Canagliflozine/metformine

Publish

Samenstelling

Vokanamet Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld ’50/850’

Bevat per tablet: canagliflozine 50 mg en metformine (hydrochloride) 850 mg.

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld ’50/1000’

Bevat per tablet: canagliflozine 50 mg en metformine (hydrochloride) 1000 mg.

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld ’150/850’

Bevat per tablet: canagliflozine 150 mg en metformine (hydrochloride) 850 mg.

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld ’150/1000’

Bevat per tablet: canagliflozine 150 mg en metformine (hydrochloride) 1000 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

canagliflozine/metformine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Behandeling van diabetes mellitus type 2 met orale bloedglucoseverlagende middelen komt pas in aanmerking indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met voorlichting, educatie, aanpassing van de voeding en stimulering van lichaamsbeweging. Metformine is eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat hiermee, kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (bij voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap is (toevoeging van) insulinetherapie. De overige bloedglucoseverlagende middelen komen pas in aanmerking indien gebruik van bovenstaande voorkeursmiddelen op bezwaren stuit.

Er is geen bewijs voor effectiviteit van SGLT-2-remmers op (diabetesgerelateerde) mortaliteit en morbiditeit.

Aan de vergoeding van canagliflozine/metformine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging, om de bloedglucoseregulatie te verbeteren:

  • indien onvoldoende controle wordt bereikt met alleen de maximaal te verdragen dosis metformine;
  • indien de maximaal te verdragen dosis metformine in combinatie met andere glucoseverlagende geneesmiddelen (inclusief insuline) geen adequate verbetering van de bloedglucoseregulatie geven;
  • indien reeds wordt behandeld met de combinatie van canagliflozine en metformine als afzonderlijke tabletten.

Dosering

Overweeg dosistitratie met canagliflozine (toegevoegd aan de optimale dosis van metformine) alvorens over te schakelen op deze combinatietablet.

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus type 2:

Volwassenen:

Begindosering 1 tablet ’50/850’ óf 1 tablet ’50/1000’ 2×/dag, afhankelijk van de dagelijkse dosis metformine die reeds wordt gebruikt of therapeutisch is aangewezen. Indien de dosering canagliflozine wordt verdragen en een striktere bloedglucoseregulatie nodig is, kan de dosering worden verhoogd tot respectievelijk 1 tablet ’150/850’ óf 1 tablet ’150/1000’ 2×/dag (max. dosis).

Bij gebruik in combinatie met insuline of een insuline-afgiftebevorderend middel (zoals een sulfonylureumderivaat), een lagere dosis van deze middelen overwegen om de kans op hypoglykemie te verminderen.

Nierfunctiestoornis: Vóór en tijdens de behandeling dienen risicofactoren voor lactaatacidose te worden beoordeeld (zie ook de rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen). Bij een creatinineklaring 60–89 ml/min: dosisaanpassing is niet nodig; bij een creatinineklaring 45–59 ml/min: canagliflozine/metformine mag niet worden gestart; patiënten die het middel verdragen, kunnen het gebruik voortzetten met een max. dosis van 50/1000 2×/dag; bij een creatinineklaring < 45 ml/min: canagliflozine/metformine wordt niet aanbevolen.

De tabletten 2×/dag bij de maaltijd innemen om maag-darmklachten door metformine te verminderen. De tabletten heel doorslikken met wat water.

Bij het missen van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht; echter geen dubbele dosis op hetzelfde tijdstip innemen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): vulvovaginale candidiasis. Hypoglykemie bij combinatie met insuline of sulfonylureumderivaat.

Vaak (1-10%): balanitis of balanopostitis. Dorst, droge mond en polydipsie; misselijkheid, obstipatie. Polyurie, pollakisurie, dringende urinelozing, nachtelijke mictie, urineweginfectie. Dyslipidemie, verhoogd hematocriet.

Soms (0,1-1%): dehydratie. Houdingsafhankelijke duizeligheid, syncope. (Orthostatische) hypotensie. Nierfalen (voornamelijk in de context van volumedepletie). Erythemateuze, gegeneraliseerde, vlekkerige, (maculo)papuleuze, pustuleuze of vesiculeuze huiduitslag, jeuk; urticaria. Botbreuk. Verhoogde bloedwaarden van creatinine, ureum, kalium, fosfaat. Amputaties van de onderste ledematen, met name de teen, vooral bij patiënten met (een groot risico van) cardiovasculaire aandoeningen.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, angio-oedeem. Diabetische ketoacidose (waaronder levensbedreigende en fatale gevallen); in een aantal gevallen presenteerde deze aandoening zich atypisch met alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden.

