Capecitabine

Publish

Samenstelling

Capecitabine Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
150 mg, 300 mg, 500 mg

Xeloda Roche Nederland bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
150 mg, 500 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

capecitabine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Vooralsnog vormt bij de primaire behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom in verband met de ruime ervaring 5-fluoro-uracil (5-FU) in combinatie met folinezuur in lage dosering intraveneus de standaardbehandeling. Een therapeutisch voordeel van capecitabine ten opzichte van de standaardbehandeling is niet aangetoond. De effectiviteit en vooralsnog eveneens de toxiciteit lijken vergelijkbaar. Wel heeft capecitabine een voordeel in gebruiksgemak, omdat het oraal kan worden toegediend.

Voor capecitabine zijn geen adviezen vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van de overige indicaties.

Indicaties

Gemetastaseerd colorectaalcarcinoom . Adjuvante behandeling bij stadium III (stadium Dukes’ C) coloncarcinoom. Eerstelijnsbehandeling in combinatie met een platinaverbinding van gevorderd maagcarcinoom. In combinatie met docetaxel bij lokaal voortgeschreden of gemetastaseerd mammacarcinoom na falen van chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte. Als monotherapie bij lokaal voortgeschreden of gemetastaseerd mammacarcinoom, na falen van taxanen en chemotherapie die een antracyclinederivaat bevatte of indien verdere behandeling met antracyclinederivaten niet is aangewezen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Colon-, colorectaal en mammacarcinoom, monotherapie:

1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken). De aanbevolen behandelduur bij adjuvante behandeling van stadium III coloncarcinoom is 6 maanden.

Colon-, colorectaal en maagcarcinoom, combinatietherapie:

800-1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur gedurende 2 weken gevolgd door 1 week rust (cyclusduur van 3 weken) óf 625 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur continu (indien geen rustweek wordt gehanteerd).

Mammacarcinoom, combinatietherapie:

1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur op de dagen 1 tot en met 14 gevolgd door 7 dagen rust (cyclusduur van 21 dagen) en op dag 1 docetaxel i.v. infusie 75 mg/m² lichaamsoppervlak 1× per 3 weken in 60 minuten toedienen.

Dosisaanpassing bij bijwerking graad 2:

Een eenmaal verlaagde dosis niet meer verhogen. De dosis wordt per keer verlaagd met 25%. Eerste waarneming: de behandeling onderbreken tot herstel (≤ graad 1) en hervatten met de oorspronkelijke dosering. Tweede waarneming: de behandeling onderbreken tot herstel (≤ graad 1) en hervatten met een verlaagde dosering (75% van de aanvangsdosis). Derde waarneming: de behandeling onderbreken tot herstel (≤ graad 1) en hervatten met een verlaagde dosering (50% van de aanvangsdosis). Vierde waarneming: de behandeling definitief staken.

Dosisaanpassing bij bijwerking graad 3:

Een eenmaal verlaagde dosis niet meer verhogen. De dosis wordt per keer verlaagd met 25%. Eerste waarneming: de behandeling onderbreken tot herstel (≤ graad 1) en hervatten met een verlaagde dosering (75% van de aanvangsdosis). Tweede waarneming: de behandeling onderbreken tot herstel (≤ graad 1) en hervatten met een verlaagde dosering (50% van de aanvangsdosis). Derde waarneming: de behandeling definitief staken.

Dosisaanpassing bij bijwerking graad 4:

Een eenmaal verlaagde dosis niet meer verhogen. Eerste waarneming: in principe de behandeling definitief staken, tenzij de arts anders oordeelt; dan de behandeling onderbreken tot herstel (≤ graad 1) en hervatten met een verlaagde dosering (50% van de aanvangsdosis). Tweede waarneming: de behandeling definitief staken.

Dosisaanpassing bij nierfunctiestoornis:

Bij een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–50 ml/min) bij aanvang van de behandeling, de aanvangsdosering van 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur verlagen naar 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur (bij een aanvangsdosering van 1000 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur is geen dosisreductie vereist). Indien tijdens de behandeling de nierfunctie daalt tot een creatinineklaring < 30 ml/min de behandeling staken.

