vortioxetine
Samenstelling
Brintellix (als hydrobromide) Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg
Brintellix (als D,L-lactaat) Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Druppels voor oraal gebruik, oplossing.
- Sterkte
- 20 mg/ml
Elke druppel bevat 1 mg vortioxetine en 4,25 mg ethanol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Kies bij de behandeling van een depressieve episode een antidepressivum op basis van comorbiditeit, bijwerkingen, interacties, de ervaring en de prijs. Voor eerstelijnszorg wordt een tricyclisch antidepressivum (TCA) of selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI) aanbevolen. De SSRI’s hebben lichte voorkeur vanwege een iets gunstiger bijwerkingenprofiel. Start in tweedelijnszorg eventueel met een TCA, een SSRI, niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), mirtazapine of bupropion. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Vortioxetine heeft geen specifieke voordelen ten opzichte van de andere antidepressiva. Er is nog weinig ervaring met vortioxetine.
Aan de vergoeding van vortioxetine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Episode met depressie bij volwassenen.
Dosering
Depressie:
Volwassenen < 65 jaar:
start- en aanbevolen dosering: 10 mg (=10 druppels) 1×/dag; op geleide van respons dosis aanpassen tot 5–20 mg 1×/ dag. Na het verdwijnen van de depressieve symptomen behandeling nog gedurende ten minste 6 maanden voortzetten.
Ouderen ≥ 65 jaar:
startdosering 5 mg (5 druppels) 1×/dag. Voorzichtig met een dosering hoger dan 10 mg; hiervoor zijn de gegevens beperkt. Na het verdwijnen van de depressieve symptomen behandeling nog gedurende ten minste 6 maanden voortzetten.
Comedicatie: bij toevoegen van sterke CYP2D6-remmers (bv. bupropion, kinidine, fluoxetine, paroxetine) overwegen om de dosis vortioxetine te verlagen. Bij toevoegen van sterke CYP-inductoren (bv. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne) overwegen om de dosis vortioxetine te verhogen.
De druppels kunnen gemengd worden met water, vruchtensap of andere niet-alcoholische dranken.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid (bij ouderen en vrouwen vaker).
Vaak (1-10%): verminderde eetlust, abnormale dromen, duizeligheid, diarree, obstipatie (bij ouderen vaker), braken en gegeneraliseerde jeuk.
Soms (0,1-1%): tandenknarsen, overmatig blozen en nachtzweten. Bij doses van 20 mg/dag: seksuele disfunctie.
Verder is gemeld: serotoninesyndroom.
Bij gebruik van SSRI’s en TCA’s neemt, vooral boven de 50 jaar, de kans op botfracturen toe; dit geldt mogelijk ook voor vortioxetine.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met irreversibele, niet-selectieve MAO-remmers is gecontra-indiceerd; ook niet gebruiken binnen twee weken na behandeling met deze stoffen en geen MAO–remmer starten binnen 2 weken na stoppen met vortioxetine. Gelijktijdig gebruik met reversibele MAO-remmers als moclobemide en lenezolid is gecontra-indiceerd; indien de combinatie noodzakelijk is van het toegevoegde middel een minimale dosering geven en controleren op het optreden van het serotoninesyndroom. Voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met irreversibele, selectieve MAO-B-remmers (selegiline, rasagiline). Bij gelijktijdig gebruik met andere serotonerge stoffen (als SSRI’s, andere serotonerge antidepressiva (als sint-janskruid), sumatriptan en tramadol) bedacht zijn op het serotoninesyndroom. Voorzichtig met geneesmiddelen die de convulsiedrempel verlagen (TCA’s, SSRI’s, antipsychotica, mefloquine, bupropion, tramadol). Bij gebruik van bloedverdunnende middelen dient men rekening te houden met een verlengde bloedingstijd. Sterke CYP2D6-remmers (als bupropion, kinidine, fluoxetine, paroxetine) kunnen de AUC van vortioxetine verhogen en CYP-inductoren (als rifampicine, carbamazepine of fenytoïne) kunnen de AUC van vortioxetine verlagen; dosisaanpassing kan nodig zijn. Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van sterke CYP3A4-remmers (als HIV-proteaseremmers, azoolantimycotica en claritromycine) en CYP2C9-remmers (fluconazol, amiodaron) aan trage CYP2D6-metabolizers. Voorzichtigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik van lithiumzouten of tryptofaan.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken. Epidemiologische gegevens wijzen op een risico van persisterende pulmonale hypertensie bij de neonaat (PPHN) bij gebruik van SSRI’s, met name laat in de zwangerschap; gezien het gerelateerde werkingsmechanisme kan dit bij vortioxetine niet worden uitgesloten.
Farmacologisch effect: Bij dieren is vertraagde ossificatie, meer mortaliteit van de jongen, vertraagde ontwikkeling en een afname in geboortegewicht gezien. Bij gebruik tot (kort voor) de geboorte kunnen bij de pasgeborene onttrekkingsverschijnselen of serotonerge effecten optreden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Waarschuwingen
De toediening moet worden gestaakt bij ontwikkeling van of toename van epileptische aanvallen, optreden van serotoninesyndroom en bij overgang naar een manische fase. Bij optreden van symptomatische hyponatriëmie overwegen de behandeling te staken.
Patiënten controleren op klachten en symptomen van serotoninesyndroom of neuroleptisch maligne syndroom.
Antidepressieve behandeling kan het bij depressie toegenomen risico van suïcide verder vergroten gedurende de vroege stadia van herstel. Bij suïcidaal gedrag of suïcidale gedachten in de anamnese, evenals bij patiënten < 25 jaar is goede vervolging aangewezen vanwege meer kans op suïcidaal gedrag, met name in het begin van de behandeling en na dosisaanpassing.
Voorzichtigheid is geboden bij epilepsie, een voorgeschiedenis van convulsies, (hypo)manie in de anamnese, een verhoogde bloedingsneiging, ouderen, risicofactoren voor hyponatriëmie en ernstige lever- of nierfunctiestoornissen.
Toepassing bij kinderen < 18 jaar wordt ontraden, omdat de veiligheid en werkzaamheid bij deze leeftijdsgroep niet is vastgesteld en bij andere antidepressiva suïcidaal gedrag en vijandigheid zijn gemeld.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Eigenschappen
Niet-tricyclisch antidepressivum. Het werkingsmechanisme is gerelateerd aan de directe modulatie van serotonerge receptoractiviteit en remming van de serotonine- (5-HT-)transporter. Vortioxetine is een 5-HT3-, 5-HT7- en 5-HT1D-receptorantagonist, een partiële 5-HT1B-receptoragonist, een 5-HT1A-receptoragonist en een 5-HT-transporterremmer. Dit leidt tot modulatie van neurotransmissie in verschillende systemen, waaronder voornamelijk de serotonine-, maar waarschijnlijk ook de norepinefrine-, dopamine-, histamine-, acetylcholine-, GABA- en glutamaatsystemen.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed, maar traag. Wordt niet beïnvloed door voedsel |
F | 75%. |
T max | 7–11uur. |
Eiwitbinding | 98–99%. |
V d | 37,1 l/kg. |
Metabolisering | in de lever door CYP2D6 en in mindere mate door CYP3A4/5 en CYP2C9 en daaropvolgende glucuronidering in inactieve metabolieten. Het is een zwak substraat voor Pgp en een zwakke Pgp-remmer. |
Eliminatie | als metabolieten, met de urine (2/3 deel) en feces (1/3 deel). |
T 1/2el | 66 uur. |
Geneesmiddelgroep
vortioxetine hoort bij de groep antidepressiva, overige.