Nadroparine

Publish

Samenstelling

Fraxiparine (Ca-zout) Aspen Pharma Trading Limited

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
9.500 IE anti-Xa/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,3 ml, 0,4 ml, 0,6 ml, 0,8 ml, 1,0 ml

Het beschermhulsje van de naald kan latex bevatten.

Fraxodi (Ca-zout) Aspen Pharma Trading Limited

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
19.000 IE anti-Xa/ml
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit 0,6 ml, 0,8 ml, 1,0 ml

Het beschermhulsje van de naald kan latex bevatten.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

nadroparine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Een veneuze trombo-embolie of longembolie kan behandeld worden met een direct werkend oraal anticoagulans (DOAC) of met de combinatie van een laagmoleculairgewicht heparine (LMWH) en een vitamine K-antagonist (VKA) als initiële behandeling, gevolgd door een 3–6 maanden durende onderhoudsbehandeling met een VKA.

Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS) (zowel instabiele angina pectoris als (N)STEMI) zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten trombocytenaggregatieremming starten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI en IAP wordt eerst aanvullend onderzoek en risicoanalyse verricht. Als pijnbestrijding een nitraat geven. Geef bij aanhoudende pijn of contra-indicatie voor nitraten, morfine of fentanyl intraveneus. Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling. Zie voor meer informatie de Behandeling van een STEMI ACS of Behandeling van een NSTEMI/IAP ACS.

Offlabel: Bij een kleine tromboflebitis wordt een afwachtend beleid geadviseerd. Er kan symptomatisch behandeld worden met pijnstillers en lokale koude kompressen. Bij een echografisch bevestigde tromboflebitis van > 5 cm of een tromboflebitis met een verbinding naar het diepe systeem, wordt geadviseerd te behandelen met fondaparinux of een LMWH.

Indicaties

Fraxiparine en Fraxodi:

  • Behandeling van trombo-embolische aandoeningen.
  • Offlabel: behandeling van tromboflebitis.

Fraxiparine:

  • Profylaxe van trombo-embolische aandoening.
  • Profylaxe van trombo-embolische complicaties in de extracorporale circulatie tijdens hemodialyse en -filtratie.
  • Behandeling van instabiele angina pectoris en non-Q-golf myocardinfarct, in combinatie met acetylsalicylzuur.

Dosering

Niet i.m. toedienen. De antifactor Xa-activiteit van de laagmoleculaire heparinen is onderling niet vergelijkbaar, zodat bij overschakeling aanpassing van de dosering noodzakelijk kan zijn.

Klap alles open Klap alles dicht

Behandeling van trombo-embolische aandoeningen:

Volwassenen:

s.c.: Fraxiparine 86 IE anti-Xa per kg lichaamsgewicht 2×/dag gedurende 10 dagen. Fraxodi 171 IE anti-Xa per kg lichaamsgewicht 1×/dag gedurende 10 dagen.

Gestoorde nierfunctie: Volgens de fabrikant: Bij matig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min): overwegen de dosering met 25–33% te verlagen. Bij een ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min): de toepassing voor deze indicatie is volgens de fabrikant gecontra-indiceerd. Bij een creatinineklaring > 50 ml/min hoeft de dosis niet aangepast te worden. Volgens de NFN-richtlijn Antistolling met LMWH bij nierinsufficiëntie (2012): Bij matig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring 30-60 ml/min): eerste gift normale dosis, vervolgens 75% van de normale dosis; bij gebruik langer dan 3 dagen doseren op geleide van de anti-Xa-activiteit; bij ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min): eerste gift normale dosis, vervolgens 50% van de normale dosis; bij gebruik langer dan 3 dagen doseren op geleide van de anti-Xa-activiteit.

Profylaxe trombo-embolische aandoeningen:

Volwassenen:

s.c.: Fraxiparine 2850 IE anti-Xa (= 0,3 ml) per keer; de eerste injectie 12 uur vóór, de tweede 12 uur ná de operatie, vervolgens 1×/dag gedurende 7–10 dagen, of tot de patiënt ambulant is. Bij gips immobilisatie na onderbeentraumata starten op de dag van het aanbrengen van het gips en continueren tot en met de dag van het verwijderen van het gips.

