Allergeenextract insectengif (parenteraal)

Publish

Samenstelling

Alutard SQ Giffen ’SQ 801 Bijengif’ ALK-Abelló bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’instelkuur’
Verpakkingsvorm
combinatieverpakking

Bevat per verpakking: 4 flacons à 5 ml in tienvoudig opklimmende sterkte te beginnen met 100 SQ-E/ml.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’vervolgkuur’
Sterkte
100.000 SQ-E/ml
Verpakkingsvorm
5 ml

Bevat per flacon: gif van honingbijen (Apis mellifera), immunochemisch en biologisch gestandaardiseerd. Het extract is geadsorbeerd aan aluminiumhydroxide. Conserveermiddel: fenol.

Alutard SQ Giffen ’SQ 802 Wespengif’ ALK-Abelló bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’instelkuur’
Verpakkingsvorm
combinatieverpakking

Bevat per verpakking: 4 flacons à 5 ml in tienvoudig opklimmende sterkte te beginnen met 100 SQ-E/ml.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’vervolgkuur’
Sterkte
100.000 SQ-E/ml
Verpakkingsvorm
5 ml

Bevat per flacon: gif van kortkopwespen (Vespula sp.), immunochemisch en biologisch gestandaardiseerd. Het extract is geadsorbeerd aan aluminiumhydroxide. Conserveermiddel: fenol.

Pharmalgen ’SQ 801 Bijengif’ ALK-Abelló bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’instelkuur’
Verpakkingsvorm
combinatieverpakking

Bevat per verpakking: 4 flacons met gevriesdroogd gif in tienvoudig opklimmende hoeveelheid, te beginnen met 0,12 microg (na reconstitutie met 1,2 ml solvens 0,1 microg/ml). Bevat 4 flacons à 5 ml solvens.

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’vervolgkuur’
Sterkte
100 microg/ml
Verpakkingsvorm
5 ml solvens

Bevat per flacon: gif van honingbijen (Apis mellifera), immunochemisch en biologisch gestandaardiseerd. Conserveermiddel: fenol.

Pharmalgen ’SQ 802 Wespengif’ ALK-Abelló bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’instelkuur’
Verpakkingsvorm
combinatieverpakking

Bevat per verpakking: 4 flacons met gevriesdroogd gif in tienvoudig opklimmende hoeveelheid te beginnen met 0,12 microg (na reconstitutie met 1,2 ml solvens 0,1 microg/ml). Bevat 4 flacons à 5 ml solvens.

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof (suspensie) voor s.c. toediening ’vervolgkuur’
Sterkte
100 microg/ml
Verpakkingsvorm
5 ml solvens

Bevat per flacon: gif van kortkopwespen (Vespula sp.), immunochemisch en biologisch gestandaardiseerd. Conserveermiddel: fenol.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

allergeenextract insectengif (parenteraal) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor allergeenextract insectengif parenteraal is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Indicaties

Behandeling van IgE gemedieerde allergie voor insectengif (van Hymenoptera), maar uitsluitend bij gegeneraliseerde allergische reacties (systeemreacties) in de anamnese en aangetoonde sensibilisatie tegen insectengif (wesp of bij) door middel van in-vivo en in-vitro testen.

Dosering

De hyposensibilisatie wordt uitgevoerd in twee fasen, een instelfase en een onderhoudsfase. De behandelduur is 3–5 jaar. Bij onvoldoende verbetering binnen een bepaalde termijn de behandeling staken.

Behandeling met één enkel preparaat heeft de voorkeur. Bij behandeling met meerdere preparaten, de verschillende injecties afzonderlijk geven op verschillende plekken om de reacties goed te kunnen onderscheiden. Er is meer kans op bijwerkingen. Bij allergie voor zowel bij als wesp eerst één instelfase voltooien, vervolgens starten met het andere allergeen. De injecties van beide onderhoudsbehandelingen verspreiden over 2–3 dagen.

