isavuconazol
Samenstelling
Cresemba (als sulfaat) Basilea Medical Ltd.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 100 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de primaire behandeling van bewezen of waarschijnlijke en progressieve, mogelijk levensbedreigende invasieve aspergillose is voriconazol eerste keus. Voriconazol geeft echter meer kans op interacties dan de verschillende formuleringen van amfotericine B. Voor isavuconazol is voor Aspergillus-infecties geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Verder kan isavuconazol worden toegepast bij zeldzaam voorkomende mucormycose-infecties.
Indicaties
Behandeling bij volwassenen van:
- invasieve aspergillose;
- mucormycose indien amfotericine B niet geschikt is.
Dosering
De capsule en infusieoplossing zijn bio-equivalent; de doseringen zijn hetzelfde.
Invasieve aspergillose, mucormycose:
Volwassenen:
Startdosering: i.v.-infusie (of oraal) 200 mg iedere 8 uur, gedurende 48 uur (6 toedieningen).
Onderhoudsdosering: vanaf 12–24 uur na de laatste toediening van de startdosering gerekend, i.v.-infusie of oraal: 200 mg 1×/dag. Behandelduur: afhankelijk van de klinische respons. Bij invasieve aspergillose is isavuconazol in klinische onderzoeken onderzocht tot een maximale behandelduur van 84 dagen (mediaan 45 dagen). Bij mucormycose was de mediane behandelduur van niet eerder behandelde patiënten in klinisch onderzoek 102 dagen. Bij langdurig gebruik (> 6 mnd.) de baten en risico’s afwegen.
Gebruik bij nierfunctiestoornissen: de dosis hoeft niet aangepast te worden, ook niet bij eindstadium nierfalen.
Bij leverfunctiestoornissen: bij lichte tot matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing vereist.
Toedieningsinformatie: Het poeder reconstitueren en verder verdunnen tot een concentratie van ca. 0,8 mg/ml isavuconazol. Vanwege de kans op infusiegerelateerde bijwerkingen het intraveneuze infuus toedienen gedurende ten minste 60 minuten via een steriel inlinefilter met een poriegrootte van 0,2–1,2 micrometer.
De capsule kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Bijwerkingen
De bijwerkingen zijn vastgesteld bij de behandeling van invasieve schimmelinfecties:
Vaak (1–10%): dyspneu, acuut respiratoir falen. Pijn op de borst. Hoofdpijn, somnolentie, delier. Nierfalen. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Verminderde eetlust. Tromboflebitis. Huiduitslag, jeuk. Reactie op de infusieplaats. Hypokaliëmie, verhoogde leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF, γ-GT, LDH en bilirubine).
Soms (0,1–1%): hypotensie, tachycardie, bradycardie, circulatoire collaps, atriumfibrilleren of -flutter, andere supraventriculaire tachycardie, (supra)ventriculaire extrasystole, palpitaties, verkort QT-interval. Bronchospasme, tachypneu, hemoptoë, epistaxis. Overgevoeligheid. Dyspepsie, obstipatie, abdominale distensie. Hepatomegalie. Convulsie, (pre)syncope, (draai)duizeligheid, paresthesie, perifere neuropathie, encefalopathie, smaakstoornis. Depressie, slapeloosheid. Dermatitis, geneesmiddeleneruptie, petechiën. Perifeer oedeem. Rugpijn. Malaise, asthenie. Anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, pancytopenie. Hypoglykemie, hypomagnesiëmie, hypoalbuminemie.
Interacties
Isavuconazol wordt gemetaboliseerd door CYP3A4/5. Combinatie met de sterke CYP3A4/5 remmers ketoconazol of hoge dosis ritonavir (≥ 400 mg/dag) of met matige of krachtige CYP3A4/5 inductoren (zoals rifampicine, rifabutine, carbamazepine, oxcarbazepine, fenobarbital, fenytoïne, efavirenz, etravirine en sint-janskruid) is gecontra-indiceerd. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere sterke CYP3A4/5 remmers (zoals claritromycine, itraconazol (of meer bij de praktijk passend het aansluitend gebruik van de twee), indinavir, saquinavir, waarbij een minder uitgesproken stijging van de isavuconazolplasmaspiegel wordt verwacht), of met lichte tot matige CYP3A4/5 inductoren (bv. aprepitant, pioglitazon) vanwege een mogelijke daling van de isavuconazolplasmaspiegel.
Isavuconazol is zelf ook een matige remmer van CYP3A4/5. Wees daarom voorzichtig met gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die in belangrijke mate door CYP3A4/5 worden omgezet en een nauwe therapeutische breedte hebben zoals fentanyl, alfentanil, alprazolam, midazolam, diltiazem, verapamil, nifedipine, ciclosporine, sirolimus, tacrolimus, atazanavir, non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI’s) en vinca–alkaloïden. Verhoging tot toxische spiegels is mogelijk. Indien toch deze geneesmiddelen worden gebruikt, dan zonodig de dosering van het CYP3A4/5–substraat aanpassen, of indien aan de orde de bloedspiegel van het CYP3A4/5–substraat nauwkeurig controleren (o.a. bij ciclosporine, sirolimus, tacrolimus).