Verder zijn gemeld: pyelonefritis, urosepsis.

Bijwerkingen gerelateerd aan volumedepletie (zoals houdingsafhankelijke duizeligheid en hypotensie) treden vaker op in de eerste drie maanden van de behandeling, bij een hogere dosis en bij ouderen (≥ 75 j.).

Bij een creatinineklaring < 60 ml/min treedt vooral bij een dosering van 300 mg per dag vaker een bijwerking op die gerelateerd is aan volumedepletie. Verder treedt vaker een stijging van de kaliumspiegel op en stijgt de creatininespiegel meer.

Meer informatie:

Interacties

Canagliflozine: Het effect van diuretica kan toenemen en daarmee de kans op dehydratie en hypotensie, combinatie met lisdiuretica wordt daarom niet aanbevolen. Canagliflozine wordt vnl. gemetaboliseerd door UGT-enzymen en getransporteerd door Pgp en BCRP. Een middel dat deze enzymen induceert, kan de blootstelling aan canagliflozine verlagen; voorbeelden zijn rifampicine, barbituraten, fenytoïne, carbamazepine, ritonavir, efavirenz en sint-janskruid. Bij gelijktijdige toediening de bloedglucoseregulatie monitoren en overwegen de dosering te verhogen (tot max. 300 mg canagliflozine per dag). Canagliflozine niet innemen binnen 1 uur vóór of 4–6 uur ná toediening van een galzuurbindend middel, vanwege mogelijke verstoring van de resorptie. Canagliflozine kan de blootstelling aan Pgp–substraten (zoals digoxine, dabigatran) verhogen door remming van Pgp; daarom extra controleren op bijwerkingen van deze middelen. Mogelijk wordt BCRP in de darm ook geremd, waardoor de blootstelling aan bepaalde statinen (zoals rosuvastatine) en bepaalde geneesmiddelen tegen kanker kan toenemen.

Metformine: De volgende middelen kunnen de nierfunctie negatief beïnvloeden, waardoor de kans op lactaatacidose (door accumulatie van metformine) toeneemt: NSAID’s (incl. coxib’s), ACE-remmers, angiotensinereceptorblokkers en diuretica. Bij starten van deze middelen in combinatie met metformine, de nierfunctie zorgvuldig monitoren. Vermijd de combinatie met alcohol vanwege meer kans op lactaatacidose. Intravasculaire toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen kan tot nierfalen leiden en als gevolg meer kans op lactaatacidose; daarom de behandeling met metformine vóór of òp het moment van het onderzoek onderbreken en pas 48 uur na het onderzoek hervatten (mits de nierfunctie stabiel is). ACE-remmers kunnen de bloedglucosespiegel verlagen waardoor dosisaanpassing van het bloedglucoseverlagend middel nodig kan zijn. Glucocorticoïden en sympathicomimetica hebben een hyperglykemische werking. Metformine is een substraat van organische kationtransporters (OCT1 en 2); gelijktijdig gebruik van een OCT2-remmer zoals vandetanib kan de renale eliminatie van metformine verminderen en zo leiden tot een stijging van de metforminespiegel.

Zwangerschap

Teratogenese: Canagliflozine: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (dilatatie van het nierbekken en bij hoge doseringen afgenomen lichaamsgewicht). Metformine: Zowel bij de mens (relatief weinig gegevens) als bij dieren, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Canagliflozine: Ja bij dieren, bij mensen onbekend. Metformine: Ja bij mensen, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Canagliflozine: Bij dieren is bij hoge doses een verlaagd lichaamsgewicht waargenomen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • acute metabole acidose (zoals lactaatacidose, diabetische ketoacidose);
  • ernstig nierfalen (creatinineklaring < 30 ml/min);
  • acute aandoeningen die de nierfunctie kunnen beïnvloeden, zoals dehydratie, ernstige infectie en shock;
  • aandoeningen die weefselhypoxie kunnen veroorzaken, zoals gedecompenseerd hartfalen, respiratoir falen en recent myocardinfarct;
  • leverinsufficiëntie, acute alcoholvergiftiging, alcoholisme.

Waarschuwingen

De werkzaamheid van canagliflozine en de eliminatie van metformine zijn in hoge mate afhankelijk van de nierfunctie. Controleer de nierfunctie voorafgaand aan de behandeling en daarna ten minste jaarlijks, bij meer kans op progressie van nierfunctiestoornis en bij ouderen ten minste 2–4× per jaar.

