Metoclopramide

Publish

Samenstelling

Metoclopramide (hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
10 mg
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml

Primperan (hydrochloride) Sanofi-Aventis

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
1 mg/ml
Verpakkingsvorm
200 ml

Bevat methyl- en propylparahydroxybenzoaat als conserveermiddelen.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml
Toedieningsvorm
Zetpil
Sterkte
10 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

metoclopramide vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Misselijkheid en braken bij chemotherapie: Een 5-HT3-(serotonine)receptorantagonist is het standaardmiddel voor de behandeling van misselijkheid en braken tijdens matig tot hoog emetogene chemotherapie, in combinatie met dexamethason en eventueel een neurokinine-1-receptorantagonist. Bij weinig of nauwelijks emetogene chemotherapie komt metoclopramide in aanmerking.

Voor de symptomatische behandeling van misselijkheid en braken komen domperidon en metoclopramide in aanmerking. Om de bijwerkingen te minimaliseren gelden voor zowel domperidon als metoclopramide strikte doseringsadviezen.

Bij ernstig zwangerschapsbraken dat medicamenteus behandeld moet worden gaat op basis van ervaring de voorkeur uit naar meclozine met als tweede keus metoclopramide.

Bij de behandeling van migraine-aanvallen gaat op grond van de bijwerkingen de voorkeur uit naar paracetamol in voldoende hoge dosering. Tweedekeus met een vergelijkbare werkzaamheid, maar meer bijwerkingen zijn NSAID’s (acetylsalicylzuur, ibuprofen, naproxen) en orale triptanen. Bij misselijkheid en braken wordt zo nodig tegelijk met de pijnstiller een anti-emeticum (domperidon, metoclopramide) ingenomen. Bij twee of meer aanvallen per maand is profylaxe te overwegen.

Indicaties

Preventie van vertraagde, door chemotherapie geïnduceerde misselijkheid en braken (CINV) bij volwassenen en als tweedelijns optie bij kinderen (1–18 jaar). Preventie van door radiotherapie geïnduceerde misselijkheid en braken (RINV) bij volwassenen. Symptomatische behandeling van misselijkheid en braken o.a. door migraine. In combinatie met orale analgetica om bij acute migraine de resorptie van analgetica te bevorderen. Preventie postoperatief braken (PONV) bij volwassenen en als tweedelijnsoptie bij kinderen (1–18 jaar).

Dosering

Metoclopramide maximaal 5 dagen gebruiken in verband met de kans op neurologische en andere bijwerkingen.

Klap alles open Klap alles dicht

Preventie vertraagde misselijkheid en braken bij chemotherapie (CINV):

Volwassenen:

Oraal/rectaal/parenteraal: 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg (of 0,5 mg/kg lichaamsgewicht)/dag, gedurende maximaal 5 dagen.

Kinderen 1–18 jaar:

(Alleen als tweedelijns optie) oraal/parenteraal (i.v.): 0,1–0,15 mg/kg lichaamsgewicht maximaal 3×/dag, maximaal 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur, gedurende maximaal 5 dagen. Ofwel 1–3 jaar of 10–14 kg: 1 mg max. 3×/dag, 3–5 jaar of 15–19 kg: 2 mg max. 3×/dag, 5–9 jaar of 20–29 kg: 2,5 mg max. 3×/dag, 9–18 jaar en 30–60 kg: 5 mg max. 3×/dag, 15–18 jaar en > 60 kg: 10 mg max. 3×/dag.

Preventie van door radiotherapie geïnduceerde misselijkheid en braken (RINV):

Volwassenen:

Oraal/rectaal: 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg (of 0,5 mg/kg lichaamsgewicht)/dag, gedurende maximaal 5 dagen.

Preventie post–operatieve misselijkheid en braken (PONV):

Volwassenen:

Parenteraal: 10 mg als enkele dosis.