Isavuconazol remt tevens Pgp. Door lichte remming van Pgp kan de blootstelling van Pgp-substraten zoals digoxine, colchicine, dabigatran en vinca-alkaloïden mogelijk toenemen. Digoxinespiegels vervolgen bij het opstarten of stopzetten van de behandeling met isavuconazol.
Isavuconazol induceert CYP2B6 in lichte mate; hierdoor kan de blootstelling aan geneesmiddelen die door CYP2B6 worden gemetaboliseerd afnemen; denk hierom bij middelen met een geringe therapeutische breedte, zoals cyclofosfamide. Mogelijk moet van bupropion de dosering worden verhoogd.
Daarnaast is nog lichte mate van remming vast gesteld op BCRP, OCT2 en UGT. De klinische relevantie hiervan is nog onduidelijk. Wel is bij combinatie met het UGT-substraat mycofenolaatmofetil een stijging van de blootstelling ervan gezien met ca. 35% en bij het OCT2-substraat metformine een stijging van de blootstelling ervan met ca. 52%. Deze stijgingen op zichzelf kunnen klinisch relevant zijn en mogelijk is een dosisverlaging aangewezen. Daarnaast is isavuconazol zelf ook substraat voor UGT.
Zwangerschap
Isavuconazol passeert de placenta bij dieren.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij subtherapeutische doseringen (skeletafwijkingen o.a. rudimentaire extra ribben) en bij supratherapeutische doseringen een verhoogde perinatale mortaliteit.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken (bij mogelijk levensbedreigende schimmelinfecties). Een vruchtbare vrouw adviseren adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren, in een concentratie hoger dan die in het plasma van de moeder. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- het congenitaal korte QT-tijdsyndroom.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen
Wees voorzichtig bij overgevoeligheid voor andere azoolantimycotica.
Isavuconazol kan een geringe verkorting (ca. 13 ms) van het QT-interval veroorzaken; wees voorzichtig bij verworven QT-verkorting en bij de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verkorten zoals rufinamide; toepassing bij het aangeboren verkorte QT-syndroom is gecontra-indiceerd.
Overweeg monitoring van de leverenzymwaarden bij een klinische indicatie daarvoor.
Bij het optreden van (ernstige) infusiegerelateerde reacties (hypotensie, dyspneu, duizeligheid, paresthesie, hoofdpijn en misselijkheid) de infusie staken.
Bij andere azoolantimycotica zijn ernstige bijwerkingen op de huid voorgekomen zoals het Stevens-Johnsonsyndroom. Laat daarom de patiënt onmiddellijk contact opnemen bij eerste tekenen van ernstige overgevoeligheidsreacties zoals progressieve huiduitslag, vaak met blaas-, blaar- en schilfervorming. Bij optreden van een dergelijke ernstige huidaandoening de behandeling definitief staken.
De klinische ervaring bij ouderen en bij de indicatie mucormycose is beperkt. Isavuconazol is niet onderzocht bij kinderen (< 18 jaar) of bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15).
Overdosering
Symptomen
bij supratherapeutische doseringen zijn, naast de beschreven bijwerkingen ook rusteloosheid, angst, aandachtsstoornissen, opvliegers, een droge mond, orale hypesthesie, artralgie en fotofobie gemeld.
Therapie
symptomatisch; er is geen specifiek antidotum.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met isavuconazol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Triazoolderivaat met fungicide activiteit. Remt het enzym lanosterol 14α-demethylase (CYP51), dat bij gisten en schimmels een essentiële stap in de biosynthese van ergosterol katalyseert. Door depletie van ergosterol verzwakt de plasmamembraan van de schimmel, waardoor de membraanpermeabiliteit verandert en essentiële celbestanddelen verloren gaan.
Een gedeeltelijke of volledige klinische respons is gezien bij de volgende Aspergillus spp.: A. fumigatus, A. flavus, A. niger en A. terreus. In vitro is ook activiteit tegen A. nidulans gezien. Een zeer beperkte hoeveelheid gegevens liet klinische respons van patiënten zien, bij de behandeling van mucormycose veroorzaakt door Rhizopus spp., Lichthemia spp., en Actinomucor elegans. Bij Rhizomucor spp. is géén respons waargenomen.
Het bestaan van kruisresistentie met voriconazol en andere triazool antischimmelmiddelen is niet uitgesloten.
Kinetische gegevens
Overig | isavuconazoniumsulfaat wordt door plasma-esterasen snel omgezet in isavuconazol. |
Overig | isavuconazol: |
F | oraal ca. 98%. |
T max | oraal: 2–4 uur. |
V d | ca. 6,4 l/kg (met een zeer goede distributie). |
Eiwitbinding | > 99%, voornamelijk aan albumine. |
Metabolisering | door CYP3A4/3A5 en vervolgens door UGT. |
Eliminatie | ca. 46% met de urine (voornamelijk als metabolieten, <1% onveranderd), eveneens ca. 46% met feces. Door de hoge eiwitbinding wordt isavuconazol niet door hemodialyse verwijderd. |
T 1/2el | ca. 110–115 uur. |
Geneesmiddelgroep
isavuconazol hoort bij de groep triazolen.