Varicella-zosterimmunoglobuline

Publish

Samenstelling

VariQuin Sanquin, CLB, divisie Producten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
100 IE/ml
Verpakkingsvorm
flacon 2 ml

Bereid uit menselijk plasma met een hoge titer aan varicella-zosterantistoffen; Variquin bevat ten minste 100 IE varicella-zosterantistof per ml. De eiwitconcentratie bedraagt 0,10–0,18 mg/ml en bestaat uit ten minste 90% IgG, geringe hoeveelheden IgA (max. 0,006 mg/ml) en IgM en sporen van andere plasma-eiwitten. Door productieproblemen is Variquin tijdelijk niet leverbaar, via de website van Sanquin (zoek op variquin) is op artsenverklaring een gelijkwaardig vervangend geneesmiddel te bestellen (dat in Engeland geregistreerd is). Sanquin zorgt dat er door de patiënt geen extra kosten gemaakt te hoeven worden, een eventueel eigen risico blijft van toepassing. Een Nederlandse bijsluiter en toedieningsadviezen volgens Nederlands voorschrift worden meegeleverd.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

varicella-zosterimmunoglobuline vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Varicella-zosterimmunoglobuline kan bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven.

Indicaties

Het voorkómen van infectie met varicella-zostervirus (VZV) bij hoog-risico patiënten die zijn blootgesteld aan het virus zoals:

  • pasgeborenen, van wie de moeder in de periode van 7 dagen vóór tot en met 7 dagen na de bevalling varicella doormaakt;
  • prematuren jonger dan 28 weken met een laag geboortegewicht, onafhankelijk van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen VZV bij de moeder;.
  • overige pasgeborenen van wie de moeder geen klinische of immunologische aanwijzingen voor een doorgemaakte varicella heeft;
  • personen die als immunodeficiënt moeten worden beschouwd (bv. gebruik van steroïden, cytostatica, radiotherapie, recente stamceltransplantatie, congenitale of verworven immuundeficiënties bij patiënten die geen substitutietherapie ondergaan met immunoglobulinen) en waterpokken nog niet hebben doorgemaakt c.q. bij wie géén antistoffen tegen het VZV aantoonbaar zijn.

Toediening kan ook worden overwogen bij volwassenen en ouderen met zwakke gezondheidsstatus en bij zwangere vrouwen (met name tot in het begin van het 3e trimester) zonder doorgemaakte varicella in de voorgeschiedenis.

Dosering

Bij pasgeborenen, van wie de moeder in de periode van 7 dagen vóór tot en met 7 dagen ná de bevalling varicella doormaakt, dient toediening zo snel mogelijk te geschieden. In de andere gevallen geldt: zo spoedig mogelijk, het liefst binnen 3 dagen, maar uiterlijk binnen 10 dagen na het contact met een varicella-patiënt toedienen.

Elke patiënt gedurende 20 minuten na toediening onder observatie houden.

Klap alles open Klap alles dicht

Het voorkómen van infectie met VZV bij patiënten met een verhoogd risico na blootstelling aan varicella:

Pasgeborenen:

Tot 2 kg lichaamsgewicht: 1 ml;

Patiënten met een lichaamsgewicht van:

2–10 kg: 1 flacon à 2 ml;

10–30 kg: 2 flacons à 2 ml;

vanaf 30 kg: 3 flacons à 2 ml.

Geadviseerd wordt de injectie te herhalen wanneer herexpositie later dan 3 weken na de injectie plaatsvindt.

Langzaam, diep i.m. toedienen. Het preparaat bij voorkeur op lichaamstemperatuur brengen alvorens het toe te dienen.

Bij ernstige trombocytopenie of een hemorragische diathese kan s.c.-toediening worden overwogen; het is niet onderzocht of de werking dan gegarandeerd is. Het preparaat is niet geschikt voor i.v.-toediening.

In het geval dat een substantieel volume toegediend moet worden (> 2 ml bij kinderen, > 5 ml bij volwassenen) wordt het aanbevolen dit te verdelen over twee injectieplaatsen.

Bijwerkingen

Op de injectieplaats: pijn en gevoeligheid, zwelling, erytheem, verharding, warmte, jeuk, huiduitslag.

Zelden: hypotensie, tachycardie. Overgevoeligheids- of anafylactische reacties (incl. shock), koorts en/of exantheem, rillingen, malaise, jeuk. Hoofdpijn. Artralgie. Misselijkheid, braken.

Interacties

De immuunrespons op bepaalde vaccins met verzwakt levend virus, m.n. mazelen-, bof-, rubella- of varicellavaccin kan door immunoglobuline worden verzwakt. Na toediening van een dergelijk vaccin moet binnen 3–4 weken geen immunoglobuline worden toegediend. Indien dat toch noodzakelijk is na 3 maanden revaccineren. Na toediening van varicella-zosterimmunoglobulinen; vaccinatie met een verzwakt levend vaccin tot ten minste 3 maanden daarna uitstellen.

Zwangerschap

Teratogenese: Langdurige klinische ervaring met immunoglobulinen heeft aangetoond dat er geen schadelijke effecten op het verloop van de zwangerschap, bij de foetus en bij het pasgeboren kind zijn te verwachten.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar) volgens voorschrift worden gebruikt.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: IgG immunoglobulinen worden in de moedermelk uitgescheiden. Deze kunnen een bijdrage leveren aan de overdracht van beschermende antistoffen aan de neonaat.
Advies: Kan worden gebruikt.

Contra-indicaties

Patiënten met selectieve IgA-deficiëntie bij wie anti-IgA-antistoffen zijn aangetoond (bij voorkeur) niet met dit preparaat behandelen vanwege de kans op een anafylactische reactie.

Waarschuwingen

Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten (bv. IgA-deficiëntie) wegens risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle aangewezen.

Het preparaat is niet geschikt voor de preventie van herpes zoster bij patiënten die waterpokken hebben doorgemaakt c.q. bij wie antistoffen tegen het varicella-zostervirus aantoonbaar zijn en het beïnvloedt bij hen ook niet het verloop van herpes zoster. Bij klinisch manifeste varicella is toediening evenmin zinvol.

Na injectie met immunoglobulinen kan tijdelijke stijging van de titer van verschillende passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot fout-positieve resultaten bij serologisch onderzoek (bv. Coombs-test).

Overdosering

Eigenschappen

Humaan varicella-immunoglobuline bereid uit plasma van humane donoren. Passief immuniserende werking tegen varicella-zostervirus. De antistoffen zullen het virus neutraliseren, waardoor het niet meer kan binden aan de targetcel. Vervolgens vindt verdere eliminatie plaats. De maximale plasmaspiegel wordt na 2–3 dagen bereikt. De werkingsduur bedraagt ongeveer 2 weken, mogelijk langer.

Kinetische gegevens

Metaboliseringafbraak van IgG als zodanig en van IgG in complexen vindt plaats in het weefselmacrofagensysteem.
T 1/2de halfwaardetijd van IgG is ca. 21–28 dagen.