De gegeven doseringsschema’s zijn een advies, de dosering moet bij iedere injectie individueel worden vastgesteld en is o.a. afhankelijk van de gevoeligheid van de patiënt (zie ook onder waarschuwingen en voorzorgen).

Klap alles open Klap alles dicht

Alutard:

Het instellen gebeurt door tijdens 15 wekelijkse bezoeken een injectie te geven. De injectie langzaam subcutaan toedienen in de strekzijde van de bovenarm. Instelfase: injectie 1: 20 SQ–E, injectie 2: 40 SQ–E, injectie 3: 80 SQ–E, injectie 4: 200 SQ–E, injectie 5: 400 SQ–E, injectie 6: 800 SQ–E, injectie 7: 2000 SQ–E, injectie 8: 4000 SQ–E, injectie 9: 8000 SQ–E, injectie 10: 10.000 SQ-E, injectie 11: 20.000 SQ-E, injectie 12: 40.000 SQ-E, injectie 13: 60.000 SQ-E, injectie 14: 80.000 SQ-E, injectie 15: 100.000 SQ-E. Er is ook een clusterschema (= snel titratieschema) beschikbaar welke alleen kan worden gegeven in het ziekenhuis onder gecontroleerde omstandigheden en aanwezigheid van resuscitatieapparatuur. Onderhoudsfase: bij voorkeur de maximaal te verdragen dosering, max. 100.000 SQ-E. Het toedieningsinterval stapsgewijs vergroten (met een week per keer) tot 4–6 weken.

Pharmalgen:

Het instellen gebeurt door tijdens 12 wekelijkse bezoeken een injectie te geven. De injectie langzaam subcutaan toedienen in de strekzijde van de bovenarm. Instelfase: conventioneel schema: injectie 1: 0,01 microg, injectie 2: 0,1 microg, injectie 3: 1 microg, injectie 4: 5 microg, injectie 5: 10 microg, injectie 6: 20 microg, injectie 7: 30 microg, injectie 8: 40 microg, injectie 9: 50 microg, injectie 10: 60 microg, injectie 11: 80 microg, injectie 12: 100. Er zijn ook twee (gemodificeerde) rush-schema’s (= snel titratieschema) beschikbaar, welke alleen kunnen worden gegeven in het ziekenhuis onder gecontroleerde omstandigheden en aanwezigheid van resuscitatieapparatuur. Onderhoudsfase: 100 microg of anders de maximaal te verdragen dosering. Het toedieningsinterval stapsgewijs vergroten (met een week per keer) tot 4–6 weken. Indien een allergische reactie optreedt na een insectenbeet bij de maximale dosis van 100 microg, de dosis voorzichtig verhogen tot 200 microg.

Vóór gebruik de flacon met injectievloeistof voorzichtig schudden (10–20× omkeren).

Vermijd op de dag van injectie lichamelijke inspanning, warme baden en alcohol.

Bijwerkingen

Zeer vaak: (> 10%): Lokale reacties: Zwelling rondom de injectieplaats, hoofdpijn.

Vaak (1-10%): roodheid, netelroos, jeuk en/of gevoeligheid rondom de injectieplaats, vermoeidheid (tot ca. 12 uur na de injectie), piepende ademhaling, dyspneu, hoesten, blozen, conjunctivitis, jeukende, rode of tranende ogen, diarree, braken, misselijkheid, verstoorde spijsvertering. Als late reacties tevens: algemene malaise.

Soms (0,1–1%): anafylactische reactie, rugpijn. Zelden (0,01-0,1%): anafylactische shock, immuuncomplexreacties (type III), zich uitend in koorts, exantheem, gewrichts– en spierpijn. Frequentie onbekend: duizeligheid, paresthesie, palpitaties, tachycardie, cyanose, hypotensie, bleekheid, ooglidoedeem, angio–oedeem, bronchospasme, verstopte neus, rinitis, droge keel, niezen, astma, zwelling van tong of lippen, beklemd gevoel in de keel, dyspneu, keeloedeem, larynxoedeem, irritatie van de keel, buikpijn, gewrichtspijn en –zwelling, verergering eczeem, erytheem, subcutane noduli op de injectieplaats (reversibel binnen 2–16 weken), jeuk.

