Zofenopril

Publish

Samenstelling

Zofil (calcium) Menarini Benelux nv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
7,5 mg, 30 mg

Zofenopril (calcium) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
30 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

zofenopril vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij hypertensie verlagen diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers en angiotensinereceptorblokkers (ARB’s) de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntenkenmerken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het verhogen van de dosis; tevens beperkt het de bijwerkingen als gevolg van een dosisverhoging. De vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS) (zowel instabiele angina pectoris als (N)STEMI) zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten trombocytenaggregatieremming starten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI en IAP wordt eerst aanvullend onderzoek en risicoanalyse verricht. Als pijnbestrijding een nitraat geven. Geef bij aanhoudende pijn of contra-indicatie voor nitraten, morfine of fentanyl intraveneus. Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling. Zie voor meer informatie de Lange termijn, secundaire preventie na een ACS.

Binnen de groep van de ACE-remmers bestaan grote prijsverschillen.

Indicaties

  • Milde tot matige essentiële hypertensie;
  • Na een acuut myocardinfarct, beginnen binnen 24 uur bij klinisch stabiele patiënten al dan niet met symptomen van hartfalen, en die geen trombolytische therapie hebben ontvangen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

begindosering 15 mg 1×/dag, indien nodig met intervallen van 4 weken verhogen tot onderhoudsdosering van 30 mg 1×/dag; max. 60 mg per dag in 1–2 doses.

Bij gelijktijdige behandeling met diuretica het diureticum 2–3 dagen staken voordat met de ACE-remmer wordt gestart; indien dit niet mogelijk is: begindosering 7,5 mg 1×/dag.

Bij een verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 45 ml/min): dosis halveren; bij dialysepatiënten: een kwart van de begin- en onderhoudsdosering; bij een milde tot matig gestoorde leverfunctie: de helft van de begindosering.

Acuut myocardinfarct:

starten binnen 24 uur na de eerste symptomen met 7,5 mg 2×/dag op dag 1 en dag 2, op dag 3 en 4: 15 mg 2×/dag en vanaf dag 5 gedurende 6 weken 30 mg 2×/dag. Bij een systolische bloeddruk ≤ 120 mmHg bij de start van de behandeling of gedurende de eerste 3 dagen na het myocardinfarct de dosering niet verhogen. Bij hypotensie (systolische bloeddruk ≤ 100 mmHg) de behandeling voortzetten met doses die eerder goed werden verdragen; bij ernstige hypotensie (systolische bloeddruk ≤ 90 mmHg bij 2 opeenvolgende metingen met een tussenpoos van minimaal 1 uur) de behandeling staken. Na 6 weken de behandeling staken indien er geen symptomen van hartfalen of linkerventrikeldisfunctie aanwezig zijn; zijn deze wel aanwezig de behandeling langdurig voortzetten.

Bijwerkingen

Vaak (1–10%): duizeligheid, hoofdpijn. Hoest. Misselijkheid, braken. Vermoeidheid.

Soms (0,1–1%): huiduitslag. Spierkramp, asthenie.

Zelden (0,01–0,1%): angio–oedeem (vaker bij negroïde patiënten).

Verder zijn bij gebruik van ACE–remmers de volgende bijwerkingen gemeld: agranulocytose, pancytopenie, bij G6PD deficiëntie hemolytische anemie. Hypoglykemie. Depressie, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, verwardheid. Paresthesie, smaakstoornissen, evenwichtsstoornissen. Visuele stoornissen. Oorsuizen. Blozen. Dyspneu, sinusitis, rinitis, glossitis, bronchitis, bronchospasmen. Intestinaal angio–oedeem, diarree, obstipatie, droge mond, buikpijn, pancreatitis, ileus. Hyperhidrose, allergische reacties zoals urticaria, erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische necrolyse van de epidermis, psoriasisachtige huiduitslag, alopecia, koorts, myalgie, artralgie, eosinofilie, verhoogde ANA–titers. Nierinsufficiëntie (incl. acuut nierfalen). Mictiestoornissen. Erectiele disfunctie. Perifeer oedeem, pijn rond de borst. Stijging van plasma–ureum-, leverenzym-, bilirubine- en plasmacreatininewaarden. Daling van hemoglobineconcentratie, hematocriet, aantallen bloedplaatjes en witte bloedcellen. Gepaard gaande met hypotensie: tachycardie, hartkloppingen, aritmie, angina pectoris, myocardinfarct, zwakte, syncope.

In zeldzame gevallen zijn ACE-remmers in verband gebracht met een syndroom dat begint met cholestatische icterus en overgaat in fulminante hepatische necrose en (soms) overlijden.

