Ciprofloxacine

Publish

Samenstelling

Ciprofloxacine Infusievloeistof (als lactaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 100 ml, zak 200 ml

Ciprofloxacine Infusievloeistof (als waterstofsulfaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 100 ml, 200 ml, zak 100 ml, 200 ml

Ciprofloxacine Tabletten (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
250 mg, 500 mg, 750 mg

Ciproxin Bayer bv

Toedieningsvorm
Granulaat voor suspensie
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel
Toedieningsvorm
Granulaat voor suspensie
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
107 ml, flacon met granulaat + flacon met oplosmiddel

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ciprofloxacine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

In het algemeen: Fluorchinolonen zoals ciprofloxacine zijn ’reserve’ antimicrobiële middelen. Om resistentieontwikkeling te voorkomen, dient de toepassing ervan te worden gereserveerd voor situaties waarin met andere antimicrobiële middelen onvoldoende resultaat wordt verkregen.

Bij een community-acquired pneumonie is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse: III–IV) is parenterale toediening van benzylpenicilline óf amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) is monotherapie met moxifloxacine óf een tweede of derde generatie cefalosporine (cefuroxim, ceftriaxon of cefotaxim) aangewezen; bij opname op de intensivecare-afdeling de cefalosporine combineren met ciprofloxacine.

Bij de behandeling van otitis media acuta gaat de voorkeur uit naar een afwachtend beleid met adequate pijnbestrijding. Is na drie dagen het effect op pijn en/of koorts onvoldoende dan een antimicrobiële behandeling starten met amoxicilline. Bij risicogroepen en bij forse algemene ziekteverschijnselen direct starten met een antimicrobiële behandeling. Bij contra-indicatie voor amoxicilline komt cotrimoxazol in aanmerking.

Bij de behandeling van otitis externa gaat de voorkeur uit naar zure oordruppels met een corticosteroïd. In geval van een trommelvliesperforatie komen aluminium-acetotartraat 1,2% oordruppels als eerste in aanmerking. Als na 3 weken het effect uitblijft, behandel dan op geleide van een kweek en resistentiebepaling.

Bij urineweginfecties is de farmacotherapie gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken). Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen gaat mogelijk vanzelf over; voer daarom een afwachtend beleid. Ga echter bij risicogroepen, waaronder kinderen, direct over tot medicamenteuze therapie om complicaties te voorkomen. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (1e keus), fosfomycine (2e keus), trimethoprim (3e keus) en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur. Gebruik in geval van weefselinvasie antibacteriële middelen met voldoende weefselpenetratie. Start, in afwachting van een antibiogram, de behandeling met middelen zoals ciprofloxacine (1e keus), amoxicilline/clavulaanzuur (2e keus) of cotrimoxazol (3e keus) en intramuraal met aminoglycosiden en cefalosporinen.

Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is chirurgisch ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur.

Na een tekenbeet kan worden afgewacht of preventief worden behandeld met een eenmalige dosering doxycycline of azitromycine. Erythema migrans behandelen met doxycycline. Amoxicilline of azitromycine zijn een alternatief indien doxycycline gecontra-indiceerd is.

Indicaties

Volwassenen:

  • Lagere luchtweginfecties veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën zoals exacerbaties van chronisch obstructief longlijden, bronchopulmonale infecties bij cystische fibrose of bij bronchiëctasieën, pneumonie;
  • Chronische sinusitis bij een acute exacerbatie, in het bijzonder wanneer deze veroorzaakt is door Gram-negatieve bacteriën;
  • Chronische purulente otitis media;
  • Maligne otitis externa;
  • Urineweginfecties;
  • Urethritis en cervicitis veroorzaakt door gevoelige gonokokken;
  • Epididymo-orchitis waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
  • Ontsteking in het kleine bekken bij vrouwen (PID, ’pelvic inflammatory disease’) waaronder gevallen die veroorzaakt zijn door gevoelige Neisseria gonorrhoeae;
  • Maag-darmstelselinfecties (bv. reizigersdiarree);
  • Intra-abdominale infecties;
  • Infecties van de huid en weke-delen, veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën;
  • Bot- en gewrichtinfecties;
  • Profylaxe én behandeling van infecties bij neutropene patiënten;
  • Profylaxe van invasieve infecties als gevolg van Neisseria meningitidis;
  • Inhalatieantrax (profylaxe na blootstelling én de curatieve behandeling).

