metformine
Samenstelling
Metformine Tabletten (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 500 mg, 850 mg, 1000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Behandeling van diabetes mellitus type 2 met orale bloedglucoseverlagende middelen komt pas in aanmerking indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met voorlichting, educatie, aanpassing van de voeding en stimulering van lichaamsbeweging. Metformine is eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat hiermee, kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap is (toevoeging van) insulinetherapie. De overige bloedglucoseverlagende middelen komen pas in aanmerking indien gebruik van bovenstaande voorkeursmiddelen op bezwaren stuit.
Indicaties
Diabetes mellitus type 2, met name bij overgewicht, indien met dieet en lichaamsbeweging alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen:
- Bij volwassenen: als monotherapie of in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen of insuline.
- Bij kinderen ≥ 10 jaar en adolescenten: als monotherapie of in combinatie met insuline.
Dosering
Diabetes mellitus type 2:
Volwassenen:
Begindosering: 500 mg of 850 mg 2–3×/dag. Na 10–15 dagen op basis van de bloedglucosespiegel de dosering aanpassen tot maximaal 3 g/dag, verdeeld over 3 doses. Bij een hoge dagdosis van metformine (2–3 g/dag) kunnen 2 tabletten à 500 mg worden vervangen door 1 tablet à 1000 mg.
Bij overstappen van een ander oraal bloedglucoseverlagend middel op metformine: de toediening van het andere middel staken en starten met de genoemde begindosering van metformine.
Bij combinatie van metformine en insuline: metformine in de gebruikelijke begindosering geven, terwijl de insulinedosering op basis van de bloedglucosespiegel wordt aangepast.
Nierfunctiestoornis: Vóór en tijdens de behandeling dienen risicofactoren voor lactaatacidose te worden beoordeeld (zie ook de rubriek Waarschuwingen/Voorzorgen). Bij een creatinineklaring 60–89 ml/min: max. 3 g/dag in 2–3 doses, overweeg dosisreductie bij afnemende nierfunctie; bij een creatinineklaring 45–59 ml/min: max. 2 g/dag in 2–3 doses en de begindosis is niet meer dan de helft van de max. dosis; bij een creatinineklaring 30–44 ml/min: max. 1 g/dag in 2–3 doses en de begindosis is niet meer dan de helft van de max. dosis.
Adolescenten en kinderen ≥ 10 jaar:
Begindosering: 500 mg of 850 mg 1×/dag. Na 10–15 dagen op basis van de bloedglucosespiegel de dosering aanpassen tot maximaal 2 g/dag in twee of drie giften.
Een geleidelijke verhoging van de dosering en inname met voedsel kan de gastro-intestinale tolerantie verbeteren.
De tabletten tijdens of na de maaltijden innemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): meestal in het begin van de behandeling: maag-darmklachten zoals misselijkheid, braken, diarree, buikpijn en verlies van eetlust.
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid. Smaakstoornissen (metaalsmaak).
Zeer zelden (< 0,01%): huidreacties zoals erytheem, jeuk, urticaria. Afname van vitamine B12-resorptie bij langdurig gebruik met als mogelijk gevolg megaloblastaire anemie. Levensbedreigende lactaatacidose, met name bij verminderde nierfunctie, gekenmerkt door dyspneu, buikpijn en hypothermie gevolgd door een comateuze toestand. Afwijkende leverfunctie of hepatitis (reversibel na staken van het gebruik) zijn gemeld.
Interacties
De volgende middelen kunnen de nierfunctie negatief beïnvloeden, waardoor de kans op lactaatacidose toeneemt: NSAID’s (incl. coxib’s), ACE-remmers, angiotensinereceptorblokkers en diuretica (m.n. lisdiuretica). Bij starten van deze middelen in combinatie met metformine, de nierfunctie zorgvuldig monitoren. Vermijd de combinatie met alcohol vanwege meer kans op lactaatacidose. Intravasculaire toediening van jodiumhoudende contrastmiddelen kan tot nierfalen leiden en als gevolg meer kans op lactaatacidose; daarom de behandeling met metformine vóór of òp het moment van het onderzoek onderbreken en pas 48 uur na het onderzoek hervatten (mits de nierfunctie stabiel is).