Interacties

Gebruik van bètablokkers is gecontra–indiceerd, omdat het effect van adrenaline wordt verminderd (gebruikt bij de behandeling van een eventuele anafylactische shock). Ook gebruik van immunosuppressiva is gecontra–indiceerd.

Vaccinaties ten minste 7 dagen vóór of na de allergeeninjectie geven.

Overweeg om ACE-remmers te staken vanwege interferentie met bradykininen en neuropeptiden.

Tricyclische antidepressiva (zoals amitriptyline) en MAO-remmers kunnen de effecten van adrenaline (gebruikt bij de behandeling van een eventuele anafylactische shock) versterken.

Antihistaminica, bronchospasmolytica, cromonen en corticosteroïden kunnen de gevoeligheid voor allergenen beïnvloeden; bij staken van één van deze middelen kan een reductie van de allergeendosis nodig zijn.

Het gebruik van geneesmiddelen die aluminium bevatten (bv. antacida) vermijden bij aan aluminium geabsorbeerd allergeenextract.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Het instellen van een behandeling is gecontra–indiceerd. Een onderhoudsfase mag worden voortgezet, maar overweeg hierbij het risico voor moeder en kind bij optreden van een anafylactische shock.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • ernstig gestoorde nierfunctie;
  • ernstige hart- en vaataandoeningen (coronaire ziekten, ernstige hypertensie);
  • ernstige of moeilijk te behandelen astma, met name bij een FEV1 < 70% van de voorspelde waarde na optimale therapie);
  • aandoeningen die de werking van het afweersysteem beïnvloeden (bv. immunodeficiënties), een maligniteit en auto-immuunziektes.

Zie ook de rubrieken Zwangerschap en Interacties.

Waarschuwingen

Behandeling alleen instellen door artsen met voldoende ervaring met de behandeling van allergische ziekten, bij voorkeur in gespecialiseerde centra met voorzieningen voor behandeling van ernstige allergische reacties.

Bij patiënten met astma vóór en na iedere injectie een longfunctiemeting uitvoeren.

Bij koorts, infecties (incl. acute bronchitis), een astma-aanval, FEV1 < 80% van de normaalwaarde van de patiënt, allergische symptomen in 3–4 dagen voor de injectie of toename van atopisch eczeem, de behandeling uitstellen tot minimaal 1 week na normalisatie van de toestand.

De patiënt na elke injectie gedurende 30 minuten observeren. Ernstige allergische reacties kunnen worden behandeld met adrenaline (epinefrine). De patiënt instrueren zich onmiddellijk te melden bij het optreden van ernstige, late reacties.

De dosering aanpassen volgens het schema van de fabrikant indien het geadviseerde tijdsinterval is overschreden, bij allergische symptomen 24 uur voor de injectie of bij lokale reacties of lichte tot matig ernstige systemische reacties.

De behandeling staken bij aanhoudende ernstige lokale reacties, immuuncomplexreacties (type III), ernstige systemische reacties of herhaald optreden van milde systemische reacties. Bij verhoogde baseline serumtryptaseniveaus is er meer kans op ernstige systemische allergische reacties.

Er is geen ervaring met behandeling van kinderen jonger dan 5 jaar en volwassen ouder dan 60 jaar.

Overdosering

Eigenschappen

Slechts een fractie van de componenten is als allergeen actief. Het werkingsmechanisme van allergeenextract is niet volledig bekend. Gedurende de behandeling verdwijnt of vermindert de late allergische reactie. Het klinisch effect kan niet worden verklaard door concentratieveranderingen van specifiek IgG of IgE. De in het extract aanwezige allergenen zijn een mengsel van eiwitten en glycoproteïnen.