metoprolol/hydrochloorthiazide
Samenstelling
Metoprolol/hydrochloorthiazide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
Bevat per tablet: metoprolol(succinaat) 95 mg (overeenkomend met metoprolol(tartraat) 100 mg), hydrochloorthiazide 12,5 mg.
Selokomb Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte ’ZOC’
Bevat per tablet: metoprolol(succinaat) 95 mg (overeenkomend met metoprolol(tartraat) 100 mg), hydrochloorthiazide 12,5 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
metoprolol/hydrochloorthiazide vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Bij hypertensie verlagen diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers en angiotensinereceptorblokkers (ARB’s) de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntenkenmerken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het verhogen van de dosis; tevens beperkt het de bijwerkingen als gevolg van een dosisverhoging. De vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
De combinatie van een β-blokker met een thiazide-diureticum heeft een glucoseverhogend effect en moet daarom worden vermeden bij patiënten die meer kans hebben diabetes mellitus te ontwikkelen.
Indicaties
- Hypertensie, die onvoldoende heeft gereageerd op adequate behandeling met een β-blokker of diureticum alléén.
Dosering
Hypertensie:
Volwassenen:
1 tablet 1×/dag, ’s morgens bij voorkeur tijdens het ontbijt. Dosering eventueel verhogen naar één keer per dag 2 tabletten.
Bij lichte tot matige leverfunctiestoornissen, kan een verlaging van de dosering nodig zijn; in dat geval is het combinatiepreparaat niet geschikt.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
De tabletten in zijn geheel innemen zonder kauwen; de ’ZOC’ tablet kan worden gehalveerd om het inslikken makkelijker te maken.
Bijwerkingen
Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen van metoprolol kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid.
Vaak (1–10%): duizeligheid, hoofdpijn. Bradycardie, palpitaties. Orthostatische hypotensie (zeer zelden met syncope), koude handen en voeten. Dyspneu bij inspanning. Misselijkheid, buikpijn, diarree, obstipatie. Hyperurikemie, hyperglykemie, glucosurie, hypokaliëmie.
Soms (0,1–1%): depressie, verminderde concentratie, slaperigheid, slapeloosheid, nachtmerries. Gewichtstoename. Paresthesie, spierkramp. Verslechtering hartfalen, eerstegraads hartblok, pericordiale pijn. Oedeem. Bronchospasmen. Braken. Huiduitslag zoals urticaria, psoriasisachtige en dystrofische laesies van de huid, toegenomen zweetproductie, fotosensibilisatie. Gebrek aan eetlust.
Zelden (0,01–0,1%): nervositeit, angst, seksuele disfunctie. Visusstoornissen, droge, geïrriteerde ogen, conjunctivitis. Cardiale geleidingsstoornis/aritmieën. Rinitis. Droge mond. Haaruitval. Leverfunctiestoornis. Trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose, aplastische anemie. Pancreatitis, intrahepatische cholestase, geelzucht. Necrotiserende vasculitis. Idiosyncrasie.
Zeer zelden (< 0,01%): geheugenstoornis, verwarring, hallucinaties. Oorsuizen. Hepatitis. Gangreen bij al bestaande ernstige perifere doorbloedingsstoornissen. Verergering van psoriasis. Artralgie. Smaakstoornis.
Verder zijn gemeld: acute myopie, acuut nauwe kamerhoekglaucoom. Cutane lupus erythematosus, systemische lupus erythematosus.
Voor andere bijwerkingen zie:
Interacties
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals diltiazem en vooral verapamil) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden; bij gestoorde hartfunctie is de combinatie gecontra-indiceerd. Ook is de combinatie met intraveneus verapamil of continue of intermitterende inotrope therapie met β–agonisten gecontra-indiceerd.
Het kaliumverlies (intra- en extracellulair) kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine en niet-depolariserende spierrelaxantia. Het effect op de kaliumhuishouding kan worden versterkt door gastro-intestinale aandoeningen of gelijktijdig gebruik van corticosteroïden of een kaliumarm dieet.
Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden.
Negatief-inotrope stoffen (inhalatie-anesthetica) of negatief-chrono- of dromotrope stoffen (membraanstabiliserende anti-aritmica) kunnen het effect versterken. De eliminatie van lidocaïne kan worden vertraagd.
NSAID’s kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Het effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden beïnvloed.
De renale lithiumklaring neemt af.
