atropine (systemisch)
Samenstelling
Atropine Injecties (sulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 0,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Atropinesulfaatdrank FNA (sulfaat) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 0,1 mg/ml
Conserveermiddelen: sorbinezuur en kaliumsorbaat. Bevat tevens: 182 mg sorbitol/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
atropine (systemisch) vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS) zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten trombocytenaggregatieremming starten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of trombolyse. Bij een NSTEMI en IAP wordt eerst aanvullend onderzoek en risicoanalyse verricht. Als pijnbestrijding een nitraat geven. Geef bij aanhoudende pijn of contra-indicatie voor nitraten, morfine of fentanyl intraveneus. Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling. Zie voor meer informatie Behandeling van Acuut coronair syndroom in de acute fase.
Indicaties
- Symptomatische sinusbradycardie en/of AV-blok (bv. bij acuut coronair syndroom, of een overmatige vagale tonus).
- Premedicatie voor anesthesie om speeksel- en bronchiale secretie en vagusstimulatie (door bv. endotracheale intubatie en chirurgische manipulatie) te verminderen.
- Postoperatief als toevoeging aan neostigmine ter bestrijding van perifere cholinerge bijwerkingen.
- Als antidotum bij vergiftiging door cholinesteraseremmers (bv. organische fosforverbindingen, carbamaten en paddenstoelen die muscarine bevatten).
Dosering
Sinusbradycardie en/of AV-blok:
Volwassenen:
I.v.: 0,5 mg langzaam, zo nodig om de 2–5 minuten herhalen; max. 2 mg in totaal. Onder ECG-controle 1–2 mg per keer, max. 3 mg in totaal. Bij AV-blok i.v. 0,5 mg langzaam, om de 3–5 minuten herhalen, max. 3 mg.
Kinderen 1 maand–18 jaar:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 0,02 mg/kg lichaamsgewicht éénmalig; max. 0,5 mg/dosis, max. 1 mg per dag.
Premedicatie voor anesthesie:
Volwassenen:
I.m., s.c: 0,3–0,6 mg 30–60 minuten voor de operatie. i.v. 0,3–0,6 mg vlak voor de operatie; max. 1 mg per keer en 2 mg per dag.
Kinderen:
S.c., i.m. of i.v.: 0,01–0,02 mg/kg lichaamsgewicht; max. 0,6 mg per keer.
Neonaten:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal: 0,01–0,02 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig, 30–60 min voor de operatie.
Kinderen 1 maand–18 jaar:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: oraal: 0,01–0,02 mg/kg lichaamsgewicht eenmalig, 30–60 min voor de operatie; max. 0,6 mg/dosis.
Postoperatief als toevoeging aan neostigmine:
Volwassenen:
I.v.: 0,6–1,2 mg per keer.
Kinderen 0–2 jaar:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 0,2 mg/dosis éénmalig; daarna eventueel een lagere dosis op geleide van het klinisch beeld.
Kinderen 2–4 jaar:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 0,3 mg/dosis éénmalig; daarna eventueel een lagere dosis op geleide van het klinisch beeld.
Kinderen 4–10 jaar:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 0,6 mg/dosis éénmalig; daarna eventueel een lagere dosis op geleide van het klinisch beeld.
Kinderen 10–18 jaar:
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: i.v.: 1 mg/dosis éénmalig; daarna eventueel een lagere dosis op geleide van het klinisch beeld.
Als antidotum bij vergiftigingen met bv. cholinesteraseremmers:
Volwassenen:
I.m., i.v.:, s.c. 0,5–2 mg; eventueel na 5 minuten herhalen en daarna om de 10–15 minuten op geleide van sinusritme.
Kinderen 1 maand–18 jaar:
I.m. of i.v.: volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,05 mg/kg/dosis, max. 2 mg/keer; zo nodig elke 10–30 minuten herhalen op geleide van sinusritme.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): droge mond (moeilijk slikken en spreken), dorst, smaakverlies. Parasympathische remming van het maag-darmkanaal (obstipatie, reflux), verminderde maagzuursecretie, misselijkheid, braken, opgeblazen gevoel. Visusstoornis (mydriase, remming accommodatie, wazig zicht, fotofobie). Verminderde bronchiale secretie. Verminderd zweten, huiduitslag, urticaria.
Vaak (1-10%): tachycardie, aritmie, voorbijgaande (verergering van een bestaande) bradycardie. Verminderde parasympathische controle van de urineblaas, urineretentie. Blozen. Opwinding, mentale verwarring, hallucinaties (vooral bij ouderen of hogere doses), hyperthermie, incoördinatie.
Soms (0,1-1%): psychose.
