Propafenon

Publish

Samenstelling

Rytmonorm (hydrochloride) Abbott bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
150 mg, 300 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

propafenon vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Omdat ritmecontrole geen meerwaarde op overleving heeft in vergelijking met frequentiecontrole, heeft herstel van het sinusritme door elektro- of medicamenteuze cardioversie alleen een plaats bij klachten van de patiënt ten gevolge van het atriumfibrilleren of als comorbiditeit dit verlangt. Zie verder: ESC-guideline.

Indicaties

Recidiverende aanhoudende kamertachycardie, die niet reageert op andere anti-aritmica; kamertachycardie met syncope; kamerfibrilleren; ter behoud van sinusritme na conversie van een supraventriculaire tachycardie, mits er geen sprake is van structureel hartlijden en/of slechte linkerkamerfunctie.

Dosering

Klinisch instellen onder cardiologisch toezicht (ECG–controle, herhaalde bloeddrukmetingen). Bij een significante verbreding van het QRS–complex of een tweede of derdegraads AV–blok een dosisreductie overwegen.

Klap alles open Klap alles dicht

Volwassenen:

Begindosering 150 mg 3×/dag. Bij onvoldoende effect met tussenpozen van ten minste 4 dagen de dagdosering verhogen met 150 mg, tot zo nodig max. 900 mg per dag. Deze dosering geldt voor een lichaamsgewicht van 70 kg; bij afwijkend gewicht de dosering aanpassen (5–12 mg/kg per dag). Bij een sterk verminderde linkerventrikelfunctie of een structureel myocardlijden en bij ouderen de dosering voorzichtig en pas na het bereiken van de steady-state plasmaconcentratie (na 5–8 dagen) ophogen.

Kinderen:

10–20 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 3–4 doses, maximaal 900 mg per dag.

Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Bij verminderde lever- of nierfunctie kan cumulatie optreden; zo nodig de plasmaspiegel bepalen.

De tabletten vanwege de bittere smaak en de lokaal anesthetische werking zonder kauwen of zuigen voor, tijdens of na de maaltijd innemen met wat vloeistof.

Bijwerkingen

Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Zeer vaak (> 10%): (draai–)duizeligheid. Hartkloppingen, geleidingsstoornissen (sino–atriaal blok, AV–blok, intraventriculair blok).

Vaak (1-10%): (sinus)bradycardie, tachycardie, atriumflutter. Hoofdpijn, moeheid, asthenie, pijn op de borst, koorts. Droge mond, smaakstoornissen, buikpijn, obstipatie, diarree, misselijkheid, braken. Dyspneu. Wazig zien. Angst, slaapstoornis. Leverfunctiestoornis (verhoging ASAT, ALAT, γ–glutamyltransferase, alkalische fosfatase).

Soms (0,1-1%): huiduitslag, jeuk, urticaria, erytheem. Trombocytopenie. (Orthostatische) hypotensie, erectiele disfunctie. Verminderde eetlust. Nachtmerrie. Syncope, ataxie, paresthesie. (Fatale) aritmie, ventriculaire tachycardie. Abdominale distensie, flatulentie.

Verder zijn nog gemeld: overgevoeligheid. Granulocytopenie, leukopenie, agranulocytose. Lupusachtig syndroom. Extrapiramidale symptomen, convulsie, rusteloosheid, verwardheid. Ventrikelfibrilleren, (toename van) hartfalen. Bronchospasme. Hepatocellulaire schade, cholestase, geelzucht, hepatitis. Verlaging spermatelling (reversibel).

Interacties

Combinatie met ritonavir is gecontra-indiceerd vanwege verhoging van de propafenonspiegel. Er is meer kans op bijwerkingen bij combinatie met lokale anesthetica of met middelen die de hartfrequentie of de myocardcontractiliteit verminderen (zoals andere anti-aritmica, β-blokkers, tricyclische antidepressiva). Combinatie met andere klasse I-anti-aritmica wordt afgeraden. Combinatie met amiodaron kan hartritmestoornissen veroorzaken door beïnvloeding van de geleiding en de repolarisatie; zo nodig de dosering van beide middelen aanpassen. CYP2D6–, CYP1A2–, of CYP3A4–remmers (zoals ketoconazol, cimetidine, kinidine, erytromycine, grapefruitsap) kunnen de plasmaspiegel verhogen, inductoren van deze enzymen (zoals fenobarbital, rifampicine) kunnen de plasmaspiegel verlagen; bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegel controleren. SSRI’s (bv. fluoxetine, paroxetine) kunnen de plasmaspiegel van propafenon verhogen. Propafenon kan de plasmaconcentratie van digoxine, metoprolol, propranolol, ciclosporine, tricyclische antidepressiva en theofylline verhogen evenals van geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP2D6 (bv. venlafaxine). Er is meer kans op bijwerkingen op het centraal zenuwstelsel bij combinatie met lidocaïne i.v.. De werking van orale anticoagulantia kan worden versterkt; stollingsparameters regelmatig controleren en eventueel de dosis van het anticoagulans verlagen.

