Dapagliflozine

Publish

Samenstelling

Forxiga (als propaandiolmonohydraat) AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
5 mg, 10 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

dapagliflozine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Behandeling van diabetes mellitus type 2 met orale bloedglucoseverlagende middelen komt pas in aanmerking indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met voorlichting, educatie, aanpassing van de voeding en stimulering van lichaamsbeweging. Metformine is eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat hiermee, kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap is (toevoeging van) insulinetherapie. De overige bloedglucoseverlagende middelen komen pas in aanmerking indien gebruik van bovenstaande voorkeursmiddelen op bezwaren stuit.

Er is geen bewijs voor effectiviteit van SGLT-2-remmers op (diabetesgerelateerde) mortaliteit en morbiditeit.

Aan de vergoeding van dapagliflozine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, om de bloedglucoseregulatie te verbeteren:

  • als monotherapie, wanneer dieet en lichaamsbeweging onvoldoende effect hebben en metformine niet verdragen wordt;
  • in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen incl. insuline, wanneer deze samen met dieet en lichaamsbeweging onvoldoende effect hebben.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2:

Volwassenen:

10 mg 1× per dag.

Bij gebruik in combinatie met insuline of een middel dat de insulineafgifte bevordert, zoals een sulfonylureumderivaat, een lagere dosis van deze middelen overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Bij ernstig gestoorde leverfunctie beginnen met 5 mg, eventueel ophogen tot 10 mg.

De tablet heel doorslikken.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie bij combinatie met sulfonylureumderivaat of insuline.

Vaak (1-10%): vulvovaginitis, balanitis en gerelateerde genitale infecties, urineweginfecties. Duizeligheid. Huiduitslag. Rugpijn. Dysurie, polyurie. Dyslipidemie, verhoogd hematocriet.

Soms (0,1-1%): schimmelinfecties. Droge mond, dorst, obstipatie. Vulvovaginale of genitale jeuk. Dehydratie, hypovolemie, hypotensie, nycturie, nierfunctiestoornis. Verhoogde creatininespiegel, verhoogde ureumspiegel, gewichtsafname.

Zelden (0,01-0,1%): diabetische ketoacidose (waaronder levensbedreigende en fatale gevallen); in een aantal gevallen presenteerde deze aandoening zich atypisch met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden.

Bij ouderen (> 65 j.) komen bijwerkingen gerelateerd aan nierfunctiestoornis en volumedepletie (voornamelijk hypotensie) vaker voor.

Interacties

Combinatie met pioglitazon wordt niet aanbevolen wegens risico van blaaskanker. Het diuretisch effect van thiazide- en lisdiuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie.

Bij gebruik van een SGLT2-remmer worden metingen van 1,5-anhydroglucitol (1,5-AG) onbetrouwbaar; gebruik van een 1,5-AG assay voor het bepalen van de bloedglucoseregulatie wordt niet aanbevolen.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij hoge doseringen schadelijk gebleken (toxisch effect op de ontwikkelende nieren).
Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Farmacologisch effect: Farmacologisch-gemedieerde effecten bij de zuigeling zijn niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

De werkzaamheid hangt af van de nierfunctie; gebruik wordt niet aanbevolen bij matige tot ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 60 ml/min) en is niet onderzocht bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min). Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en daarna ten minste jaarlijks, bij verminderde nierfunctie ten minste 2–4× per jaar. Controleer tevens bij start van geneesmiddelen die de nierfunctie mogelijk kunnen verminderen (zoals antihypertensiva of NSAID’s). Staak de behandeling indien de creatinineklaring afneemt tot < 60 ml/min.

Gebruik wordt niet aanbevolen bij volumedepletie (bv. door gebruik van lisdiuretica of bij acute ziekte). Wees voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen). Bij meer kans op volumedepletie (zoals bij een maag-darmaandoening) de volumestatus en elektrolytenbalans zorgvuldig monitoren.

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Vóór aanvang van de behandeling dienen risicofactoren voor diabetische ketoacidose te worden beoordeeld, zoals een lage β-celfunctiereserve, aandoeningen die leiden tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik en verlaging van de insulinedosering. Laat de patiënt direct contact opnemen met de arts bij het optreden van symptomen van acidose (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een diabetische ketoacidose de toediening van dapagliflozine staken, en niet meer herstarten indien geen andere duidelijke oorzaak van de diabetische ketoacidose is gevonden. Bij een grote operatieve ingreep of ernstige acute ziekte de behandeling onderbreken totdat de patiënt is gestabiliseerd, vanwege de kans op ketoacidose.

De ervaring bij hartfalen NYHA-klasse I–II is beperkt en ontbreekt bij NYHA-klasse III–IV. Behandeling niet beginnen bij patiënten > 75 jaar wegens onvoldoende gegevens. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met dapagliflozine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Oraal bloedglucoseverlagend middel. Remt selectief de natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) in de nier. Vermindert de renale glucosereabsorptie, zodat glucose wordt uitgescheiden met de urine en de glucoseplasmaspiegel afneemt. Gebruik leidt tot osmotische diurese en toename van het urinevolume. Werkt onafhankelijk van insuline.

Kinetische gegevens

F78%. Hoger bij gestoorde nierfunctie.
T maxca. 2 uur, na een vetrijke maaltijd ca. 3 uur.
V d1,7 l/kg.
Eiwitbindingca. 91 %.
Metaboliseringmet name tot het inactieve 3–O-glucuronide.
Eliminatievooral via de urine als metabolieten, verder via de feces.
T 1/212,9 uur.