Gestoorde nierfunctie: Volgens de NFN-richtlijn Antistolling met LMWH bij nierinsufficiëntie (2012) is een dosisaanpassing niet noodzakelijk.

Profylaxe in extracorporale circulatie:

Volwassenen:

Fraxiparine individueel instellen. De dosis als één enkele injectie in de arteriële lijn aan het begin van iedere dialyse toedienen. Richtlijn begindosering bij een dialyseduur tot 4 uur bij patiënten zonder vergroot bloedingsrisico: lichaamsgewicht < 50 kg: 2850 IE anti-Xa (= 0,3 ml); 50–69 kg: 3800 IE anti-Xa (= 0,4 ml); ≥ 70 kg: 5700 IE anti-Xa (= 0,6 ml).

Bij patiënten met vergroot bloedingsrisico: de aangegeven dosering halveren.

Bij dialyseduur langer dan 4 uur kan tijdens de dialyse een kleine aanvullende dosis (bv. helft van initiële dosis) worden gegeven. Bij volgende dialysesessies de dosering aanpassen op basis van de resultaten van de voorgaande sessies.

Behandeling van instabiele angina pectoris en non-Q-golf myocardinfarct:

Volwassenen:

Fraxiparine in combinatie met acetylsalicylzuur (tot 325 mg/dag), begindosering 86 IE anti-Xa per kg lichaamsgewicht als i.v.-bolusinjectie, gevolgd door 86 IE anti-Xa/kg s.c. 2×/dag (elke 12 uur) veelal gedurende 6 dagen.

Gestoorde nierfunctie: Bij matig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min): overwegen de dosering met 25–33% te verlagen. Bij een ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min): de toepassing voor deze indicatie is gecontra-indiceerd. Bij een creatinineklaring > 50 ml/min hoeft de dosis niet aangepast te worden.

Offlabel: Behandeling van tromboflebitis:

Volwassenen:

Volgens de richtlijn Antitrombotisch beleid (2015): s.c. 1×/dag 5700 IE anti-Xa gedurende 30–45 dagen.

De s.c.-injectie bij voorkeur in het subcutane weefsel van de antero- en postlaterale buikgordel buiten de periumbilicale streek, of van het anterolaterale deel van het bovenbeen toedienen. De omgeving van een eventuele wond vermijden.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hemorragische tekenen op diverse plaatsen (incl. spinale hematomen), vaker voorkomend bij patiënten met andere risicofactoren. Kleine hematomen op de toedieningsplaats. In sommige gevallen ontstaan stevige knobbels die niet gerelateerd zijn aan insluiting van heparine; gewoonlijk verdwijnen deze knobbels weer na een paar dagen.

Vaak (1-10%): overige reacties op de plaats van de injectie. Verhoging van transaminasen, meestal van voorbijgaande aard.

Zelden (0,01-0,1%): (heparine-geïnduceerde) trombocytopenie, trombocytose. Calcinose ter hoogte van de injectieplaats, vaker bij patiënten met een afwijkende calciumfosfaat- huishouding, vooral bij patiënten met chronisch nierfalen. Huiduitslag, erytheem, urticaria, jeuk.

Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties (waaronder angio-oedeem en cutane reacties), anafylactoïde reactie. Priapisme. Reversibele eosinofilie na staken van de behandeling. Reversibele hyperkaliëmie gerelateerd aan heparine-geïnduceerde aldosteronsuppressie (m.n. bij risicopatiënten). Huidnecrose, meestal ter hoogte van de injectieplaats, voorafgegaan door purpura of geïnfiltreerde of pijnlijke erythemateuze plaque, al dan niet met algemene verschijnselen.