Kinderen en adolescenten:

  • Bronchopulmonale infecties bij cystische fibrose, veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa;
  • Gecompliceerde urineweginfecties, zoals een pyelonefritis;
  • Inhalatieantrax (profylaxe na blootstelling én de curatieve behandeling);
  • Andere ernstige infecties wanneer dit noodzakelijk wordt geacht.

Dosering

Zorg in verband met de kans op kristalurie en nierbeschadiging voor een goede vochtinname door de patiënt en vermijd overmatige alkalisering van de urine.

Klap alles open Klap alles dicht

Lagere luchtweginfecties:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.

Volgens de SWAB-richtlijn (2016): bij een ernstige pneumonie (volgens CURB-65 of PSI) behandeld op de intensivecare-afdeling: i.v. 400 mg 2×/dag, in combinatie met een tweede of derde generatie cefalosporine (cefuroxim, ceftriaxon of cefotaxim). Bij aangetoonde kolonisatie van de luchtwegen met Pseudomonas aeruginosa kan het (in de dosering van 400 mg 2×/dag) in combinatie met benzylpenicilline (1 milj. IE 4×/dag) gebruikt worden bij een matig-ernstige of ernstige pneumonie.

Cystische fibrose:

Kinderen en adolescenten:

Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10 tot 14 dagen. Er is klinisch onderzoek verricht bij kinderen van 5–17 jaar; er is minder ervaring bij kinderen tussen 1–5 jaar.

I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10 tot 14 dagen.

Acute exacerbatie van chronische sinusitis of een chronische purulente otitis media:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.

Maligne otitis externa:

Volwassenen:

Oraal: 750 mg 2×/dag, gedurende 28 dagen tot 3 mnd.

I.v.-infusie: 400 mg 3×/dag, gedurende 28 dagen tot 3 mnd.

Ongecompliceerde cystitis:

Volwassenen:

Oraal: 250–500 mg 2×/dag, gedurende 3 dagen. Bij vruchtbare vrouwen kan een dosis van 500 mg eenmalig worden gegeven; dit heeft echter waarschijnlijk een lagere werkzaamheid dan de langere behandelduur (mede gezien de toenemende resistentie van E.coli tegen fluorchinolonen).

Gecompliceerde cystitis of ongecompliceerde pyelonefritis (volwassenen):

Volwassenen:

Oraal: 500 mg 2×/dag, gedurende 7 dagen. Volgens de NHG-standaard Urineweginfecties kan deze dosering bij meisjes vanaf 16 jaar worden toegepast. Voor mannen schrijft de standaard een behandelduur van 14 dagen voor.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen.

Gecompliceerde pyelonefritis:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende minstens 10 dagen. In bepaalde specifieke gevallen (bv. abcessen) kan de behandelduur langer zijn dan 21 dagen. De NHG-standaard Urineweginfecties schrijft voor mannen een behandelduur van 14 dagen voor.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–21 dagen; de behandeling kan na 21 dagen worden voortgezet in bepaalde specifieke gevallen (bv. abcessen).

Gecompliceerde urineweginfecties of pyelonefritis (kinderen):

Kinderen en adolescenten:

Oraal: 10–20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen.

I.v.-infusie: 6 tot 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, gedurende 10 tot 21 dagen.

Door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis:

Volwassenen:

Oraal: 500 mg eenmalig.

Prostatitis:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 2–4 weken (acuut) tot 4–6 weken (chronisch).

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 2–4 weken (acuut).

Epididymo-orchitis en ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID):

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende ten minste 14 dagen.