Behandeling post–operatieve misselijkheid en braken (PONV):

Kinderen 1–18 jaar:

(Alleen als tweedelijns optie) parenteraal (i.v.): 0,1–0,15 mg/kg lichaamsgewicht maximaal 3 keer per dag, maximaal 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur, gedurende maximaal 48 uur. Ofwel 1–3 jaar of 10–14 kg: 1 mg max. 3×/dag, 3–5 jaar of 15–19 kg: 2 mg max. 3×/dag, 5–9 jaar of 20–29 kg: 2,5 mg max. 3×/dag, 9–18 jaar en 30–60 kg: 5 mg max. 3×/dag, 15–18 jaar en > 60 kg: 10 mg max. 3×/dag.

Symptomatische behandeling misselijkheid en braken:

Volwassenen:

Oraal/rectaal/parenteraal: 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg (of 0,5 mg/kg lichaamsgewicht)/dag, gedurende maximaal 5 dagen.

Doseringsaanpassing bij nierfunctiestoornissen:

Creatinineklaring van 15–60 ml/min :dosis verlagen met 50%.

Creatinineklaring < 15 ml/min: dosis verlagen met 75%.

Doseringsaanpassing bij leverfuntiestoornissen:

Ernstige leverfunctiestoornis: dosis verlagen met 50%.

Bij meerdere doses per dag een interval van ten minste 6 uur tussen de doses aanhouden, zelfs bij uitbraken van de dosis.

Intraveneuze doses als trage bolus toedienen (> 3 min) om het risico van bijwerkingen te verminderen. Indien de patiënt bekend is met acathisie infusie gedurende 15 minuten overwegen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid.

Vaak (1–10%): asthenie, extrapiramidale stoornissen (vooral bij kinderen en jongvolwassenen en bij hoge dosering), parkinsonachtige verschijnselen, acathisie, depressie, diarree en hypotensie (vooral bij intraveneuze toediening).

Soms (0,1–1%): Bradycardie, vooral bij i.v. toediening. Hallucinatie. Dystonie, dyskinesie, verlaagd bewustzijn. Amenorroe, hyperprolactinemie. Diarree. Overgevoeligheidsreacties.

Zelden (0,01–0,1%): convulsie (bij epilepsiepatiënten), verwarde toestand, galactorroe.

Verder zijn gemeld: (hardnekkige) tardieve dyskinesie tijdens of na langdurig gebruik, vooral bij ouderen. Zelfmoordgedachten. Neuroleptisch maligne syndroom (hyperthermie, extrapiramidale stoornissen, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel en verhoogde waarden creatinekinase). Shock, syncope na i.v. gebruik. Hypertensie. Hartstilstand (na i.v. gebruik, volgend op bradycardie), AV–blok, sinuspauze bij i.v. gebruik, verlengd QT, ’torsade de pointes’. Methemoglobinemie (mogelijk gerelateerd aan NADH-cytochroom–b5–reductase–deficiëntie), vooral bij neonaten. Sulfhemoglobinemie, vooral bij combinatie met hoge doseringen van geneesmiddelen die zwavel afgeven. Anafylactische reacties (waaronder anafylactische shock), vooral bij i.v. toediening. Acute hypertensie (bij feochromocytoom)

Interacties

Gelijktijdig gebruik met levodopa en dopamine-agonisten is gecontra–indiceerd in verband met wederzijds antagonisme. Metoclopramide versterkt het sederend effect van centraal dempende stoffen en andersom. Anticholinergica, morfinederivaten en antiparkinsonmiddelen (anticholinerge en dopaminerge) antagoneren het effect. Door combinatie met anticholinergica, antidepressiva of antipsychotica is er meer kans op tardieve dyskinesie. De werking van bromocriptine wordt verminderd. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP2D6–remmers kan de blootstelling aan metoclopramide verhogen. Metoclopramide verlaagt de plasmaconcentratie van digoxine en verhoogt die van ciclosporine; controle plasmaspiegels is vereist. Door het prokinetische effect kan de opname van bepaalde geneesmiddelen zijn gewijzigd. Tijdens migraine-aanvallen kan de resorptie van acetylsalicylzuur en paracetamol worden versneld, wanneer metoclopramide 15 min voor het analgeticum wordt gegeven. Injectie van metoclopramide kan door remming van plasmacholinesterase de duur van neuromusculaire blokkade door mivacurium en suxamethonium verlengen.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Ontraden aan het einde van de zwangerschap vanwege meer kans op extrapiramidaal syndroom bij de neonaat.
Advies: Alleen kortdurend en op strikte indicatie gebruiken, met neonatale controle.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Bijwerkingen op het zich ontwikkelende centrale zenuwstelsel, zoals sedatie en extrapiramidale verschijnselen kunnen niet worden uitgesloten. Er zijn meldingen van het ontstaan van een (postpartum) depressie na het gebruik van metoclopramide.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Kinderen < 1 jaar, vanwege neurologische reacties en methemoglobinemie. Feochromocytoom. Gastro-intestinale bloeding, darmobstructie, darmperforatie. Tardieve dyskinesie ten gevolge van antipsychotica of metoclopramide in de anamnese. Epilepsie. Ziekte van Parkinson. Methemoglobinemie door metoclopramide of NADH cytochroom–b5–deficiëntie in de voorgeschiedenis.