Patiënten ≥ 60 jaar:

bij de combinatie met docetaxel aanvankelijk 950 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur, indien mogelijk trapsgewijs verhogen tot 1250 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur; bij patiënten ≥ 65 jaar in combinatie met irinotecan aanvankelijk 800 mg/m² lichaamsoppervlak iedere 12 uur.

Pas bij DPD-deficiëntie de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Tabletten met water innemen ’s ochtends en ’s avonds binnen 30 min na een maaltijd.

Waarmee capecitabine gecombineerd wordt:

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): anorexie, stomatitis, misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Hand-voetsyndroom. Vermoeidheid, asthenie.

Vaak (1-10%): herpes infecties, nasofaryngitis, lage luchtweginfecties. Neutropenie, anemie. Dehydratie, gewichtsafname. Slapeloosheid, depressie. Hoofdpijn, lethargie, duizeligheid, paresthesie, smaakstoornis. Toename traanvocht, oogirritatie, conjunctivitis. Tromboflebitis. Epistaxis, rinorroe, dyspneu, hoest. Droge mond, dyspepsie, gastro-intestinale bloeding, obstipatie, flatulentie. Hyperbilirubinemie, afwijkende leverfunctiewaarden. Alopecia, erytheem, droge huid, jeuk, huiduitslag (o.a. maculeuze huiduitslag, exfoliatieve dermatitis), pigmentatiestoornis (o.a. hyperpigmentatie van de huid), nagelaandoening. Pijn in de ledematen, rugpijn, artralgie. Koorts, lethargie, perifeer oedeem, malaise, pijn op de borst.

Soms (0,1-1%): sepsis, cellulitis, tonsillitis, gastro-enteritis, urineweginfectie, influenza, schimmelinfectie (o.a. orale candidiasis), abces aan tand of kies. Lipoom. Febriele neutropenie, granulocytopenie, trombocytopenie, leukopenie, hemolytische anemie, pancytopenie, verhoogde INR, verlengde protrombinetijd. Overgevoeligheid. Diabetes mellitus, hypokaliëmie, eetstoornis, ondervoeding, hypertriglyceridemie. Verwardheid, paniekaanvallen, verlaagd libido. Afasie, verminderd geheugen, ataxie, syncope, evenwichtsstoornis, sensorische stoornis, perifere neuropathie. Verminderde gezichtsscherpte, dubbelzien, draaiduizeligheid, oorpijn. (Instabiele) angina pectoris, atriumfibrilleren, aritmie, (sinus)tachycardie, palpitaties. Diepveneuze trombose, petechiën, hypertensie, hypotensie, opvliegers, perifere koudheid. Pneumothorax, hemoptoë, longembolie, astma, inspanningsdyspneu. Slikstoornis, oesofagitis, gastro-oesofageale reflux, darmverstopping, ascites, colitis, bloed in ontlasting, geelzucht. Blaren, huidzweren, urticaria, fotosensibilisatie, gezwollen gezicht, purpura, ’Radiation recall’–syndroom. Gezwollen gewrichten, botpijn, aangezichtspijn, spierstijfheid, spierzwakte. Hydronefrose, hematurie, nycturie, urine incontinentie, verhoogde creatininespiegel. Vaginale bloedingen. Oedeem, rillingen.

Zelden (0,01–0,1%): traanbuisstenose, hoornvliesafwijkingen, hoornvliesontsteking, keratitis punctata. Ventrikelfibrilleren, verlenging van het QT-interval, ’torsade de pointes’, bradycardie, vasospasme. Leverfalen, cholestatische hepatitis. Cutane lupus erythematodes.

Zeer zelden (< 0,01%): ernstige huidreacties waaronder Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse.

Verder is gemeld: encefalopathie.

In combinatietherapie zijn vergelijkbare bijwerkingen gemeld als bij capecitabine monotherapie, maar een aantal in een hogere frequentie van voorkomen. Daarnaast zijn in combinatietherapie gemeld: vaak (1-10%): angst. Tremor, neuralgie. Hikken, dysfonie. Overmatig zweten. Proteïnurie, dysurie. Slijmvliesontsteking. Hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie.