Intra-abdominale infecties:

Oraal: 500 tot 750 mg 2×/dag, gedurende 5–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 5–14 dagen.

Infecties van het maag-darmstelsel zoals diarree, waaronder empirische behandeling van ernstige reizigersdiarree:

Volwassenen:

Oraal: 500 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen

I.v.-infusie: 400 mg 2×/dag; gedurende 1 dag. De behandelduur wijkt af bij: Vibrio cholerae 3 dagen, Shigella dysenteriae (type 1) 5 dagen, Salmonella typhi 7 dagen.

Infecties van de huid en weke delen:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende 7–14 dagen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende 7–14 dagen.

Infecties van botten en gewrichten:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag, gedurende maximaal 3 mnd.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag, gedurende maximaal 3 mnd.

Profylaxe en behandeling van infecties bij neutropene patiënten:

Volwassenen:

Oraal: 500–750 mg 2×/dag gedurende volledige periode van neutropenie in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.

I.v.-infusie: 400 mg 2–3×/dag gedurende volledige periode van neutropenie in combinatie met één of meer geschikte antibacteriële middelen.

Profylaxe van invasieve infecties als gevolg van Neisseria meningitidis:

Volwassenen:

Oraal: 500 mg eenmalig.

Inhalatieantrax, profylaxe na blootstelling en curatieve behandeling:

Volwassenen:

Oraal: 500 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen vanaf de bevestiging van de blootstelling aan Bacillus anthracis.

I.v.-infusie: 400 mg 2×/dag. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen vanaf de bevestiging van de blootstelling aan Bacillus anthracis.

Kinderen en adolescenten:

Oraal: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 500 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen vanaf de bevestiging van de blootstelling aan Bacillus anthracis.

I.v.-infusie: 10–15 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 400 mg per dosis. De behandeling zo spoedig mogelijk beginnen en de behandelduur is 60 dagen vanaf de bevestiging van de blootstelling aan Bacillus anthracis.

Andere ernstige infecties:

Kinderen en adolescenten:

Oraal: 20 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag en maximaal 750 mg per dosis, duur afhankelijk van het type infectie.

I.v.-infusie: 10 mg/kg lichaamsgewicht 3×/dag en maximaal 400 mg per dosis, duur afhankelijk van het type infectie.

Gebruik bij verminderde nierfunctie: Oraal (volwassenen): creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 250–500 mg iedere 12 uur; creatinineklaring < 30 ml/min/1,73m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 250–500 mg iedere 24 uur; hemodialysepatiënten: 250–500 mg iedere 24 uur (op dialysedagen na de dialyse geven); bij peritoneale dialyse: 250–500 mg iedere 24 uur.

Gebruik bij verminderde nierfunctie: Intraveneus (volwassenen): creatinineklaring 30–60 ml/min/1,73m² (serumcreatinine 124–168 micromol/l): 200–400 mg iedere 12 uur; creatinineklaring < 30 ml/min/1,73m² (serumcreatinine ≥ 169 micromol/l): 200–400 mg iedere 24 uur; hemodialysepatiënten: 200–400 mg iedere 24 uur (op dialysedagen na de dialyse geven); bij peritoneale dialyse: 200–400 mg iedere 24 uur.

Over kinderen met een verminderde nierfunctie zijn er weinig gegevens bij gebruik.

Infusie alleen bij ernstige infecties, waarbij orale therapie niet mogelijk of gewenst is. De infusietijd is bij volwassenen ca. 30 minuten (voor een flacon of zak van 100 ml), ca. 60 min (voor een flacon of zak van 200 ml) en bij kinderen 60 min.

Vanwege de bittere smaak de tabletten zonder kauwen innemen met een ruime hoeveelheid water. Zo nodig na gebruik van de suspensie ook water nadrinken. Niet innemen met zuivelproducten (zoals melk of yoghurt) of met mineralen verrijkt vruchtensap (zie rubriek Interacties).

De suspensie schudden voor gebruik.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Bij i.v.-toediening: reacties op de infusieplaats.