Wees in verband met de diuretische werking van canagliflozine voorzichtig bij patiënten bij wie een bloeddrukdaling riskant kan zijn (bv. bij cardiovasculaire ziekten, hypotensie in de anamnese of bij ouderen). Het gebruik van canagliflozine wordt niet aanbevolen bij volumedepletie (bv. door gebruik van lisdiuretica of bij braken en diarree). Bij meer kans op volumedepletie (zoals bij een maag-darmaandoening) de volumestatus en elektrolytenbalans zorgvuldig monitoren; bij ontstaan van volumedepletie overwegen om de behandeling tijdelijk te staken. Wees voorzichtig bij patiënten met een verhoogd hematocriet.

Lactaatacidose is een zeldzame maar ernstige metabole complicatie die kan optreden door accumulatie van metformine; gemelde gevallen zijn met name opgetreden bij acute afname van de nierfunctie, cardiopulmonale ziekte of sepsis. In geval van dehydratie (ernstig braken, diarree, koorts of verminderde vochtinname) de behandeling met metformine tijdelijk staken. Wees voorzichtig met starten van geneesmiddelen die de nierfunctie acuut kunnen verstoren, zoals antihypertensiva en NSAID’s. Andere risicofactoren zijn o.a. slecht gereguleerde diabetes, ketose, langdurig vasten, overmatig alcoholgebruik, leverinsufficiëntie en aandoeningen waarbij hypoxie kan optreden.

Er zijn meldingen van diabetische ketoacidose bij behandeling met SGLT2-remmers, soms bij alleen matig verhoogde bloedglucosewaarden. Vóór aanvang van de behandeling dienen risicofactoren voor ketoacidose te worden beoordeeld: dit zijn o.a. een lage β-celfunctiereserve, aandoeningen die leiden tot beperkte inname van voedsel of ernstige uitdroging, een verhoogde insulinebehoefte als gevolg van acute ziekte, operatie of alcoholmisbruik en verlaging van de insulinedosering.

Laat de patiënt direct contact opnemen met de arts bij het optreden van symptomen van acidose (o.a. misselijkheid, braken, anorexie, buikpijn, extreme dorst, ademhalingsproblemen, verwardheid, ongewone vermoeidheid en slaperigheid). Bij verdenking op een acidose de toediening van canagliflozine/metformine staken en de patiënt direct laten opnemen in het ziekenhuis. Herstart van de behandeling met een SGLT2-remmer na optreden van een diabetische ketoacidose alleen overwegen indien een andere duidelijke precipiterende factor is geïdentificeerd en verholpen.

Onderbreek de behandeling met metformine tijdens een operatieve ingreep onder algehele, spinale of epidurale anesthesie; hervat de behandeling niet eerder dan 48 uur na de ingreep of na het hervatten van orale voeding en alleen bij een stabiele nierfunctie. Onderbreek de behandeling met metformine op het moment van beeldvormend onderzoek met jodiumhoudende contrastvloeistof en hervat deze pas 48 uur na het onderzoek (mits de nierfunctie stabiel is).

In studies naar canagliflozine bij diabetespatiënten met (een groot risico van) cardiovasculaire aandoeningen is een verhoogd aantal amputaties van de onderste ledematen (met name de teen) waargenomen; een oorzakelijk verband is op dit moment niet aangetoond. De standaardrichtlijnen voor routinematige preventieve voetzorg bij diabetespatiënten zijn van belang. Regelmatige controle is extra relevant bij een eerdere amputatie, bij een bestaande perifere vaataandoening en bij neuropathie. Verder is het advies om alert te zijn op tekenen en symptomen van dehydratie. Bij ontstaan van complicaties aan de benen en/of voeten, zoals een huidzweer of weefselsterfte moet worden overwogen om de behandeling te staken.

De ervaring bij hartfalen NYHA-klasse III is beperkt en ontbreekt bij NYHA-klasse IV. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Over een vergiftiging met metformine is informatie beschikbaar op toxicologie.org/metformine en op vergiftigingen.info. Neem voor informatie over een vergiftiging met de combinatie canagliflozine/metformine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Combinatie van een remmer van natrium/glucose-cotransporter 2 (SGLT2) en een biguanide.

Meer informatie:

Kinetische gegevens

OverigDe canagliflozine/metformine-combinatietabletten worden als bio-equivalent beschouwd aan het gelijktijdig gebruik van de corresponderende doses canagliflozine en metformine, ingenomen als afzonderlijke tabletten.