bumetanide
Samenstelling
Bumetanide Tabletten Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 5 mg
Burinex Leo Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Het belangrijkste indicatiegebied ligt bij de behandeling van oedemen. Indien piekdiurese moet worden vermeden, gaat de voorkeur uit naar een thiazide-diureticum.
Indicaties
- Oedeem door hartfalen, levercirrose en nefrotisch syndroom en geneesmiddelen.
- Diuretische therapie bij chronische nierinsufficiëntie (creatinineklaring 5–35 ml/min).
- Voor de injectievloeistof tevens:
- intoxicaties waarbij geforceerde diurese is gewenst (zoals bij salicylaten of barbituraten);
- acuut longoedeem.
Dosering
Oedeem:
Volwassenen:
Oraal: ’s ochtends ½–1 mg; bij onvoldoende effect deze dosis iedere 6–8 uur herhalen. Soms hoger doseren, zelden > 4 mg per dag; vervolgens verlagen tot onderhoudsdosering. Bij het nefrotisch syndroom kan bij onvoldoende effect bij lagere dosering een dosis worden gegeven van 2–5 mg, zonodig iedere 6–8 uur herhalen.
Bij nier- of leverinsufficiëntie: dosering eventueel verhogen op basis van effectiviteit en mogelijke bijwerkingen.
Indien orale toediening niet mogelijk is of als een snelle werking noodzakelijk is, is parenterale toediening aangewezen: gebruikelijke dosering 0,5–1 mg i.m. of i.v., zo nodig herhalen na 20 min.
Acute situaties (zoals longoedeem):
Volwassenen:
0,5–2 mg i.v.; zo nodig 2–3× herhalen met tussenpozen van 20 min.
Diurese bij chronische nierinsufficiëntie:
Volwassenen:
2–5 mg i.v. (eventueel in 500 ml infusievloeistof, toe te dienen in 30–60 min); zo nodig iedere 6–8 uur herhalen.
Geforceerde diurese bij intoxicaties:
Volwassenen:
2 mg i.v. als begindosering; daarna 1 mg iedere 4 uur; in totaal 7 mg per 24 uur. Zo nodig als infusie, aan 100 ml infusievloeistof mag maximaal 10 mg bumetanide worden toegevoegd.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): elektrolytenstoornissen (waaronder hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypochloremie, hypomagnesiëmie en hyperkaliëmie). Duizeligheid, (orthostatische) hypotensie, lethargie, somnolentie, hoofdpijn. Buikpijn, misselijkheid. Spierspasmen, (spier)pijn. Mictiestoornis. Vermoeidheid (asthenie, malaise).
Soms (0,1-1%): beenmergfalen, pancytopenie, trombocytopenie, leukopenie (waaronder neutropenie, agranulocytose), anemie. Dehydratie, diabetes mellitus, hyperglykemie, hypoglykemie, hyperurikemie, jicht. Syncope. Gehoorstoornis. Pijn op de borst. Dyspneu, hoesten. Braken, diarree, obstipatie, flatulentie, dorst, droge mond. Huiduitslag, dermatitis, eczeem, urticaria, jeuk, fotosensibilisatie. Gestoorde nierfunctie (waaronder nierfalen). Perifeer oedeem.
Verder zijn gemeld: allergische reacties, metabole alkalose, bradycardie, tachycardie, cholestase, geelzucht, encefalopathie bij reeds bestaande leveraandoening.
Interacties
Een verhoogde kaliumexcretie kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine en van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen. Onder invloed van corticosteroïden, andere kaliumuitdrijvende middelen, braken en diarree kan de kaliumexcretie nog verder toenemen. Bij combinatie met klasse III-anti-aritmica is er meer kans op elektrolytenstoornissen en daarmee cardiotoxiciteit.
De werking van antihypertensiva en andere middelen die orthostatische hypotensie veroorzaken wordt versterkt. Indien mogelijk vóór instelling op een ACE-remmer of een ARB de behandeling twee tot drie dagen staken of de dosering verlagen om de kans op hypotensie na de eerste dosis te verminderen.