Sterke CYP2D6-remmers (zoals amiodaron, cimetidine, fluoxetine, paroxetine, sertraline, kinidine, ritonavir en terbinafine) en andere geneesmiddelen die voornamelijk door CYP2D6 worden gemetaboliseerd (zoals antihistaminica, sommige antidepressiva en antipsychotica, propafenon, COX-2-remmers) kunnen de bloedspiegel van metoprolol verhogen.
Hydralazine en alcohol versterken de werking. Wegens risico van ernstige reboundhypertensie voorzichtig zijn bij het staken van de combinatie met clonidine; daarom eerst de β-blokker stoppen.
Sympathicomimetica antagoneren de werking.
Zwangerschap
Hydrochloorthiazide passeert de placenta.
Teratogenese: Metoprolol: bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid (weinig gegevens). Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Hydrochloorthiazide: geen aanwijzingen voor schadelijkheid (beperkte gegevens).
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat o.a. nog optreden: hypotensie, bradycardie, ademhalingsproblemen en hypoglykemie; het pasgeboren kind strikt hierop controleren (metoprolol). Bij gebruik van hydrochloorthiazide rekening houden met afname van het circulerend maternaal bloedvolume en bij de neonaat met icterus neonatorum, trombocytopenie en verstoring van de elektrolytenbalans.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, waarbij controle nodig is van de intra-uteriene groei, hematocriet en op hypokaliëmie en hyponatriëmie.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in geringe mate (metoprolol, hydrochloorthiazide).
Farmacologisch effect: Verhoging vrij bilirubine (hydrochloorthiazide).
Overige: Hooggedoseerd kunnen thiazide-diuretica de melkproductie remmen door versterkte diurese.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Indien metoprolol/hydrochloorthiazide toch gebruikt dient te worden een zo laag mogelijke dosering geven.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom (zonder pacemaker);
- tweede- en derdegraads AV-blok;
- klinisch relevante sinusbradycardie;
- onbehandeld hartfalen;
- cardiogene shock;
- ernstige perifere circulatiestoornissen (M. Raynaud);
- ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), anurie;
- ernstig gestoorde leverfunctie;
- refractaire hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypercalciëmie;
- symptomatische hyperurikemie;
- vergevoeligheid voor thiazide-diuretica of sulfonamiden.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen
Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Instelling van de therapie dient onder controle te geschieden (bv. 1× per 2 weken gedurende 3–6 weken), indien vooraf geen monotherapie met een β-sympathicolyticum werd gegeven. Als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen per minuut, de dosering verlagen. Bij ’ernstiger’ bradycardie (< 50 slagen/min) de behandeling staken. Plotseling staken kan leiden tot aritmieën of verergering van angina pectoris. Beëindiging van de toediening daarom – zo mogelijk – geleidelijk in 1–2 weken.
Vanwege het effect op de kaliumhuishouding verdient het aanbeveling het serumkaliumgehalte tijdens behandeling te controleren en zo nodig te corrigeren.
Voorzichtig zijn bij astma en andere obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, metabole acidose, langdurig vasten, myasthenia gravis, diabetes mellitus en ’variant’ of Prinzmetal-angina pectoris. Frequente controle van diabetes mellitus is geïndiceerd, omdat het preparaat interfereert met de glucosestofwisseling en de werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen. Symptomen van hypoglykemie en hyperthyreoïdie worden gemaskeerd. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan zijn vertraagd, dit geldt voor selectieve β-blokkers in veel mindere mate.
Bij continuering van de toediening tijdens algehele anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Hydrochloorthiazide kan een positieve uitslag geven in een dopingtest.
De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen is niet vastgesteld.
Overdosering
Symptomen
bradycardie, AV–blok, verbreed QRS–complex, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, coma, shock, bronchospasme, verstoring van de water- en elektrolytenbalans.
Therapie
bij ernstige bradycardie en hypotensie: atropine i.v. en volumevergroting, zo nodig gevolgd door glucagon en intraveneuze toediening van catecholaminen (dobutamine, noradrenaline); bij onvoldoende effect fosfodiësterase III remmers toevoegen. Bij falende pompwerking een intra-aortale ballonpomp of extracorporale circulatie overwegen. Correctie van het serumcalcium dient te worden overwogen. Bronchospasmen herstellen met een bronchusverwijder.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Combinatie van een thiazide-diureticum en een lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). In de ’ZOC’-tablet en de generieke tablet met gereguleerde afgifte wordt alleen metoprololsuccinaat vanuit omhulde microgranules gereguleerd afgegeven.
Informatie over farmacokinetische eigenschappen:
Geneesmiddelgroep
metoprolol/hydrochloorthiazide hoort bij de groep bètablokker met diureticum.