Canagliflozine

Publish

Samenstelling

Invokana Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
100 mg, 300 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

canagliflozine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Behandeling van diabetes mellitus type 2 met orale bloedglucoseverlagende middelen komt pas in aanmerking indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met voorlichting, educatie, aanpassing van de voeding en stimulering van lichaamsbeweging. Metformine is eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat hiermee, kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap is (toevoeging van) insulinetherapie. De overige bloedglucoseverlagende middelen komen pas in aanmerking indien gebruik van bovenstaande voorkeursmiddelen op bezwaren stuit.

Er is geen bewijs voor effectiviteit van SGLT-2-remmers op (diabetesgerelateerde) mortaliteit en morbiditeit.

Aan de vergoeding van canagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, om de bloedglucoseregulatie te verbeteren:

  • als monotherapie, wanneer dieet en lichaamsbeweging onvoldoende effect hebben en metformine niet verdragen wordt;
  • in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen incl. insuline, wanneer deze samen met dieet en lichaamsbeweging onvoldoende effect hebben.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2:

Volwassenen:

Begindosering 100 mg 1×/dag. Indien deze dosering wordt verdragen en een striktere bloedglucoseregulatie nodig is, kan de dosering worden verhoogd tot 300 mg 1×/dag.

Bij gebruik in combinatie met insuline of een insuline-afgiftebevorderend middel, een lagere dosis van deze middelen overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Nierfunctiestoornissen: De behandeling niet beginnen bij een creatinineklaring < 60 ml/min. Indien de creatinineklaring tijdens de behandeling daalt tot 45–60 ml/min, is de maximale dosering 100 mg 1×/dag. De behandeling staken wanneer de creatinineklaring kleiner wordt dan 45 ml/min.

De tablet voorafgaand aan de eerste maaltijd van de dag innemen en heel doorslikken.

Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht; echter geen dubbele dosis op dezelfde dag innemen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): vulvovaginale candidiasis. Hypoglykemie bij combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat.

Vaak (1-10%): balanitis of balanopostitis. Dorst, droge mond en polydipsie; misselijkheid, obstipatie. Polyurie, pollakisurie, dringende urinelozing en nachtelijke mictie; urineweginfectie. Dyslipidemie, verhoogd hematocriet.

Soms (0,1-1%): dehydratie. Houdingsafhankelijke duizeligheid, syncope. (Orthostatische) hypotensie. Nierfalen (voornamelijk in de context van volumedepletie). Erythemateuze, gegeneraliseerde, vlekkerige, (maculo)papuleuze, pustuleuze of vesiculaire huiduitslag, jeuk; urticaria. Botbreuk. Verhoogde bloedwaarden van creatinine, ureum, kalium, fosfaat. Amputaties van de onderste ledematen, met name de teen, vooral bij patiënten met (een groot risico van) cardiovasculaire aandoeningen.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Diabetische ketoacidose (waaronder levensbedreigende en fatale gevallen); in een aantal gevallen presenteerde deze aandoening zich atypisch met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden.

Verder zijn gemeld: pyelonefritis, urosepsis.

Bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (zoals houdingsafhankelijke duizeligheid en hypotensie) treden vaker op in de eerste drie maanden van de behandeling, bij een hogere dosis en bij ouderen (> 75 j.). Bij ouderen is tevens een grotere afname van de creatinineklaring gemeld.

Interacties

Het effect van diuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie, combinatie met lisdiuretica wordt daarom niet aanbevolen. Een middel dat UGT-enzymen en transporteiwitten (Pgp en BCRP) induceert, kan de blootstelling aan canagliflozine verlagen; voorbeelden zijn rifampicine, barbituraten, fenytoïne, carbamazepine, ritonavir, efavirenz en sint-janskruid. Bij gelijktijdige toediening de bloedglucoseregulatie monitoren en zo nodig de dosering verhogen (tot max. 300 mg per dag). De blootstelling aan Pgp–substraten (zoals digoxine, dabigatran) kan toenemen. Niet gebruiken binnen 1 uur vóór of 4–6 uur ná toediening van een galzuurbindend middel, vanwege mogelijke verstoring van de resorptie.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie wordt niet aanbevolen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (verminderde botvorming en afgenomen lichaamsgewicht).
Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Farmacologisch effect: Bij dieren is bij hoge doses een verlaagd lichaamsgewicht waargenomen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

