eptifibatide
Samenstelling
Integrilin GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,75 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS) (zowel instabiele angina pectoris als (N)STEMI) zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten trombocytenaggregatieremming starten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI en IAP wordt eerst aanvullend onderzoek en risicoanalyse verricht. Als pijnbestrijding een nitraat geven. Geef bij aanhoudende pijn of contra-indicatie voor nitraten, morfine of fentanyl intraveneus. Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling. Zie voor meer informatie de Behandeling van een STEMI ACS of Behandeling van een NSTEMI/IAP ACS.
Toevoeging van een GP-IIb/IIIa-receptorantagonist aan een behandeling met acetylsalicylzuur en ongefractioneerde heparine bij acuut coronair syndroom heeft mogelijk enige waarde bij patiënten met een groot risico. Over het algemeen is de effectiviteit echter gering, terwijl de kans op bloedingen toeneemt.
Indicaties
In combinatie met ongefractioneerde heparine (tenzij gecontra-indiceerd) en acetylsalicylzuur (tenzij gecontra-indiceerd):
- ter preventie van vroegtijdig myocardinfarct bij instabiele angina pectoris;
- bij een non-Q-golf myocardinfarct met de laatste episode van pijn op de borst binnen 24 uur én met ECG-veranderingen en/of verhoogde hart-enzymwaarden.
In aanmerking komen patiënten met een groot risico van myocardinfarct binnen 3–4 dagen na het begin van acute angina-pectorissymptomen, inclusief bijvoorbeeld de patiënten die waarschijnlijk een vroegtijdige PCI zullen ondergaan.
Dosering
Preventie van vroegtijdig myocardinfarct bij instabiele angina pectoris of na een non-Q-golf myocardinfarct:
Volwassenen:
Zo snel mogelijk na het stellen van de diagnose: een i.v. bolusinjectie van 180 microg/kg lichaamsgewicht, direct gevolgd door continu infuus van 2 microg/kg per min gedurende maximaal 72 uur, tot aan de start van een coronair arterie-bypasstransplantatie-(CABG-)operatie óf tot ontslag uit het ziekenhuis (afhankelijk van hetgeen als eerste plaatsvindt). Het infuus voortzetten tot 20–24 uur na percutane coronaire interventie (PCI) met een maximale totale therapieduur van 96 uur indien PCI wordt uitgevoerd gedurende therapie met eptifibatide.
De gebruikte heparinedosering hierbij is bij een gewicht ≥ 70 kg: i.v. begindosering 5000 IE, gevolgd door 1000 IE/uur via continue infusie. Bij een gewicht < 70 kg: i.v. begindosering 60 IE/kg lichaamsgewicht, gevolgd door een continue infusie van 12 IE/kg lichaamsgewicht/uur. De aPTT handhaven op 50-70 seconden. Zie verder de SmPC van Integrilin voor meer informatie over het gelijktijdig gebruik van heparine en acetylsalicylzuur (rubriek 4.2 en 4.4).
Bij matig-ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–50 ml/min): na de i.v. bolus van 180 microg/kg lichaamsgewicht een aangepast continu infuus geven van 1 microg/kg/min.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): grote bloedingen (bij ca. 11%) zoals intracraniale hemorragie of een Hb-verlaging > 3 mmol/l. Kleine bloedingen (bij ca. 13%) zoals spontane ernstige hematurie, spontaan bloedbraken, waargenomen bloedverlies met een Hb-verlaging van > 1,9 mmol/l of > 2,5 mmol/l in afwezigheid van een waargenomen bloedingsplaats.
Vaak (1–10%): hartstilstand, ventrikelfibrilleren, ventriculaire tachycardie, congestief hartfalen, atrioventriculair blok, atriumfibrilleren. Hypotensie, shock, flebitis.
Soms (0,1–1%): trombocytopenie. Cerebrale ischemie.
Zeer zelden (< 0,1%): fatale bloeding (meestal ten gevolge van stoornissen in het centrale en perifere zenuwstelsel), pulmonale hemorragie, acute ernstige trombocytopenie, hematoom. Anafylactische reacties, huiduitslag, urticaria op applicatieplaats.
Interacties
Gelijktijdige of geplande toediening van een andere parenterale GP IIb/IIIa-receptorantagonist is gecontra–indiceerd.
Gelijktijdig gebruik met laagmoleculaire heparinen in plaats van ongefractioneerde heparine wordt in verband met het ontbreken van ervaring niet aanbevolen.
In combinatie met streptokinase of tenecteplase is er een vergroot risico van lichte en ernstige bloedingen.