Interacties

Capecitabine remt het metabolisme van vitamine K-antagonisten, controleer daarom regelmatig de stollingsparameters. Gecombineerd gebruik met fenytoïne kan de plasmaspiegels van fenytoïne verhogen tot toxische waarden, om deze reden bij gelijktijdig gebruik de plasmaspiegels van fenytoïne regelmatig controleren. Bij combinatie met folinezuur (30 mg 2×/dag oraal) of interferon-alfa neemt de maximaal getolereerde dosis van capecitabine af van 3000 mg/m² lichaamsoppervlak tot 2000 mg/m² lichaamsoppervlak per dag. Mogelijk vermindert allopurinol de werkzaamheid van capecitabine; de combinatie vermijden.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken. Gezien het werkingsmechanisme is het waarschijnlijk dat gebruik van capecitabine tijdens de zwangerschap schadelijk is.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie. Bij dieren zijn nadelige effecten op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid waargenomen; deze effecten waren echter reversibel na een geneesmiddelvrije periode.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), in aanzienlijke hoeveelheden (bij dieren).
Advies: Het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.

Contra-indicaties

Ernstige reacties op fluoropyrimidinetherapie in de voorgeschiedenis. Dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD)-deficiëntie (poor metabolizer). Ernstige leukopenie, neutropenie (aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l) of trombocytopenie (aantal trombocyten < 100 × 109/l). Ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Ernstige leverfunctiestoornis.

Waarschuwingen

Bij patiënten met een niet-herkende DPD–deficiëntie kan onverwachts levensbedreigende toxiciteit optreden; de behandeling dan direct staken. Voorzichtig bij coronaire hartziekten, diabetes mellitus en ziekten van het centrale of perifere zenuwstelsel. Tevens voorzichtig bij aanwezigheid van risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen, en congenitaal of verworven QT-verlenging. Onderbreek de behandeling wanneer het aantal neutrofielen < 1,0 × 109/l en/of het aantal trombocyten < 75 × 109/l is geworden. Controleer bij lichte tot matige leverfunctiestoornissen regelmatig de leverfunctiewaarden, omdat effectiviteits- en veiligheidsgegevens ontbreken. Onderbreek de behandeling bij een verhoging van het bilirubinegehalte van > 3 × ULN of ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Hervat behandeling met capecitabine monotherapie bij een bilirubinegehalte ≤ 3 × ULN of ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN (bij combinatietherapie kan geen aanbeveling worden gedaan). Controleer regelmatig op het ontstaan van oogheelkundige complicaties, zoals hoornvliesontsteking en hoornvliesafwijkingen, met name bij oogaandoeningen in de anamnese. De dosisbeperkende bijwerkingen omvatten diarree, buikpijn, misselijkheid, stomatitis en hand-voetsyndroom. Gebruik bij optreden van handvoet-syndroom géén vitamine B6 als ook cisplatine wordt gegeven, vanwege vermindering van de werkzaamheid van cisplatine. Bij ernstige huidreacties zoals het Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse, de behandeling definitief staken. Bij ouderen ≥ 60 jaar en bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–50 ml/min) is er meer kans op ernstige (graad 3 of 4) bijwerkingen. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht.

Overdosering

Eigenschappen

Orale pro-drug van 5-fluoro-uracil (5-FU). De actieve metabolieten van 5-FU, 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat veroorzaken niet-specifieke remming van het enzym thymidylaatsynthetase, wat leidt tot DNA-fragmentatie en celdood. Ook worden 5-FU en zijn actieve metabolieten voor een deel geïncorporeerd in DNA en RNA, wat leidt tot celdood.

Kinetische gegevens

Resorptiewordt na orale toediening snel en grotendeels geresorbeerd.
Metaboliseringwordt in de lever omgezet in 5-deoxy-5-fluorocytidine en vervolgens in de weefsels (m.n. tumorcellen) via 5-deoxy-5-fluorouridine in 5-FU. 5-FU wordt intracellulair omgezet in de actieve metabolieten 5-fluoro-deoxyuridinemonofosfaat en 5-fluorouridinetrifosfaat; daarnaast wordt 5–FU omgezet in minder toxische metabolieten door het enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD), dat hierin de snelheidsbeperkende factor is.
Eliminatievnl. met de urine uitgescheiden, 3% onveranderd.
T 1/2elca. 45–70 min.