Soms (0,1-1%): dyspepsie, buikpijn, braken, flatulentie, anorexie. Mycotische superinfecties. Eosinofilie. Hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen, smaakverandering. Agitatie, (psychomotorische) hyperactiviteit. Huiduitslag, urticaria, jeuk. Spierpijn, gewrichtspijn. Asthenie, koorts. Nierfunctiestoornis. Verhoogde waarden van transaminasen, bilirubine en alkalische fosfatase.

Zelden: (0,01-0,1%): allergische reactie, angio-oedeem, lichtgevoeligheidsreacties. Vasodilatatie, hypotensie, syncope. Tachycardie. Oedeem, hyperhidrose. Dyspneu, astmatische aandoening. Pseudomembraneuze colitis. Paresthesie, dysesthesie, hypesthesie, tremor, vertigo, epileptische aanval. Verwardheid, desoriëntatie, angst, depressie (mogelijk culminerend in suïcidale gedachten of suïcidepogingen), abnormale dromen, hallucinaties. Visuele stoornis (bv. diplopie). Oorsuizen, gehoorverlies. Artritis, verhoogde spiertonus, spierkrampen. Gestoorde leverfunctie, cholestatische icterus, hepatitis. Tubulo-interstitiële nefritis, nierfalen, kristalurie, hematurie. Leukopenie, anemie, neutropenie, trombocytopenie, leukocytose, trombocytose. Verhoogd amylase. Hyperglykemie, hypoglykemie (vooral bij oudere patiënten met diabetes mellitus).

Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische of anafylactoïde reacties (incl. shock), serumziekte. Levernecrose, leverfalen. Pancreatitis. Psychotische reacties. Hemolytische anemie, agranulocytose, pancytopenie (myelosuppressie). Vasculitis. Migraine, reukstoornis, coördinatiestoornis, intracraniële hypertensie, pseudotumor cerebri. Afwijkingen in de kleurwaarneming. Petechiën, erythema multiforme, erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Spierzwakte, exacerbatie van myasthenia gravis. Tendinitis, peesruptuur.

Verder zijn gemeld: ventriculaire aritmie, verlenging QT-interval en ’torsade de pointes’. Perifere neuropathie, polyneuropathie, status epilepticus. Psychose, manie, hypomanie. Acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), DRESS-syndroom.

Bij kinderen wordt artropathie vaak gemeld.

Bij parenterale toediening kunnen bij subgroepen van patiënten sommige bijwerkingen (o.a. epileptische aanvallen, tachycardie, hypotensie, nierfalen, tijdelijk gestoorde leverfunctie incl. afwijkingen in de transaminasen, anafylactische reacties, beenmergdepressie, pancreatitis, visus en/of gehoorstoornissen en peesruptuur) met een hogere frequentie voorkomen.

Interacties

Ciprofloxacine is een sterke remmer van CYP1A2 en kan hierdoor leiden tot een verhoogde (toxische) serumconcentratie van gelijktijdig toegediende middelen die door dit enzym gemetaboliseerd worden, zoals theofylline (xanthinederivaat), clozapine, olanzapine, ropinirol en tizanidine; gelijktijdig gebruik met tizanidine is daarom gecontra-indiceerd. Mogelijk dat via remming van CYP1A2 ook de spiegel van duloxetine wordt verhoogd. Van andere xanthinederivaten (coffeïne en pentoxifylline) en lidocaïne (intraveneus) zijn eveneens verhoogde serumspiegels gemeld. Gelijktijdige toediening met agomelatine kan mogelijk de blootstelling aan agomelatine verhogen; combinatie van agomelatine en fluvoxamine (ook een CYP1A2-remmer) resulteerde in een 60-voudige toename in de blootstelling aan agomelatine. Gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten kan de INR verlengen.

Wees voorzichtig bij de combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. amiodaron, methadon, kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, enkele antimycotica). Oudere patiënten en vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.

Combinatie met theofylline, NSAID’s of andere middelen die de convulsiedrempel verlagen vermeerdert de kans op epileptische aanvallen. Bij gelijktijdig gebruik kunnen de spiegels van fenytoïne verhoogd of verlaagd worden.