Diuretica kunnen de lithiumexcretie verminderen, hetgeen kan leiden tot een verhoogde (toxische) lithiumspiegel.
Door NSAID’s neemt het diuretisch effect af; NSAID’s kunnen, bij hypovolemie of dehydratie acute nierinsufficiëntie veroorzaken.
De ototoxiciteit en nefrotoxiciteit kunnen worden versterkt door combinatie met andere ototoxische medicamenten (aminoglycosiden).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij de vrouw rekening houden met afname van het circulerend bloedvolume (verminderde placentadoorbloeding) en bij de neonaat met schadelijke effecten zoals verstoring van de elektrolytenbalans.
Advies: Alleen (bij hartfalen) op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Diuretica kunnen de lactatie remmen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- ernstige elektrolytendepletie (kaliumdeficiëntie);
- aanhoudende anurie;
- hepatogene encefalopathie;
- Injectie tevens: overgevoeligheid voor formaldehyde.
Waarschuwingen
Bij oudere patiënten en bij patiënten met een gestoorde lever- of nierfunctie kan, vanwege een gewijzigde farmacokinetiek en -dynamiek, een afname van het diuretisch effect optreden met meer kans op bijwerkingen. Voorzichtig bij ernstige leverinsufficiëntie of hypotensie. Vooral bij ouderen in het begin van de behandeling laag doseren omdat abrupte diurese kan leiden tot hypovolemie en circulatoire insufficiëntie.
Bij langdurig gebruik of hoge dosering regelmatig het elektrolytengehalte (met name kalium, magnesium, natrium) bepalen, vooral bij patiënten met andere aandoeningen (bv. levercirrose) of bij combinatie met medicijnen (zoals protonpompremmers) die samenhangen met hypokaliëmie, hypomagnesiëmie of hyponatriëmie.
Bij bestaande of latente diabetes mellitus in het begin van de therapie regelmatiger de bloedglucosewaarden controleren.
Bij ernstig hartfalen extra controleren.
Sterke diurese kan bij een gestoorde nierfunctie een (reversibele) nierfunctievermindering veroorzaken. Een adequate vochttoevoer is bij dergelijke patiënten noodzakelijk. Bij aanzienlijke toename van het ureum-of creatininegehalte in het bloed of bij oligurie de toediening staken.
Bij een geringe urinewegobstructie (bv. prostaathypertrofie) kan acuut urineretentie optreden.
Bij bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden is de kans op bumetanide-overgevoeligheid mogelijk verhoogd.
Tijdens het bewaren van de injectievloeistof kan formaldehyde gevormd worden; wees voorzichtig omdat formaldehyde anafylactische reacties kan veroorzaken.
Bumetanide kan een positieve uitslag geven in een dopingtest.
Vanwege onvoldoende gegevens niet toepassen bij kinderen.
Overdosering
Symptomen
verstoring van de elektrolytenbalans, dehydratie, polyurie met als gevolg: acute hypotensie, hyponatriëmie, hypokaliëmie (met als bijbehorende symptomen: droge mond, dorst, zwakte, lethargie, slaperigheid, verwardheid, maag-darmstoornissen, rusteloosheid, spierpijn, krampen, epileptische aanval).
Zie voor meer symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Lisdiureticum. De diuretische werking van 1 mg bumetanide komt ongeveer overeen met die van 40 mg furosemide. Gestoorde nierfunctie vermindert de werking. Werking: oraal na 30 min (max. na 1–2 uur), i.v. binnen enkele minuten. Werkingsduur: oraal 4–6 uur, i.v. ca. 2 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal vrijwel volledig. |
F | 80–95%. |
Eiwitbinding | 92–96%. |
Metabolisering | 50% in de lever, 50% in de nieren tot inactieve metabolieten. |
T 1/2el | 40 min tot 2½ uur, bij gestoorde lever- of nierfunctie langer. |
Geneesmiddelgroep
bumetanide hoort bij de groep lisdiuretica.