Zelden (0,01-0,1%): allergische reacties. Slaperigheid, convulsies.
Zeer zelden (< 0,01%): atriale aritmieën, ventrikelfibrilleren, angina, hypertensieve crisis. Anafylaxie.
Verder zijn gemeld: hoofdpijn, rusteloosheid, ataxie, slapeloosheid. Verhoogde intra-oculaire druk.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van tricyclische antidepressiva, fenothiazinen, amantadine, sommige antihistaminica en andere stoffen met parasympathicolytische werking kan de frequentie en ernst van de bijwerkingen verhogen.
Door de verlaagde motiliteit van het maag-darmkanaal tijdens gebruik kan de resorptie van andere geneesmiddelen veranderen; zo neemt bijvoorbeeld de resorptie van levodopa neemt af.
Zwangerschap
Atropine passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, geen aanwijzingen voor schadelijkheid (weinig gegevens). Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Intraveneuze toediening tijdens zwangerschap of bevalling kan bij de foetus of neonaat tachycardie veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Bij de zuigeling kunnen anticholinerge effecten optreden. Atropine kan de aanmaak van moedermelk remmen.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Indien atropine toch gebruikt wordt tijdens borstvoeding de baby controleren op anticholinerge effecten.
Contra-indicaties
- obstructieve uropathie (bv. obstructie van de blaashals door prostaathyperplasie);
- obstructieve aandoeningen van het maag-darmkanaal (bv. pylorusstenose);
- paralytische ileus;
- nauwe-kamerhoekglaucoom;
- onbehandeld open–kamerhoekglaucoom.
Al deze contra-indicaties zijn niet relevant bij levensbedreigende noodgevallen.
Waarschuwingen
Voorzichtig toepassen bij kinderen en ouderen die gevoeliger zijn voor de bijwerkingen. Verder voorzichtig zijn bij koorts of hoge omgevingstemperatuur, myasthenia gravis, bij coronaire hartziekten, tachyaritmie, instabiele cardiovasculaire status bij acute bloeding, hartfalen of hyperthyreoïdie, hiatus hernia met reflux-oesofagitis, infecties van het maag-darmkanaal, diarree (diarree kan bovendien een vroeg symptoom van onvolledige darmobstructie zijn), intestinale atonie, ernstige colitis ulcerosa, toxisch megacolon ten gevolge van colitis ulcerosa, bij patiënten met chronische longaandoeningen (vanwege verdikking van het bronchussecreet), en verder bij autonome neuropathie, en lever- of nierfunctiestoornissen.
Door het toedienen van atropine mag de externe pacing voor onstabiele patiënten niet worden vertraagd, in het bijzonder voor patiënten met een AV-blok van hoge graad (type Mobitz-II van tweede of derde graad).
Atropine kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken.
Overdosering
Symptomen
Bij ernstige intoxicatie: depressie van het centrale zenuwstelsel, circulatiestoornissen, coma, ademhalingsdepressie, overlijden.
Therapie
Bij ernstige intoxicatie: i.v.: fysostigmine; zo nodig herhalen. Eventueel diazepam bij convulsies. Respiratoir falen kan behandeld worden met zuurstof. Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Parasympathicolyticum. Atropine is een racemisch mengsel van d- en l-hyoscyamine, waarvan de d-vorm slechts een zwakke werking heeft. Remt competitief de werking van acetylcholine op muscarinereceptoren en heeft weinig tot geen effect op de nicotinereceptoren. Heeft zowel een centrale als perifere werking. Perifere effecten zijn onder meer: verminderde productie van speeksel, zweet, neusvocht, traanvocht en maagafscheiding, verminderde darmmotiliteit en remming van de mictie. Atropine verhoogt de sinusfrequentie, en de sinoatriale en AV-geleiding. Het hartritme verhoogt gewoonlijk, maar er kan eerst bradycardie optreden. Werking: intraveneus na 2–4 minuten (effect op hart), intramusculair na circa één uur (effecten op hart, zweet- en speekselproductie).
Kinetische gegevens
T max | i.m. 30 min. |
V d | ca. 1,6 l/kg (volwassenen), ca. 2,2 l/kg (kinderen tot 10 j.). |
Overig | Atropine passeert de bloed-hersenbarrière. |
Metabolisering | in de lever, tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | vnl. via de nieren, 30–50% onveranderd en verder vooral als metaboliet tropine. |
T 1/2el | 2–5 uur. Bij leeftijd < 2 jaar of leeftijd > 65 jaar meer dan verdubbeld. |
Geneesmiddelgroep
atropine (systemisch) hoort bij de groep parasympathicolytica, overige.