ACE-remmers kunnen de bloedglucosespiegel verlagen waardoor dosisaanpassing van het bloedglucoseverlagend middel nodig kan zijn. Glucocorticoïden en sympathicomimetica hebben een hyperglykemische werking. Metformine is een substraat van organische kationtransporters (OCT1 en 2); gelijktijdig gebruik van een OCT2-remmer zoals vandetanib kan de renale eliminatie van metformine verminderen en zo leiden tot een stijging van de metforminespiegel.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens (beperkte hoeveelheid gegevens) als bij dieren, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Bij zwangerschapswens en tijdens de zwangerschap overschakelen op insuline om de bloedglucosespiegels zo normaal mogelijk te houden en daarmee de kans op schadelijke effecten bij de foetus te verkleinen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Farmacologisch effect: Er zijn geen nadelige effecten gezien op de bloedglucosespiegel en de ontwikkeling van de zuigeling.
Advies: Kan voor zover bekend zonder gevaar volgens voorschrift worden gebruikt.
Contra-indicaties
- ernstig nierfalen (creatinineklaring < 30 ml/min);
- acute metabole acidose (zoals lactaatacidose, diabetische ketoacidose);
- acute aandoeningen waarbij een risico van verandering van nierfunctie bestaat zoals dehydratie, ernstige infectie en shock;
- aandoeningen die weefselhypoxie kunnen veroorzaken zoals gedecompenseerd hartfalen, respiratoir falen en recent myocardinfarct;
- leverinsufficiëntie;
- acute alcoholvergiftiging, alcoholisme.
Waarschuwingen
Lactaatacidose is een zeldzame maar ernstige metabole complicatie die kan optreden door accumulatie van metformine; gemelde gevallen zijn met name opgetreden bij acute afname van de nierfunctie, cardiopulmonale ziekte of sepsis. In geval van dehydratie (ernstig braken, diarree, koorts of verminderde vochtinname) metformine tijdelijk staken. Wees voorzichtig met starten van geneesmiddelen die de nierfunctie acuut kunnen verstoren, zoals antihypertensiva, diuretica en NSAID’s. Andere risicofactoren zijn o.a. slecht gereguleerde diabetes, ketose, langdurig vasten, overmatig alcoholgebruik, leverinsufficiëntie en situaties die samenhangen met hypoxie. Aspecifieke symptomen zoals spierkrampen, spijsverteringsstoornissen en asthenie, alsmede tachypneu en hypothermie kunnen wijzen op lactaatacidose. Bij verdenking op lactaatacidose de toediening van metformine staken en de patiënt direct laten opnemen in het ziekenhuis.
Voorafgaande en tijdens behandeling de nierfunctie regelmatig controleren: bij een normale nierfunctie minstens een keer per jaar, bij meer kans op progressie van nierfunctiestoornis en bij ouderen: minstens twee- tot viermaal per jaar. Bij stabiel chronisch hartfalen kan metformine worden gebruikt, mits de hart- en nierfunctie regelmatig worden gecontroleerd (vanwege risico van hypoxie en nierinsufficiëntie).
Onderbreek de behandeling tijdens een operatieve ingreep onder algehele, spinale of epidurale anesthesie; hervat de behandeling niet eerder dan 48 uur na de ingreep of na het hervatten van orale voeding en alleen bij een stabiele nierfunctie. Onderbreek de behandeling op het moment van beeldvormend onderzoek met jodiumhoudende contrastvloeistof en hervat deze pas 48 uur na het onderzoek (mits de nierfunctie stabiel is).
Bij kinderen de effecten op de groei en de puberteit zorgvuldig controleren, omdat langetermijngegevens over de effecten hierop ontbreken. Wees voorzichtig bij kinderen van 10–12 jaar, omdat er weinig gegevens beschikbaar zijn over de werkzaamheid en veiligheid.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op toxicologie.org/metformine en/of vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de biguaniden. Het kan volgens drie mechanismen werken: vermindering van de glucoseproductie in de lever door remming van de gluconeogenese en glycogenolyse in de spieren, toename van de perifere gevoeligheid voor insuline en van het cellulaire glucosegebruik en remming van de resorptie van glucose. Daarnaast stimuleert metformine de intracellulaire glycogeensynthese door inwerking op de glycogeensynthetase en verhoogt het de transportactiviteit van alle typen van membraan glucose-transporters (GLUT).
Kinetische gegevens
F | 50–60%. |
T max | 2½ uur. |
Eliminatie | met de urine onveranderd. |
T 1/2el | ca. 6½ uur. Bij nierinsufficiëntie is de halfwaardetijd verlengd. |
Overig | Kan worden verwijderd via hemodialyse. |
Geneesmiddelgroep
metformine hoort bij de groep biguaniden.