Vinflunine

Publish

Samenstelling

Javlor (als bitartraat) Pierre Fabre Benelux

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
25 mg/ml
Verpakkingsvorm
2 ml, 10 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

vinflunine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Zie voor de behandeling van de betreffende indicatie de geldende behandelrichtlijn.

Indicaties

Als monotherapie bij volwassenen met gevorderd of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom na falen van een eerdere behandeling met platinahoudende middelen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Volwassenen:

320 mg/m² lichaamsoppervlak als i.v. infusie gedurende 20 min, elke 3 weken. Bij een ECOG Performance Status van 0 of 1 en voorafgaande bekkenbestraling beginnen met 280 mg/m²; indien geen hematologische toxiciteit optreedt, de dosering verhogen tot 320 mg/m² voor de volgende cycli.

Doseringsaanpassingen als gevolg van toxiciteit: bij ANC < 1,0 × 109/l, trombocytenaantal < 100 × 109/l of matige tot ernstige orgaantoxiciteit, de behandeling onderbreken tot aan herstel en zo nodig de dosering aanpassen; indien binnen 2 weken geen herstel optreedt, de behandeling staken. Bij ANC < 0,5 × 109/l gedurende > 7 dagen óf ANC < 1,0 × 109/l met koorts ≥ 38.5 °C óf mucositis of obstipatie van graad 2 gedurende ≥ 5 dagen óf elke andere toxiciteit graad ≥ 3 (met uitzondering van misselijkheid en braken), de dosering verlagen naar 280 mg/m² na het eerste voorval en naar 250 mg/m² na het tweede voorval; de behandeling definitief staken bij een derde voorval. Bij een initiële dosis van 280 mg/m² de dosering verlagen naar 250 mg/m² na het eerste voorval en bij een tweede voorval de behandeling definitief staken.

Doseringsaanpassingen bij leverfunctiestoornissen: bij lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–6): 250 mg/m² elke 3 weken; bij matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9): 200 mg/m² elke 3 weken.

Doseringsaanpassingen bij nierfunctiestoornissen: bij matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 40–60 ml/min): 280 mg/m² elke 3 weken; bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 20–40 ml/min): 250 mg/m² elke 3 weken.

Ouderen ≥ 75 jaar:

75–79 jaar: 280 mg/m² elke 3 weken; ≥ 80 jaar: 250 mg/m² elke 3 weken.

Doseringsaanpassingen als gevolg van toxiciteit: bij ANC < 0,5 × 109/l gedurende > 7 dagen óf ANC < 1,0 × 109/l met koorts ≥ 38.5 °C óf mucositis of obstipatie van graad 2 gedurende ≥ 5 dagen óf elke andere toxiciteit graad ≥ 3 (met uitzondering van misselijkheid en braken), de dosering verlagen naar 250 mg/m² (bij 75–79 jaar) of 225 mg/m² (bij ≥ 80 jaar) na het eerste voorval; de behandeling definitief staken bij een tweede voorval.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): neutropenie (80%, ernstig bij 50%), leukopenie (85%, ernstig bij 45%), anemie (93%, ernstig bij 17%), trombocytopenie (54%). Gebrek aan eetlust (34%), stomatitis (27%), misselijkheid (41%), braken (27%), buikpijn, obstipatie (55%), diarree, gewichtsafname. Alopecia (29%), myalgie, asthenie, vermoeidheid (55%), koorts, reactie op de infusieplaats (28%). Hyponatriëmie.

Vaak (1-10%): infecties, febriele neutropenie, overgevoeligheidsreacties, dehydratie. Slapeloosheid, syncope, hoofdpijn, duizeligheid, neuralgie, verandering van smaak, neuropathie (o.a. perifeer sensorisch), oorpijn. Tachycardie, hyper- of hypotensie, veneuze trombose. Dyspneu, hoest, dysfagie, dyspepsie, mondaandoeningen, ileus. Huidreactie, jeuk, hyperhidrose. Spierzwakte, artralgie, rugpijn, kaakpijn, pijn in ledematen/botten. Pijn op de borst, rillingen, oedeem.