Gelijktijdig gebruik met dipyridamol lijkt het risico van bloedingen niet te vergroten.
Wees voorzichtig met andere geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de hemostase.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- bloedingen van het maag-darmkanaal, hevige urogenitale bloeding of andere actieve abnormale bloedingen in de voorafgaande 30 dagen;
- intracraniale aandoening (neoplasma, arterioveneuze misvorming, aneurysma);
- beroerte in de voorafgaande 30 dagen; voorgeschiedenis van hemorragische beroerte;
- ingrijpende operatieve ingreep of ernstige traumata in de voorafgaande 6 weken;
- trombocytopenie (< 100 × 109/l);
- protrombinetijd > 1,2 keer controle of INR ≥ 2,0
- voorgeschiedenis van hemorragische diathese;
- ernstige hypertensie (systolische bloeddruk > 200 mmHg of diastolische bloeddruk > 110 mmHg bij antihypertensieve therapie);
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring< 30 ml/min), nierdialyse;
- klinisch significante leverinsufficiëntie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen
Dit middel is bedoeld voor toediening in de kliniek door artsen met ervaring in behandeling van een acuut coronair syndroom (ACS).
Tijdens behandeling is zorgvuldige observatie voor aanwijzingen van bloedingen aangewezen. Vooral plaatsen van katheterintrede en arteriële, veneuze of naaldpunctieplaatsen; gekwetste plaatsen; gastro-intestinale, urogenitale, retroperitoneale regio’s en het perifere en centrale zenuwstelsel zorgvuldig controleren. Het risico van bloeding is het meest gebruikelijk rond de arteriële toedieningsplaats bij patiënten die percutane arteriële interventie (PCI) ondergaan. Vrouwen, bejaarden, patiënten met een laag lichaamsgewicht of een matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–50 ml/min) hebben meer kans op een bloeding, evenals patiënten die eptifibatide vroegtijdig (bv. bij de diagnose in plaats van vlak voor de PCI) toegediend krijgen.
De volgende laboratoriumtesten worden aanbevolen om bestaande hemostatische afwijkingen te identificeren: hematocriet (Ht), hemoglobine (Hb), plaatjestelling, serumcreatinine, protrombinetijd (PT) en geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT); bij PCI tevens de geactiveerde stollingstijd. Vóór de behandeling PT, aPTT, serumcreatinine, Hb, Ht en bloedplaatjestelling uitvoeren. Binnen 6 uur na beginnen van de behandeling en vervolgens ten minste dagelijks tijdens behandeling Hb, Ht en bloedplaatjestelling uitvoeren. Indien het aantal bloedplaatjes < 100 × 109/l is, dient pseudotrombocytopenie te worden uitgesloten; bij een vastgestelde trombocytopenie de behandeling met eptifibatide en heparine staken.
Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten met een voorafgaande trombocytopenie door andere parenterale GP IIa/IIIa-inhibitoren.
De infusie direct staken indien een ernstige bloeding optreedt die niet controleerbaar is met druk, bij noodzaak voor trombolytische therapie, bij een nood CABG-operatie of een intra-aorta ballonpomp.
Bij gebruik van incidentele en meerdere doses zijn in geïsoleerde gevallen immunogene responsen of antilichamen tegen eptifibatide waargenomen.
Wees voorzichtig bij leverinsufficiëntie waarbij de coagulatie kan zijn beïnvloed, vanwege zeer weinig ervaring.
Bij lichte tot matige nierinsufficiëntie kan eptifibatide veilig in de gebruikelijke dosering worden toegediend.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met eptifibatide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Inhibitor van de plaatjesaggregatie, behorend tot de klasse van RGD-(arginine-glycine-aspartaat-)mimetica. Het remt reversibel de plaatjesaggregatie door het voorkómen van de binding van klevende glycoproteïnen zoals fibrinogeen en von Willebrandfactor aan de glycoproteïne (GP) IIb/IIIa-receptoren van geactiveerde trombocyten. Het heeft géén invloed op de protrombinetijd (PT) of de geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT). Binnen 1 uur na toediening wordt de trombocytenaggregatie aanzienlijk geremd en wordt de bloedingstijd tot het vijfvoudige verlengd. Na staken van de infusie herstelt de trombocytenfunctie zich binnen 4 uur tot normaal; de bloedingstijd herstelt zich in 2–8 uur na staken.
Kinetische gegevens
V d | 185-260 ml/kg. |
Eliminatie | ca. 50% met de urine, onveranderd. |
T 1/2el | ca. 2½ uur. |
Geneesmiddelgroep
eptifibatide hoort bij de groep glycoproteïne IIb/IIIa receptorantagonisten.