Daarnaast voor zetpil: Kinderen < 18 jaar, proctitis of rectale bloedingen.

Waarschuwingen

De injectie alleen gebruiken als passende reanimatie-uitrusting aanwezig is, wegens het risico van ernstige cardiovasculaire reacties inclusief hartstilstand; indien mogelijk overstappen op orale of rectale toediening. Met name bij kinderen en jongeren en/of bij hoge doseringen kunnen extrapiramidale verschijnselen optreden, meestal in het begin van de behandeling. Deze reacties kunnen al optreden na één enkele dosis. Bij optreden van extrapiramidale symptomen de behandeling staken; de effecten verdwijnen in het algemeen geheel, maar symptomatische behandeling kan nodig zijn. Gebruik bij kinderen jonger dan 1 jaar is gecontra-indiceerd. De noodzaak tot gebruik bij kinderen van 1–18 jaar zorgvuldig afwegen tegen het risico van extrapiramidale bijwerkingen; thuisgebruik (oraal of rectaal) wordt ontraden. Het neuroleptisch maligne syndroom kan optreden, overweeg dit bij het optreden van koorts tijdens of na metoclopramidegebruik. Wees voorzichtig bij onderliggende neurologische aandoeningen. Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie optreden, vooral bij ouderen. De kans neemt toe met de behandelduur en de cumulatieve dosis. Wees voorzichtig bij i.v.-gebruik aan ouderen, bij cardiale geleidingsstoornissen (incl. QT–verlenging), ongecorrigeerde elektrolytverstoringen, bradycardie en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die QT–verlenging geven (zoals klasse Ia- en III-antiaritmica, tricyclische antidepressiva, macroliden en antipsychotica). Gelijktijdig gebruik van alcohol vermijden.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Symptomen
extrapiramidale verschijnselen, slaperigheid, verminderd bewustzijn, verwardheid, hallucinaties en cardio–respiratoir arrest.

Therapie
eventueel benzodiazepinen of een anticholinerg antiparkinsonmiddel.

Eigenschappen

Versterkt de peristaltiek van het proximale deel van het maag-darmkanaal, verhoogt de tonus van de onderste sluitspier van de oesophagus en ontspant de pylorus. Het anti-emetische effect is het gevolg van antagonisme van D2-receptoren in de CTZ en in het braakcentrum en antagonisme van 5-HT₃-receptoren en agonisme van de 5-HT₄-receptoren. Metoclopramide is niet werkzaam bij braken van vestibulaire oorsprong. Werking: i.v. binnen 1–3 min, i.m. binnen 3–5 min, oraal binnen 15–20 min.

Kinetische gegevens

Resorptieoraal snel en meestal volledig, rectaal traag en onvolledig.
OverigF = oraal 60–100% door sterk en variabel first-pass-effect. Rectaal ca. 50–70%.
T maxoraal en i.m. binnen 30–120 min, rectaal 120–180 min.
V d2–3 l/kg.
Eliminatie met de urine, deels als metaboliet. Bij ernstig verminderde nierfunctie neemt de klaring met ca. 70% af en bij ernstige leverfunctiestoornis is de afname van de plasmaklaring ca. 50%.
T 1/2el4–6 uur, bij matige tot ernstig gestoorde nierfunctie 10–15 uur.