Interacties

Gelijktijdige behandeling met een ACE–remmer en een ARB vermeerdert de kans op hypotensie, syncope, hyperkaliëmie en achteruitgang van de nierfunctie; een dubbele blokkade alleen toepassen bij afzonderlijk gedefinieerde patiënten (zonder diabetische nefropathie) bij wie de nierfunctie, bloeddruk en het elektrolytengehalte regelmatig worden gecontroleerd. Bij diabetespatiënten of een verminderde nierfunctie (GFR < 60 ml/min/1,73 m² ) is het gebruik van zofenopril in combinatie met aliskiren gecontra–indiceerd. Bij andere patiënten wordt de combinatie ontraden; indien de combinatie toch toegepast dient te worden, is periodieke bepaling van de nierfunctie, bloeddruk en serumelektrolyten aanbevolen. Bij toevoeging aan (voorafgaande) therapie met een diureticum kan een versterkte hypotensieve reactie optreden. Kaliumzouten, kaliumsparende diuretica, heparine en andere plasmakalium-verhogende geneesmiddelen (bv. trimethoprim, tacrolimus, ciclosporine) versterken het effect op het serumkaliumgehalte en kunnen tot hyperkaliëmie leiden. De kans op (orthostatische) hypotensie is groter bij combinatie met tricyclische antidepressiva, narcotica, antipsychotica, barbituraten, β–blokkers, α–blokkers, calciumantagonisten, nitraten en cimetidine. ACE-remmers kunnen de uitscheiding van lithium verminderen; indien combinatie noodzakelijk is, lithiumconcentratie zorgvuldig controleren. In combinatie met indometacine en andere niet-steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAID’s) kan de werking van ACE-remmers verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan; combinatie met voorzichtigheid gebruiken, vooral bij ouderen en gedehydrateerde patiënten. Combinatie van ACE-remmers met insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan leiden tot een toegenomen bloedglucoseverlaging met meer kans op hypoglykemie, met name gedurende de eerste weken en bij gestoorde nierfunctie. Er is meer kans op hematologische reacties bij combinatie met geneesmiddelen die een negatieve invloed hebben op het bloedbeeld (bv. allopurinol, immunosuppressiva waaronder corticosteroïden, cytostatica). Er is meer kans op een nitritoïde reactie, als gevolg van intraveneuze toediening van aurothiomalaat bij gelijktijdige inname van ACE-remmers. Nitritoïde reacties, welke vrij ernstig kunnen zijn, worden gekenmerkt door roodheid in het gezicht, misselijkheid, duizeligheid en hypotensie.

Zwangerschap

Teratogenese: Gebruik van ACE-remmers en mogelijk ook van andere geneesmiddelen die het renine-angiotensine systeem beïnvloeden tijdens het tweede en derde trimester is schadelijk, zich uitend in neonatale longhypoplasie, intra-uteriene groeivertraging, persisterende ductus arteriosus en schedelhypoplasie.
Farmacologisch effect: Gebruik van ACE-remmers en mogelijk ook van andere geneesmiddelen die het renine-angiotensine systeem beïnvloeden tijdens het tweede en derde trimester kan leiden tot foetale en/of neonatale toxiciteit zoals gestoorde nierfunctie, nierfalen, oligohydramnion, hypotensie en hyperkaliëmie.
Advies: Gebruik tijdens het eerste trimester wordt niet aanbevolen; gebruik tijdens het tweede en derde trimester is gecontra-indiceerd.
Overige: Bij kinderwens en zwangerschap instellen op een alternatieve therapie; aangeraden wordt de patiënte bij het begin van de behandeling al hierop te wijzen. Als blootstelling vanaf het tweede trimester heeft plaatsgevonden, een echoscopie verrichten van de nieren en de schedel van de foetus. Neonaten nauwkeurig controleren op hypotensie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden, met name in geval van pasgeborenen of vroeggeborenen.

Contra-indicaties

  • angio-oedeem in de anamnese (al dan niet in verband met een ACE-remmer);
  • ernstige leverinsufficiëntie;
  • bilaterale nierarteriestenose of unilaterale nierarteriestenose bij slechts één nier;
  • overgevoeligheid voor ACE-remmers.

