-afwijkingen of symptomen van hartritmestoornissen is extra ECG-controle aangewezen. Het gebruik 24 uur voor grote operatieve ingrepen staken; bij kleinere ingrepen de vocht- en elektrolytenbalans monitoren.

De therapeutische breedte is gering en er bestaat gevaar van cumulatie. De plasmaspiegel wordt gemeten in een monster dat is afgenomen net voor inname van de volgende (ochtend)dosis (dalspiegel) en 12 uur na de laatste (avond)dosis. De plasmaspiegel dient in de acute fase van een bipolaire stoornis 0,8–1,2 mmol/l te bedragen, maximaal 1,5 mmol/l. Staak toediening ten minste 24 uur bij overschrijden van een plasmaspiegel van 1,5 mmol/l, ga daarna verder met lagere doses. Bij onderhoudsbehandelingen is een plasmaspiegel 0,6–0,8 mmol/l gebruikelijk. Bij kinderen en ouderen wordt gestreefd naar een spiegel van 0,4–0,8 mmol/l. Ouderen zijn extra gevoelig voor lithiumtoxiciteit en kunnen bijwerkingen vertonen bij plasmaspiegels die doorgaans worden verdragen door jongere patiënten. Houd bij een zoutarm dieet en bij aandoeningen die de water- en zoutbalans kunnen verstoren (griep, braken, langdurige diarree, urineweginfecties) en bij warm weer rekening met het ontstaan van lithiumintoxicatie.

De plasmaspiegels in het begin en na verandering van 1–2×/week bepalen totdat stabiele uitkomsten worden verkregen (bij een acute aanval van manie iedere tweede dag op hetzelfde tijdstip); daarna eenmaal per maand, bij goed ingestelde patiënten iedere 2–3 maanden 12 uur na de laatst ingenomen dosis. Frequentere controle is aangewezen bij: wijziging van lithiumformulering, significante bijkomende ziekte of infectie, vochtverlies (braken, diarree, toegenomen transpiratie), verandering in zout- of vloeistofinname, lichte tot matige nierfunctiestoornissen.

Tijdens een eventuele manische of depressieve fase de toediening niet onderbreken, omdat het doorgaans 6–12 maanden duurt voordat volledige profylaxe is verkregen.

Langdurige toediening van hoge doses kan een schadelijke werking op de nieren hebben; de nierfunctie na drie maanden en bij normale waarden vervolgens elke zes tot twaalf maanden controleren. Lithium wordt afgeraden bij congenitaal lang QT-syndroom of een AV geleidingsstoornis. Wees voorzichtig bij een familiegeschiedenis van hartstilstand of plotselinge dood. De schildklierfunctie na drie maanden en vervolgens elke zes tot twaalf maanden controleren. Vrouwen en personen tussen 40–60 jaar lopen meer kans op hypothyreoïdie, met name gedurende de eerste twee jaar. Bij aanhoudende hoofdpijn en/of visuele stoornissen rekening houden met benigne intracraniale hypertensie. Bij epilepsie is er meer kans op convulsies.

Er zijn relatief weinig gegevens over de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar, bij deze groep niet toepassen ter preventie van een unipolaire depressie.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling www.vergiftigingen.info en www.toxicologie.org/lithium.

Eigenschappen

Het werkingsmechanisme van lithium is grotendeels onbekend. Lithium is een element dat nauwe verwantschap heeft met natrium en kalium en met calcium en magnesium. Werking: acute fase: na 1–2 weken, volledige profylaxe: na 6–12 maanden.

Kinetische gegevens

Resorptievolledig.
T maxLithiumcarbonaat Caps./Tabl.: 1½–2 uur, Camcolit, Priadel: 2–3 uur.
OverigLithium wordt door het hele lichaam gedistribueerd. In de botten, schildklier en delen van de hersenen komen hogere concentraties voor dan in serum.
Eliminatievrijwel volledig via de nieren; 70–80% wordt in de tubuli teruggeresorbeerd, dit wordt beïnvloed door de natriumbalans.
T 1/212–48 uur.