Ciprofloxacine kan de renale klaring van methotrexaat verminderen; dit kan leiden tot het eerder bereiken van toxische spiegels van methotrexaat; gelijktijdig gebruik wordt niet aanbevolen.

De spiegel van sildenafil en mogelijk ook andere PDE-5-remmers kan stijgen tot het dubbele. Ook de spiegel van zolpidem kan toenemen bij gelijktijdig gebruik.

Combinatie met ciclosporine kan resulteren in een voorbijgaande stijging van de serumcreatininespiegel.

De werking van glibenclamide kan worden versterkt.

Bij combinatie met corticosteroïden is er meer kans op tendinopathie.

Meerwaardige kat-ionbevattende geneesmiddelen zoals aluminium- of magnesiumbevattende antacida, sucralfaat, calcium-, bismut-, zink- en ijzerzouten, polymere fosfaatbinders (sevelameer, lanthaancarbonaat) en didanosinedrank verminderen de resorptie van ciprofloxacine (neem ciprofloxacine daarom ten minste 2 uur voor of ten minste 4 uur ná deze middelen in). Melkproducten of met mineralen verrijkte dranken (denk ook aan multivitaminepreparaten) kunnen de resorptie van ciprofloxacine eveneens verminderen.

Metoclopramide versnelt de resorptie van ciprofloxacine met mogelijk een hogere piekconcentratie in het bloed.

Zwangerschap

Teratogenese: Beschikbare gegevens bij de mens (redelijke mate van ervaring met blootstelling in het 1e trimester) duiden niet op teratogeniteit. Bij dieren zijn effecten op onrijp kraakbeen en gewrichtsafwijkingen gezien.
Advies: Met name gebruik in het 2e en 3e trimester ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: potentieel risico van beschadiging van de gewrichten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • overgevoeligheid voor fluorchinolonen.

Zie ook de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Bij ernstige infecties en bij gemengde infecties met Gram-positieve en anaerobe pathogenen ciprofloxacine combineren met één of meer andere geschikte antibacteriële middelen. Bij epididymo-orchitis en ontstekingen in het kleine bekken bij vrouwen (PID), ciprofloxacine tegelijkertijd met een ander geschikt antimicrobieel middel toedienen, tenzij een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten; klinische verbetering moet binnen drie dagen na aanvang van de behandeling optreden. Ook een door gonokokken veroorzaakte urethritis en cervicitis alleen met ciprofloxacine behandelen als een ciprofloxacine-resistente Neisseria gonorrhoeae-stam kan worden/is uitgesloten. Houdt bij de behandeling van urineweginfecties met weefselinvasie rekening met een toenemende resistentie van Escherichia coli voor ciprofloxacine.

In verband met een relatief grotere kans op artropathie bij kinderen, ciprofloxacine bij hen alleen op strikte indicatie toepassen.

De therapie staken bij het optreden van symptomen van neuropathie, epileptische aanvallen, psychische reacties, tendinitis, een leveraandoening en bij ernstige aanhoudende diarree of verergering van myasthenia gravis. Tendinitis en peesruptuur (vooral van de achillespees) kunnen binnen 48 uur optreden, maar ook verscheidene maanden na staken van de behandeling. Bij een voorgeschiedenis van een peesaandoening, ciprofloxacine niet gebruiken tenzij op strikte indicatie.

Neurologische en psychische reacties: Neuropathie kan bij voortgezet gebruik irreversibel worden. Wees terughoudend bij risicofactoren voor epileptische aanvallen zoals epileptische aanval in de voorgeschiedenis, elektrolytstoornissen, gestoorde nierfunctie en combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie de rubriek Interacties). Psychische reacties (bv. depressie of psychose) kunnen al na de eerste toediening optreden; bij voortgezet gebruik kunnen suïcidale gedachten/ideeën overgaan in suïcide(poging).

Bij ernstige aanhoudende diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen.