Waarschuwingen

Vanwege het risico van een ernstige hypotensieve reactie heeft klinische instelling op ACE-remmers de voorkeur bij ernstig hartfalen, ernstige volume- en/of zoutdepletie, ernstige renine-afhankelijke hypertensie, dialyse en indien een aanzienlijke bloeddrukdaling riskant is zoals bij ischemische hartziekten en cerebrovasculaire aandoeningen. Er is meer kans op hyperkaliëmie bij een leeftijd > 70 jaar, diabetes mellitus, een gestoorde nierfunctie of plotseling achteruitgaande nierfunctie, dehydratie, metabole acidose, acuut hartfalen en cel-afbraak (ischemie, trauma, rabdomyolyse). De kans op proteïnurie neemt toe bij verminderde nierfunctie of hoge doses; bij verminderde nierfunctie vóór en tijdens de behandeling, proteïnewaarden in urine bepalen. Voorzichtig bij aorta– of mitralisstenose en hypertrofische cardiomyopathie. Om het risico van een ernstige hypotensieve reactie te minimaliseren dient men een bestaande diuretische therapie bij voorkeur 2–3 dagen vóór instelling op een ACE-remmer te staken. Bij gestoorde nierfunctie die controleren en de dosering verlagen. Bij ernstig hartfalen, renovasculaire hypertensie, gestoorde nierfunctie en in het bijzonder bij bilaterale stenose van de arteriae renales of bij unilaterale stenose bij slechts één functionerende nier rekening houden met (acute) achteruitgang van de nierfunctie en dient instelling op ACE-remmers klinisch te geschieden. Bij dialyse met ’high flux’ membranen en bij LDL-aferese via dextransulfaatabsorptie gelijktijdig gebruik van ACE-remmers vermijden vanwege een risico van ernstige, snel optredende anafylactoïde reacties. Ook bij desensibilisatie tegen dierlijke gifstoffen zijn (levensbedreigende) anafylactoïde reacties beschreven en is voorzichtigheid geboden met ACE-remmers. Hypotensie die tijdens anesthesie/operatie optreedt als gevolg van geblokkeerde angiotensine II-vorming kan worden gecorrigeerd door volumevergroting. Bij optreden van angio-oedeem de toediening onmiddellijk staken; indien de zwelling de tong, glottis of larynx betreft en er kans is op luchtwegobstructie tevens zo snel mogelijk 0,5 mg adrenaline (epinefrine) i.m. toedienen. Ook bij alleen een zwelling van de tong (zonder ademnood) de patiënt langdurig observeren, omdat de behandeling met antihistaminica en corticosteroïden mogelijk niet afdoende is. Bij ontwikkeling van icterus of stijging van leverenzymwaarden de behandeling staken. Vanwege de kans op neutropenie de patiënt aanraden gedurende de eerste 3 maanden van de behandeling bij tekenen van infecties (keelpijn, koorts of algehele malaise) onmiddellijk de arts te waarschuwen. Vooral bij verminderde nierfunctie en in het bijzonder indien deze gepaard gaat met collageenziekten (zoals systemische lupus erythematodes of scleroderma) of behandeling met immunosuppressiva of allopurinol, dient het bloedbeeld (m.n. het aantal leukocyten) te worden gecontroleerd vanwege de toegenomen kans op neutropenie. Voorzichtig bij psoriasis. Werkzaamheid en veiligheid bij leeftijd ≤ 18 jaar en bij een recente niertransplantatie zijn niet vastgesteld. Voor de indicatie na een myocardinfarct mag zofenopril niet worden gebruikt bij verminderde nierfunctie, dialyse en verminderde leverfunctie omdat daarbij de werkzaamheid en veiligheid niet zijn vastgesteld; voorzichtig bij ouderen ≥ 75 jaar. ACE-remmers en angiotensinereceptorblokkers zijn minder effectief tegen hypertensie bij negroïde dan bij niet-negroïde mensen.

Overdosering

Eigenschappen

Zofenoprilaat remt het ’angiotensine converting enzyme’ (ACE), dat angiotensine I in angiotensine II omzet. De plasmarenine-activiteit neemt toe en de aldosteronsecretie neemt af. Door perifere vaatverwijding neemt de voor- en nabelasting van het hart af en daalt de bloeddruk.

Kinetische gegevens

OverigZofenopril:
Resorptieoraal snel en volledig. Wordt na resorptie snel en volledig door hydrolyse gemetaboliseerd tot actief zofenoprilaat.
OverigZofenoprilaat:
T max1½ uur.
V d1,4 l/kg.
Metaboliseringvia verschillende routes, zoals glucuronidering, cyclisering, cysteïneconjugatie en S-methylering van de thiolgroep.
Eliminatie69% via de nieren en 26% met de feces.
T 1/25½ uur, bij matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 7–44 ml/min) en milde tot matig gestoorde leverfunctie ca. 11 uur, bij dialysepatiënten ca. 22 uur.