De werkzaamheid van canagliflozine is in hoge mate afhankelijk van de nierfunctie. Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en daarna ten minste jaarlijks, bij een matige nierfunctiestoornis ten minste 2–4 × per jaar. Controleer tevens bij start van geneesmiddelen die de nierfunctie mogelijk kunnen verminderen (zoals antihypertensiva of NSAID’s). De behandeling niet beginnen bij creatinineklaring < 60 ml/min.

Wees in verband met de diuretische werking van canagliflozine voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen). Het gebruik van canagliflozine wordt niet aanbevolen bij volumedepletie (bv. door gebruik van lisdiuretica of bij acute ziekte). Bij meer kans op volumedepletie (zoals bij een maag-darmaandoening) de volumestatus en elektrolytenbalans zorgvuldig monitoren.

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Vóór aanvang van de behandeling dienen risicofactoren voor diabetische ketoacidose te worden beoordeeld, zoals een lage β-celfunctiereserve, aandoeningen die leiden tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik en verlaging van de insulinedosering. Laat de patiënt direct contact opnemen met de arts bij het optreden van symptomen van acidose (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een diabetische ketoacidose de toediening van canagliflozine direct staken, en niet meer herstarten indien geen andere duidelijke oorzaak van de diabetische ketoacidose is gevonden. Indien tijdens de behandeling met canagliflozine een ziekenhuisopname nodig is vanwege een grote operatieve ingreep of ernstige acute ziekte, dient de behandeling te worden onderbroken totdat de patiënt is gestabiliseerd.

In studies naar canagliflozine bij diabetespatiënten met (een groot risico van) cardiovasculaire aandoeningen is een verhoogd aantal amputaties van de onderste ledematen (met name de teen) waargenomen; een oorzakelijk verband is niet aangetoond. De standaardrichtlijnen voor routinematige preventieve voetzorg bij diabetespatiënten zijn van belang. Regelmatige controle is extra relevant bij een eerdere amputatie, bij een bestaande perifere vaataandoening en bij neuropathie. Verder is het advies om alert te zijn op tekenen en symptomen van dehydratie. Bij ontstaan van complicaties aan de benen en/of voeten, zoals een huidzweer of weefselsterfte moet worden overwogen om de behandeling te staken.

De ervaring bij hartfalen NYHA-klasse III is beperkt en ontbreekt bij NYHA-klasse IV. Niet toepassen bij ernstige leverinsufficiëntie wegens ontbreken van gegevens. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met canagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de nier. Vermindert de renale glucosereabsorptie, zodat glucose wordt uitgescheiden met de urine en de glucoseplasmaspiegel afneemt. Verder remt canagliflozine mogelijk SGLT1 in de darm. Gebruik leidt tot osmotische diurese met een toename van het urinevolume en tot gewichtsverlies. Werkt onafhankelijk van insuline.

Kinetische gegevens

Fca. 65%.
T maxca. 1–2 uur.
V dca. 1,2 l/kg.
Eiwitbindingca. 99%.
Metaboliseringin de lever voornamelijk door UGT1A9 en UGT2B4 tot twee inactieve O–glucuronidemetabolieten.
Eliminatiemet de feces ca. 52% (waarvan ca. 42% onveranderd, ca. 7% als gehydroxyleerde metaboliet en ca. 3% als O–glucuronidemetaboliet); met de urine ca. 33% (waarvan ca. 31% als O–glucuronidemetaboliet en <1% onveranderd).
T 1/2elca. 11 uur, 13 uur bij resp. 100 mg en 300 mg.