Laat de patiënt zich direct melden wanneer afwijkingen in het gezichtsvermogen verergeren of nieuwe ontstaan; raadpleeg in dat geval een oogarts.

Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypokaliëmie, hypocalciëmie, hypomagnesiëmie, bradycardie, hartfalen, myocardinfarct, hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging.

In verband met het risico van hemolytische reacties het gebruik vermijden bij patiënten met G6PD-deficiëntie.

In verband met fotosensibilisatie, de patiënt aanraden blootstelling aan overvloedig zonlicht of UV-stralen te vermijden.

Bij diabetes mellitus de bloedsuikerspiegel zorgvuldig controleren.

De test op Mycobacterium tuberculosis kan een fout-negatieve uitslag geven.

Overdosering

Symptomen
Naast de bijwerkingen is o.a. reversibele nefrotoxiciteit gemeld.

Therapie
hydratie. Hemodialyse en peritoneale dialyse hebben slechts een beperkt effect. Bij recente orale inname: antacida die calcium of magnesium bevatten en geactiveerde kool kunnen de opname verminderen.

Voor meer informatie over symptomen en behandeling bij een vergiftiging met ciprofloxacine neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Gefluorideerde chinolonverbinding. Werkt bactericide door remming van het bacteriële topo-isomerase II (DNA-gyrase) en topo-isomerase IV, die noodzakelijk zijn voor bacteriële DNA-replicatie, -transcriptie, -herstel en -recombinatie.

Doorgaans gevoelig zijn: Bacillus anthracis, Aeromonas spp., Brucella spp., Citrobacter koseri, Francisella tularensis, Haemophilus ducreyi, Haemophilus influenzae, Legionella spp., Moraxella catarrhalis, Neisseria meningitidis, Pasteurella spp., Raoultella spp., Salmonella spp., Shigella spp., Vibrio spp., Yersinia pestis, Mobiluncus, Chlamydia trachomatis, Chlamydia pneumoniae, Mycoplasma hominis en Mycoplasma pneumoniae.

Verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Enterococcus faecalis, Staphylococcus spp., Acinetobacter baumannii, Burkholderia cepacia, Campylobacter spp., Citrobacter freundii, Enterobacter aerogenes, Enterobacter cloacae, Escherichia coli, Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae, Morganella morganii, Neisseria gonorrhoeae, Proteus mirabilis, Proteus vulgaris, Providencia spp., Pseudomonas aeruginosa, Pseudomonas fluorescens, Serratia marcescens, Peptostreptococcus spp. en Propionibacterium acnes.

Ongevoelig zijn: Actinomyces, Enterococcus faecium, Listeria monocytogenes, Stenotrophomonas maltophilia, anaerobe micro-organismen behalve zoals hierboven vermeld, Mycoplasma genitalium en Ureaplasma urealyticum. Ciprofloxacine is onvoldoende werkzaam tegen streptokokken. Er is discussie over de gevoeligheid van de Streptococcus pneumoniae voor ciprofloxacine. Het klinisch breekpunt voor resistentie ligt in Nederland dusdanig dat differentiëren tussen gevoelige en resistente stammen moeizaam is. De gerapporteerde resistentiegraad is hierom variabel en onbetrouwbaar.

Kinetische gegevens

Resorptieoraal snel en goed, vnl. vanuit de dunne darm.
F70–80%, bij kinderen 50–80% (orale suspensie).
T maxoraal 1–2 uur.
V d2–3 l/kg.
OverigHoge concentraties worden bereikt in diverse weefsels, zoals de longen, sinussen, ontstoken laesies, galvloeistof en het urogenitale stelsel.
Metaboliseringvoor een klein gedeelte tot o.a. minder actieve metabolieten.
Eliminatieoraal 2/3 met de urine en 1/3 met de feces, grotendeels onveranderd; i.v. ¾ met de urine en ¼ met de feces.
T 1/2el4–7 uur, bij een ernstige nierfunctiestoornis tot 12 uur. Bij kinderen 4–5 uur.