Budesonide (bij allergische rinitis)

Publish

Samenstelling

Budesonide nevel Neusspray Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Neusspray
Sterkte
50 microg/dosis
Verpakkingsvorm
200 doses
Toedieningsvorm
Neusspray
Sterkte
100 microg/dosis
Verpakkingsvorm
200 doses

Rhinocort AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Nasaal inhalatiepoeder ’Turbuhaler’
Sterkte
100 microg/dosis
Verpakkingsvorm
200 doses
Toedieningsvorm
Neusspray
Sterkte
32 microg/dosis
Verpakkingsvorm
120 doses
Toedieningsvorm
Neusspray
Sterkte
64 microg/dosis
Verpakkingsvorm
120 doses

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

budesonide (bij allergische rinitis) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Vermijd bij allergische rinitis zoveel mogelijk de prikkels die klachten veroorzaken. Bij gebruik van geneesmiddelen is bij intermitterende, milde klachten een niet-sederend antihistaminicum (oraal of nasaal) eerste keus vanwege de snelle werking. Bij een verstopte neus en bij persisterende klachten gaat de voorkeur uit naar een nasaal corticosteroïd, dat bij onvoldoende effect kan worden gecombineerd met een antihistaminicum. Faalt ook de combinatietherapie en zijn de klachten ernstig, dan kan een allergeen-specifieke immunotherapie in aanmerking komen, na zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen.

Bij de behandeling van niet-allergische rinitis (vasomotore rinitis) is volgens de NHG-standaard Allergische en niet-allergische rhinitis een corticosteroïdneusspray aangewezen.

Neuspoliepen: volgens de NHG-standaard Allergische en niet-allergische rhinitis zijn lokale corticosteroïden effectief bij obstructieklachten door poliepen en conchahypertrofie.

Offlabel: volgens de KNO-richtlijn Chronische rhinosinusitis en neuspoliepen behoren lokale corticosteroïden tot de eerstelijnsbehandeling bij patiënten met chronische rinosinusitis met of zonder neuspoliepen. Volgens de NHG-standaard Acute rhinosinusitis kan bij onveranderde klachten die langer dan 14 dagen aanhouden of bij frequente recidieven (> 3–4 episoden per jaar) een corticosteroïd neusspray worden voorgeschreven om de duur of de ernst van de klachten te bekorten.

Alle intranasale corticosteroïden kunnen als gelijkwaardig worden beschouwd; let bij het voorschrijven op de kosten.

Indicaties

  • Seizoensgebonden en niet-seizoensgebonden allergische rinitis;
  • Vasomotore rinitis;
  • Milde en matig-ernstige neuspoliepen;
  • Offlabel: Acute rinosinusitis met klachten die niet verbeteren na 14 dagen of frequente recidieven (> 3–4 episoden per jaar).

Dosering

Behandeling van seizoensgebonden rinitis bij voorkeur starten voordat blootstelling aan allergenen plaatsvindt.

Bij ernstige neusverstopping kan xylometazoline neusspray worden gebruikt in de eerste 2-3 dagen van de behandeling.

Klap alles open Klap alles dicht

Allergische rinitis en/of vasomotore (niet-allergische) rinitis:

Volwassenen:

Neusspray 50 en 100 microg/dosis: starten met 200 microg (2 verstuivingen van 100 of 4 verstuivingen van 50) in ieder neusgat 1×/dag ’s morgens. Na bereiken van het gewenste klinisch effect verlagen tot de minimaal effectieve dosering.

’Turbuhaler’: starten met 200 microg (2 verstuivingen) in ieder neusgat 1×/dag ’s morgens. Na bereiken van het gewenste klinisch effect verlagen tot de minimaal effectieve dosering.

Volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar:

Neusspray 32 en 64 microg/dosis: starten met 128 microg (2 verstuivingen van 64 of 4 verstuivingen van 32) in ieder neusgat 1×/dag ’s morgens. Na bereiken van het gewenste klinisch effect verlagen tot de minimaal effectieve dosering. Een onderhoudsdosering van 32 microg in ieder neusgat 1×/dag kan voldoende zijn.

Milde en matig-ernstige neuspoliepen:

Volwassenen:

Neusspray 32 en 64 microg/dosis: 64 microg (1 verstuiving van 64 of 2 verstuivingen van 32) in ieder neusgat 2×/dag.

Volwassenen:

’Turbuhaler’: 100 microg (1 verstuiving) in ieder neusgat 2×/dag.

Offlabel: Acute rinosinusitis met onveranderde klachten > 14 dagen of frequente recidieven:

Volwassenen:

neusspray 100 microg/dosis: 100 microg (1 verstuiving) in ieder neusgat 2×/dag. Effect beoordelen na 4 (max. 6) weken. De behandeling continueren tot 1 week na het verdwijnen van de klachten. Indien 4 weken na starten van de medicatie resultaat uitblijft, de diagnose heroverwegen of verwijzen. Bij frequente recidieven beoordelen of het gebruik van de neusspray de duur van de episode verkort. In dat geval bij een volgend recidief direct weer starten met de budesonide neusspray.