Interacties

Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van stoffen die de bloedstolling kunnen beïnvloeden, zoals orale anticoagulantia, dextranen, alsmede van stoffen met ulcerogene werking zoals corticosteroïden of van stoffen die de kaliumspiegel kunnen verhogen zoals ACE-remmers, AT1-antagonisten, trimethoprim, tacrolimus, ciclosporine en kaliumsparende diuretica. Combinatie met NSAID’s (incl. acetylsalicylzuur in hogere dosering ter pijnstilling) en trombocytenaggregatieremmers zo mogelijk vermijden vanwege meer kans op bloedingen. Bij starten van comedicatie met orale anticoagulantia de behandeling met nadroparine voortzetten totdat de INR gestabiliseerd is rondom de streefwaarde.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. De veiligheid en de werkzaamheid als tromboseprofylaxe is niet vastgesteld bij zwangere vrouwen met artificiële hartkleppen. Er is therapeutisch falen gerapporteerd bij zwangere vrouwen die een ’low molecule weight heparin’ (LMWH) kregen voor de preventie van kleptrombose.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • eerder opgetreden trombocytopenie met nadroparine;
  • actieve bloedingen of meer kans op hemorragische diathese door stollingsstoornissen, behalve bij gedissemineerde intravasculaire stolling (DIC);
  • bloedverlies uit de tractus digestivus bijvoorbeeld door ulcus pepticum;
  • hemorragisch cerebrovasculair accident;
  • ernstige hypertensie;
  • retinopathie door hypertensie of diabetes mellitus;
  • operaties aan hersenen, oog of ruggenmerg;
  • lumbale punctie;
  • acute infectieuze endocarditis;
  • ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) in doseringen voor de behandeling van diepveneuze trombose, instabiele angina pectoris of non-Q-golf myocardinfarct;
  • (loco)regionale anesthesie bij electieve operatieve ingrepen waarbij nadroparine in therapeutische doses wordt gebruikt.

Waarschuwingen

Het trombocytenaantal controleren tijdens de nadroparinebehandeling vanwege een risico van heparinegeïnduceerde trombocytopenie (HIT). De behandeling stoppen bij trombocytopenie, elke significante vermindering in trombocytenaantal (30–50% van de uitgangswaarde), verslechtering van de initiële trombose, ontstaan van trombose, uitgebreide vasculaire coagulatie. Bij een trombocytopenie door een LMWH of heparine zo mogelijk een middel uit een andere geneesmiddelgroep toedienen; indien dit onmogelijk is, een ander LMWH toedienen en het trombocytenaantal ten minste dagelijks controleren.

Bij ouderen vóór de behandeling de nierfunctie bepalen.

Voorzichtig toepassen bij lever- en nierinsufficiëntie, ernstige arteriële hypertensie, maag-darmulcera in de anamnese en andere aandoeningen waarbij bloedingen kunnen optreden, vasculaire aandoeningen van de chorioretina.

Tevens voorzichtig zijn bij verhoogde plasmakaliumspiegels, of met meer kans hierop, zoals bij diabetes mellitus, chronische nierinsufficiëntie, reeds aanwezig metabole acidose of bij comedicatie met geneesmiddelen die mogelijk hyperkaliëmie veroorzaken. Plasmakaliumspiegels regelmatig controleren bij risicopatiënten.

Vanwege de kans op spinale/epidurale hematomen dient bij een lumbaalpunctie, spinale of epidurale anesthesie de laatste nadroparinetoediening minimaal 12 uur (bij profylactisch gebruik) of 24 uur (bij behandeling) voor het inbrengen of verwijderen van de katheter of de naald plaats te vinden; bij gestoorde nierfunctie een langer tijdsinterval aanhouden. Een vervolgdosis nadroparine niet binnen 4 uur geven.

Bij huidnecrose of voorafgaande verschijnselen hiervan de toediening direct staken.

Schildklieronderzoek kan worden beïnvloed (toename van vrij thyroxine in het bloed).

De toepassing bij kinderen < 18 jaar wordt niet aanbevolen vanwege onvoldoende gegevens.

Overdosering

Symptomen
hemorragie.

Therapie
protaminesulfaat langzaam i.v.; 0,6 ml protaminesulfaat neutraliseert circa 950 IE anti-Xa nadroparine. De antifactor Xa-activiteit wordt niet volledig geneutraliseerd.

Neem voor meer informatie over een vergiftiging met nadroparine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Laagmoleculaire heparine met zwakkere antifactor IIa-activiteit, sterkere antifactor Xa-activiteit en een geringer effect op stollingsparameters zoals de trombinetijd en aPTT dan gewoon heparine. Werkingsduur (anti-Xa activiteit): nog meetbaar gedurende minimaal 18 uur na toediening van 1.900 IE anti-Xa.

Kinetische gegevens

Fgem. > 90%.
T maxca. 4–6 uur.
T 1/2els.c. ca. 3,5 uur, bij nierinsufficiëntie langer.