Zwangerschap

Propafenon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, waarschijnlijk.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding.

Contra-indicaties

Ongecontroleerd congestief hartfalen (linkerventrikel ejectiefractie < 35%), cardiogene shock (tenzij deze wordt veroorzaakt door aritmie). Myocardinfarct in de voorafgaande drie maanden. Ernstige symptomatische bradycardie. Functiestoornis van de sinusknoop, atriale geleidingsdefecten, tweedegraads of hoger AV–blok, bundeltakblok of distaal blok bij afwezigheid van een pacemaker. Ernstige hypotensie. Brugada-syndroom. Stoornissen in de elektrolythuishouding, m.n. hyperkaliëmie. Ernstige obstructieve longaandoeningen. Myasthenia gravis.

Waarschuwingen

Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme. Klinisch instellen onder gelijktijdige ECG-bewaking en bloeddrukcontrole, waarbij eventueel plasmaspiegels gemeten worden. Gedurende behandeling is regelmatige cardiologische controle nodig; bij ventriculaire aritmieën dient naast de ECG-bewaking eerste-harthulp aanwezig te zijn. Bij de volgende ECG-veranderingen overwegen de behandeling te staken:

– verlenging van QRS- of QT-interval > 25%;

– verlenging van het PQ-interval > 50%;

– verlenging van het QT-interval met > 500 ms;

– toename in aantal of ernst van de aritmie.

Bij verlenging van het PQ-interval > 20% of verbreding van het QRS-complex tot meer dan 160 ms uiterste voorzichtigheid betrachten. Na inname van propafenon kan een Brugada-syndroom aan het licht komen of kunnen Brugada–achtige veranderingen in het ECG worden geprovoceerd bij dragers van het syndroom die daarvóór geen symptomen hadden. Gedurende de behandeling met propafenon de pacemakerinstelling aanpassen en controleren; omdat propafenon de myocardiale prikkeldrempel verhoogt, kan het nodig zijn de pulsenergie te verhogen. Ook de prikkeldetectie kan door propafenon beïnvloed worden. Ernstige vertraging van de prikkelgeleiding en sterk verminderde myocardcontractiliteit kunnen optreden, indien toegepast bij myocardbeschadiging (myocardinfarct of endocarditis). Bij de behandeling van paroxismaal atriumfibrilleren kan er conversie naar atriumflutter optreden met een 2:1 of 1:1 geleiding naar de ventrikel. Vanwege de β-blokkerende eigenschappen van propafenon voorzichtig toepassen bij patiënten met een chronische obstructie van de luchtwegen. Bij klachten over wazig zien, duizeligheid, moeheid of bij orthostatische hypotensie kan tevens een verminderd reactie- en concentratievermogen bestaan.

Overdosering

Symptomen
Naast de eerder vermelde bijwerkingen incidenteel ademstilstand en coma.

Therapie
Min. 24 uur opname op intensive care. Vanwege de snelle absorptie zo spoedig mogelijk braken opwekken, hierna actieve kool en natriumsulfaat geven. Defibrillatie en infusie met dopamine en isoprenaline kunnen effectief zijn voor controle van hartritme en bloeddruk. Diazepam i.v. bij convulsies. Snelle infusie van natriumwaterstofcarbonaatoplossing kan effectief zijn om geleidingsvertragingen, ventriculaire aritmieën en hypotensie te behandelen. Gebruik van klasse Ia-en Ic-anti-aritmica is gecontra-indiceerd, fenytoïne wordt afgeraden. Vanwege de hoge eiwitbinding en het grote verdelingsvolume is hemodialyse niet effectief.

Eigenschappen

Een klasse Ic-anti-arrhythmicum met voornamelijk membraanstabiliserende en lokaal anesthetiserende eigenschappen en enige β-receptorblokkerende en calciumantagonistische activiteit. De depolarisatiesnelheid van de actiepotentiaal neemt af, de prikkeldrempel wordt verhoogd en de refractaire periode wordt verlengd, zowel in de atria als in de ventrikels, met remming van de prikkelvorming en -geleiding als gevolg. Propafenon is een racemisch mengsel van S-en R-propafenon. Werking: na 30 min.

Kinetische gegevens

Resorptiesnel en vrijwel volledig.
OverigF = sterk variabel door verzadigbaar first-pass-effect (dosis-afhankelijk). Hoger bij gestoorde leverfunctie.
T max2–3 uur.
V d1,9–3 l/kg.
Eiwitbinding91–97% (neemt af bij toenemende concentratie).
Metaboliseringin de lever nagenoeg volledig, deels door CYP2D6 tot actief 5-hydroxypropafenon en door CYP1A2 en CYP3A4 in het minder actieve N–depropylpropafenon. Bij ’poor metabolizers’ (< 10% van de patiënten) wordt de 5–hydroxymetaboliet nauwelijks gevormd.
Eliminatie18–38% met urine, 57% met de feces.
T 1/2bij ’ultra-rapid metabolizers’: 2–10 uur; bij ’poor metabolizers’: 10–32 uur. Bij leverfunctiestoornissen verlengd.