Vóór gebruik neus snuiten. Spray tijdens de verstuiving van het neusseptum àf en snuif daarna goed op (zie ook de rubriek Bijwerkingen).

De neusspray schudden vóór gebruik.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): irritatie van de neus, bloederige afscheiding uit de neus.

Soms (0,1-1%): droge neus, niesaanvallen. Directe en vertraagde overgevoeligheidsreacties (urticaria, huiduitslag, dermatitis, pruritus, angio-oedeem). Spierkramp, tremor.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Systemische corticosteroïd-effecten zoals bijnierschorssuppressie en groeivertraging. Ulceratie van het neusslijmvlies. Dysfonie.

Zeer zelden (< 0,01%): atrofie van het neusslijmvlies, neusseptumperforatie; het risico op neusseptum-perforatie kan worden verminderd door van het neusseptum af te sprayen. Geur- en smaakverandering, verlies reukvermogen. Candidiasis.

Verder zijn gemeld: cataract, glaucoom.

Interacties

Combinatie met CYP3A4-remmers, zoals ketoconazol en itraconazol, vermijden omdat dit de systemische blootstelling aan budesonide kan verhogen. Als vermijden niet mogelijk is, de tijd tussen de toedieningen zo lang mogelijk maken en eventueel de budesonide-dosering verlagen.

Zwangerschap

Teratogenese: Gegevens uit een groot aantal zwangerschappen duiden niet op schadelijke effecten op de zwangerschap of het kind.
Farmacologisch effect: Bij nasale toediening is de te verwachten systemische blootstelling minimaal.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Onwaarschijnlijk bij nasale toediening, vanwege minimale systemische blootstelling van budesonide bij de moeder en geringe overgang in de moedermelk.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen

Bij onderhoudstherapie het neusslijmvlies regelmatig (ten minste eenmaal per jaar) controleren op het optreden van atrofie.

Wees voorzichtig bij latente of actieve tuberculeuze infecties (respiratoir), schimmel- of virale luchtweginfecties. Bij het optreden van luchtweginfecties het gebruik staken.

Om oogklachten als gevolg van de allergie te verlichten kan soms additionele behandeling nodig zijn.

Overschakelen van systemische naar nasale corticosteroïden: wees voorzichtig bij overschakelen van langdurige behandeling met systemische corticosteroïden naar nasaal budesonide; dit dient geleidelijk en onder zorgvuldige controle te geschieden vanwege de kans op bijnierschorsinsufficiëntie.

Systemische bijwerkingen en bijniersuppressie: bij vooral langdurig gebruik van hoge doseringen, bij leverfunctiestoornissen of bij patiënten die extra gevoelig zijn voor corticosteroïden kunnen systemische bijwerkingen (o.a. klinisch significante bijniersuppressie) optreden. Overweeg het gebruik van een additioneel oraal corticosteroïd gedurende perioden van stress of in geval van electieve chirurgie indien gedurende langere tijd hogere doses nasale corticosteroïden dan aanbevolen zijn gebruikt of bij patiënten die extra gevoelig zijn voor corticosteroïden.

Groeivertraging: geef als langdurig chronisch gebruik van nasale corticosteroïden bij kinderen noodzakelijk is, een zo laag mogelijke dosis. Groeivertraging bij kinderen is gemeld bij gebruik van therapeutische doseringen nasale corticosteroïden; controleer bij langdurig gebruik regelmatig de lengte, vooral bij gecombineerde inhalatietherapie voor astma. Bij groeiremming trachten de dosering te verminderen en verwijzen naar de kinderarts.

Bij verandering in het gezichtsvermogen en een voorgeschiedenis van toegenomen intra-oculaire druk, glaucoom en/of cataract is nauwkeurige controle aangewezen. Overweeg bij het optreden van visusstoornissen door te verwijzen naar een oogarts.

Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid van de ’Turbuhaler’ bij kinderen zijn niet vastgesteld.

Overdosering

Eigenschappen

Corticosteroïd met een lokaal ontstekingsremmende en anti-allergische werking op het neusslijmvlies. Werking: bij allergische rinitis kan effect al optreden op de tweede dag, dit is volledig na enkele dagen, in zeldzame gevallen na twee weken. Volgens de fabrikant van Rhinocort kan bij een droge of verstopte neus een neusspray worden overwogen, bij een loopneus een droog poeder (Turbuhaler).

Kinetische gegevens

F14% (neusspray 50/100 microg/dosis); 22% (’Turbuhaler’); 33% (neusspray 32/64 microg/dosis).
V d3 l/kg.
Eiwitbinding85–90%.
Metaboliseringin de lever door CYP3A4 tot inactieve metabolieten.
Eliminatievooral via de nieren.
T 1/22–3 uur.