Tobramycine (inhalatie)

Publish

Samenstelling

Bramitob Chiesi Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
75 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 4 ml

Tobi Novartis Pharma bv

Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
60 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml
Toedieningsvorm
Inhalatiepoeder in patroon ’Podhaler’
Sterkte
28 mg
Verpakkingsvorm
Multiverpakking: capsules met voor iedere week een inhalator (podhaler)

Tobramycine Verneveloplossing Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Verneveloplossing ’Steri-Neb’
Sterkte
60 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml

Vantobra Cresco Pharma bv

Toedieningsvorm
Verneveloplossing
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1,7 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

tobramycine (inhalatie) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de behandeling van kolonisatie en chronische infecties van de long door gevoelige P. aeruginosa bij cystische fibrose patiënten kan tobramycine per inhalatie worden toegepast.

Indicaties

Onderhoudsbehandeling van chronische longinfectie met Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose patiënten van 6 jaar en ouder.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische longinfectie met Pseudomonas aeruginosa bij cystische fibrose:

Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar:

1 ampul verneveloplossing (= 300 mg, óf 170 mg bij Vantobra) of 4 capsules inhalatiepoeder (= 112 mg) 2×/dag gedurende 28 dagen. De tijd tussen de doses dient ca. 12 uur te zijn en moet > 6 uur bedragen. Indien een dosis is gemist, kan deze tot (minimaal) 6 uur vóór de volgende geplande dosis alsnog worden geïnhaleerd. Cycli van afwisselend 28 dagen actieve therapie gevolgd door 28 dagen zonder therapie aanhouden. Een aanvullende behandeling tegen P. aeruginosa kan nodig zijn. Behandelduur: zo lang er klinisch voordeel van de intermitterende therapie is. Van Vantobra zijn geen veiligheidsgegevens op de lange termijn (> 1 j.) beschikbaar.

Nierfunctiestoornis: er zijn geen gegevens die een eventuele dosisaanpassing onderbouwen.

Kinderen < 6 jaar:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: kan de verneveloplossing in dezelfde dosering (als hierboven) worden gebruikt vanaf de leeftijd van 6 maanden.

Inhaleren in zittende of staande positie, terwijl normaal wordt geademd via het mondstuk van de vernevelaar of de Podhaler. Bij gebruik van de vernevelvloeistof inademen gedurende ca. 15 minuten (via PARI LC PLUS vernevelaar bij Tobi, Steri-Neb, Bramitop) en ca. 4 minuten (via Tolero-vernevelaar bij Vantobra). Bij gebruik van het inhalatiepoeder de inhoud van iedere capsule inhaleren met twee inhalaties. Gooi na elke week de gebruikte podhaler met bewaarkoker weg en neem een nieuwe in gebruik.

Bij meerdere respiratoire behandelingen deze in de volgende volgorde uitvoeren: bronchodilatator, thoraxfysiotherapie, andere inhalatiegeneesmiddelen en als laatste tobramycine verneveloplossing of inhalatiepoeder.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): (productieve) hoest, haemoptysis, dyspneu, dysfonie, orofaryngeale pijn. Koorts.

Vaak (1-10%): tinnitus. Bloedneus, neusverstopping, rhonchi, piepen, bronchospasme, afonie, keelirritatie, smaakstoornis. Beklemmend gevoel of skeletspierpijn op de borst. Misselijkheid, braken, diarree. (Huid)uitslag.

Soms (0,1-1%): schimmelinfecties, waaronder orale candidiasis. Hoofdpijn. Draaiduizeligheid, hypoacusie, neurosensorische doofheid. Daling van FEV1. Speekselvloed, glossitis, droge slijmvliezen, faryngitis. Pijn in de (boven)buik. Asthenie. Klachten op de borst. Verhoogde transaminasewaarden.

Zelden (0,01-0,1%): rinitis, laryngitis, astma. Duizeligheid. Gehoorverlies. Mondulcera. Anorexie. Pijn op de borst.

Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheid, urticaria. Hypoxie, hyperventilatie, sinusitis. Lymfadenopathie. Somnolentie. Oorpijn. Malaise. Rugpijn.

Verder zijn gemeld: sputumverkleuring, myalgie, luchtweginfectie, neuspoliepen en otitis media.

Interacties

Bij een eerdere langdurige systemische behandeling met aminoglycosiden controle van de nierfunctie en het gehoor overwegen, vóórdat de behandeling wordt ingesteld. Combinatie met parenterale aminoglycosiden of diuretische stoffen (o.a. furosemide, ureum of intraveneus mannitol) vermijden in verband met het risico van nefro- en/of ototoxiciteit. Indien dit niet mogelijk is de patiënt nauwgezet controleren en bij parenterale toediening van aminoglycosiden rekening houden met cumulatieve toxiciteit; controleer in dit geval de tobramycine serumconcentratie. Wees om dezelfde reden voorzichtig bij de combinatie met andere geneesmiddelen met een nefro- en/of ototoxisch effect zoals amfotericine B, sommige cefalosporinen, polymyxinen, ciclosporine, tacrolimus en platinaverbindingen.

Bij een combinatie met botulinetoxine of cholinesteraseremmers is verlenging van een neuromusculaire blokkade mogelijk.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene effecten.
Farmacologisch effect: Hoge systemische serumconcentraties van aminoglycosiden kunnen leiden tot oto- en/of nefrotoxiciteit bij de foetus.
Advies: Systemische blootstelling na inhalatie is zeer laag, echter alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja . De hoeveelheid tobramycine uitgescheiden in de moedermelk na inhalatie wordt gezien de geringe biologische beschikbaarheid zeer laag geschat. De orale resorptie van aminoglycosiden is mogelijk groter bij prematuren en jonge zuigelingen.
Advies: Het gebruik of het geven van borstvoeding ontraden bij prematuren en jonge zuigelingen, vanwege de mogelijkheid op oto- of nefrotoxiciteit bij het kind.

Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor aminoglycosiden.

Waarschuwingen

Ototoxiciteit (=auditieve én vestibulaire toxiciteit) en nefrotoxiciteit zijn gemeld bij parenterale toediening van aminoglycosiden; wees voorzichtig bij bestaande nier-, gehoor-, of evenwichtsstoornissen. Overweeg bij auditieve disfunctie of bij meer kans hierop (bv. de eerdere parenterale toediening van aminoglycosiden), een audiologische beoordeling vóór het starten van de behandeling. Bij optreden of verergering van klachten als oorsuizen of gehoorverlies eveneens auditief onderzoek laten verrichten. De ureum- en creatinine concentraties bepalen vóór de start van de therapie en na iedere zes volledige cycli van tobramycine-inhalatietherapie. Regelmatige controle van de nierfunctie is vooral van belang bij ouderen. Bij bekende of vermoede gehoor- of nierdisfunctie de tobramycinespiegel controleren (via venapunctie, géén vingerprik vanwege mogelijke besmetting van het monster) na twee of drie toedieningen en ook om de 3–4 dagen tijdens de verdere behandeling. Bij een veranderende nierfunctie de serumconcentratie van tobramycine vaker controleren en zo nodig de dosering of toedieningsintervallen aanpassen. Indien nodig de behandeling tijdelijk staken tot de serumconcentratie is gedaald < 2 microg/ml. Patiënten met een ernstig gestoorde nierfunctie (serumcreatinine ≥ 177 micromol/l en ureum ≥ 14,3 mmol/l) waren niet geïncludeerd in het klinisch onderzoek.

De eerste dosis onder toezicht toedienen, na het gebruik van een bronchodilatator indien dat onderdeel is van het huidige behandelschema van de patiënt, in verband met het risico van bronchospasmen. Meet de FEV1 vóór en na inhalatie; bij een klinische verslechtering van de longfunctie additionele of een andere anti-pseudomonas behandeling overwegen. Maak een baten/risico-analyse bij bronchospasmen die door behandeling zijn geïnduceerd; bij een gebleken allergische reactie de behandeling staken. Het inhalatiepoeder geeft vaker aanleiding tot hoesten dan de vernevelvloeistof, vooral bij kinderen < 13 jaar; ingeval van hoesten gebruik van de vernevelvloeistof overwegen. Bij patiënten met ernstige actieve haemoptysis de voordelen van (het continueren van) de behandeling afwegen tegen risico’s van het opwekken van verdere hemorragie.

Wees voorzichtig bij neuromusculaire stoornissen (zoals Parkinsonisme, myasthenia gravis) vanwege de kans op verergering van spierzwakte als gevolg van een mogelijk curare-achtige werking op de neuromusculaire functie.

De ontwikkeling van antibiotica-resistente P. aeruginosa en superinfecties met andere pathogenen zijn een potentieel risico, in klinische studies werden toenamen gezien in de aminoglycoside minimale inhibitoire concentraties (MIC) voor geteste P. aeruginosa-isolaten. Deze MIC-toenamen waren grotendeels reversibel ten tijde van perioden zonder behandeling.

Er zijn geen gegevens over de effectiviteit en veiligheid bij kinderen jonger dan 6 jaar, een FEV1 < 25% of > 75% van de voorspelde waarde, bij een kolonisatie met Burkholderia cepacia en na een orgaantransplantatie.

Overdosering

Symptomen
bij toediening via aerosol ernstige heesheid. Bij accidenteel inslikken is toxiciteit onwaarschijnlijk (slechte absorptie in geval van een intact maag-darmstelsel). Bij abusievelijke intraveneuze toediening oto- en nefrotoxiciteit, neuromusculaire blokkade.

Voor meer informatie over een vergiftiging na de inhalatie van tobramycine neem contact om met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Semisynthetisch aminoglycoside. Verstoort de eiwitsynthese in de bacterie wat leidt tot een veranderde cel-permeabiliteit, progressieve disruptie van het celmembraan en uiteindelijk tot celdood. Heeft een sterk bactericide werking.

Doorgaans gevoelig zijn: Pseudomonas aeruginosa, Haemophilus influenzae en Staphylococcus aureus.

Gedurende chronische therapie kan de gevoeligheid van Pseudomonas aeruginosa afnemen via verschillende resistentiemechanismen. Kruisresistentie voor andere aminoglycosiden kan voorkomen.

Ongevoelig zijn: Burkholderia cepacia, Stenotrophomonas maltophilia en Alcaligenes xylosoxidans.

Kinetische gegevens

Resorptieeventueel ingeslikt tobramycine wordt nauwelijks geresorbeerd. Kationisch polair molecuul dat niet gemakkelijk epitheelmembranen passeert.
Ftracheaal 6–10%.
T maxca. 1 uur (podhaler en vernevelvloeistof).
Overigna toediening blijft tobramycine voornamelijk geconcentreerd in de luchtwegen. De sputum Cmax blijkt sterk uiteen te lopen, maar is veel hoger dan in het serum. Tobramycine hoopt zich niet op in het sputum. Twee uur na inhalatie zijn de sputumconcentraties gedaald tot ca. 14% van het niveau 10 minuten na toediening. Ook na 20 weken behandeling is de sputumconcentratie niet significant anders dan na de eerste dosis.
Metaboliseringniet.
Eliminatieonveranderd, met de urine door glomerulaire filtratie (systemisch geresorbeerd tobramycine), en waarschijnlijk via opgehoest sputum (niet geresorbeerd tobramycine).
T 1/2elca. 2–3 uur (systemisch tobramycine).