Soms (0,1-1%): neutropene sepsis, visusstoornis, duizeligheid, tinnitus. Cardiale ischemie, myocardinfarct. ARDS, maag- of tandvleesaandoening, keelpijn, oesofagitis, gewichtstoename. Droge huid, erytheem, nierfalen, verhoogde transaminasenwaarden, SIADH.

Zelden (0,01–0,1%): posterieur reversibel encefalopathiesyndroom.

Verder zijn gemeld: QT–verlenging, tumorpijn.

Interacties

Gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers (o.a. boceprevir, claritromycine, erytromycine, indinavir, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, ritonavir, saquinavir, voriconazol, grapefruit- of pompelmoessap) of CYP3A4-inductoren (o.a. carbamazepine, rifampicine, sint-janskruid) vermijden in verband met respectievelijk stijgingen of dalingen van de vinflunine- en DVFL-concentratie in het bloed. Gelijktijdig gebruik met QT(c)-interval verlengende middelen (o.a. amiodaron, disopyramide, domperidon, kinidine, methadon, sotalol, macrolide antibiotica, chinolonen, imidazool–antimycotica, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica) vermijden. Gelijktijdig gebruik met gepegyleerd lipsomaal doxorubicine verhoogt de blootstelling aan vinflunine en verlaagt de blootstelling aan doxorubicine. Gelijktijdig gebruik met opioïden geeft meer kans op obstipatie.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, embryotoxisch en teratogeen gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste drie maanden na de therapie. Raad een man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat vinflunine tot irreversibele infertiliteit kan leiden. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten die na de behandeling kinderen willen krijgen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor andere vinca–alkaloïden. Aanwezige of in de afgelopen twee weken doorgemaakte ernstige infectie. Bij aanvang van de behandeling een absolute neutrofielen telling (ANC) < 1,5 × 109/l of trombocytenaantal < 100 × 109/l. Bij volgende toedieningen een ANC < 1,0 × 109/l of trombocytenaantal < 100 × 109/l.

Waarschuwingen

Vóór elke toediening een complete bloedceltelling verrichten. Ter vermindering of preventie van obstipatie, voldoende vocht- en vezelinname aanraden en laxeermiddelen gebruiken vanaf dag 1 tot dag 5–7 van de behandelcyclus; patiënten die meer kans op obstipatie hebben, behandelen met macrogol. Wees voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en congenitaal of verworven QT-verlenging. Bij een voorgeschiedenis van angina pectoris of een myocardinfarct zorgvuldig controleren op cardiale ischemie; bij optreden hiervan de behandeling staken. Bij symptomen van posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES) zoals hoofdpijn, verwardheid, insulten, visusstoornissen, hypertensie, misselijkheid en braken, de diagnose bevestigen met beeldvormend onderzoek van de hersenen; overweeg staken van de behandeling bij neurologische symptomen van PRES. Bij infusie via een perifere ader kan veneuze irritatie ontstaan; dit herstelt snel zonder onderbreking van de behandeling. De werkzaamheid en veiligheid zijn niet onderzocht bij patiënten met een WHO/ECOG performance status (PS) ≥ 2. Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.

Overdosering

Eigenschappen

Vinca-alkaloïd. Bindt zich aan intracellulaire tubuline-eiwitten waardoor de vorming en dynamiek van microtubuli wordt geremd hetgeen resulteert in mitotisch arrest en apoptose.

Kinetische gegevens

V dca. 35 l/kg.
MetaboliseringDoor CYP3A4 tot inactieve metabolieten, door esterasen tot 4-O-deacetylvinflunine (DVFL), de actieve en belangrijkste metaboliet.
EliminatieMet de feces (2/3) en met de urine (1/3).
T 1/2el40 uur, 120 uur (actieve metaboliet).