Moxifloxacine (systemisch)

Publish

Samenstelling

Avelox Infusievloeistof (als hydrochloride) Bayer bv

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
1,6 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 250 ml

De infusievloeistof bevat natrium (ca. 3 mg/ml).

Avelox Tabletten (als hydrochloride) Bayer bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
400 mg

Moxifloxacine Infusievloeistof (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Infusievloeistof
Sterkte
1,6  mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 250 ml

De infusievloeistof bevat natrium (ca. 4,8 mg/ml).

Moxifloxacine Tabletten (als hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
400 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

moxifloxacine (systemisch) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Fluorchinolonen zoals moxifloxacine zijn ’reserve’ antimicrobiële middelen.

Bij een bacteriële pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de initiële keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI klasse: I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI klasse: III–IV) is parenterale toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen; bij allergie voor penicillinen kan moxifloxacine, levofloxacine of een 2e of 3e generatie cefalosporine in aanmerking komen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CRB-65 score: > 2, PSI klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met moxifloxacine dan wel combinatietherapie van antibiotica aangewezen (cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim mét ciprofloxacine). Moxifloxacine heeft de voorkeur boven levofloxacine in verband met betere effectiviteit bij pneumokokken, gunstige farmacodynamische eigenschappen en goede weefselpenetratie. Als bekend is of vermoed wordt dat Legionella pneumophilia de verwekker is, heeft levofloxacine wél de voorkeur. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora. De commissie wijst verder op het risico van levensbedreigende bijwerkingen bij gebruik van moxifloxacine.

Moxifloxacine komt voor de behandeling van een acute sinusitis of voor de behandeling van bacteriële huidinfecties pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling. Zie hiervoor acute rinosinusitis of bacteriële huidinfecties.

Indicaties

Veroorzaakt door pathogenen die gevoelig zijn voor moxifloxacine:

  • luchtweginfecties (acute bacteriële sinusitis, acute bacteriële exacerbaties van chronische bronchitis, pneumonie verkregen buiten het ziekenhuis; ’community-acquired pneumonie’ (CAP));
  • gecompliceerde infecties van huid en weke delen ;
  • lichte tot matig ernstige infecties in het kleine bekken (salpingitis, endometritis) zonder een hiermee geassocieerd tubo-ovarieel abces of abces in het bekken.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Acute bacteriële sinusitis:

Volwassenen:

Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 7 dagen.

Acute exacerbaties van chronische bronchitis:

Volwassenen:

Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 5–10 dagen.

Buiten het ziekenhuis opgelopen pneumonie (CAP):

Volwassenen:

Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 10 dagen. In geval van acute Q-koorts (infectie met C. burnetii) 14 dagen bij immuuncompetente patiënten, 21 dagen bij immuungecompromitteerde patiënten. De SWAB-richtlijn CAP (2017) beveelt aan om een pneumonie veroorzaakt door S. aureus gedurende ten minste 14 dagen te behandelen. Ook pneumonie veroorzaakt door Mycoplasma pneumoniae of Chlamydophila spp. wordt geadviseerd gedurende 14 dagen te behandelen. De aanbevolen behandelduur bij een pneumonie door Legionella pneumophila is 7-10 dagen bij een goede respons. Bij ernstig immuungecomprommitteerden wordt 21 dagen aangeraden

I.v.: 400 mg 1×/dag in 60 minuten gedurende ca. 4 dagen, gevolgd door oraal 400 mg 1×/dag. De totale behandelduur is 7–14 dagen.

Gecompliceerde infecties van huid en weke delen:

Volwassenen:

Initieel i.v.: 400 mg 1×/dag in 60 minuten gedurende ca. 6 dagen, gevolgd door oraal 400 mg 1×/dag. De totale behandelduur is 7–21 dagen.

Lichte tot matig ernstige ontstekingen in het kleine bekken:

Volwassenen:

Oraal: 400 mg 1×/dag gedurende 14 dagen.

De aangegeven dosering en behandelduur niet overschrijden.

Om de kans op QT-verlenging te verminderen de infusievloeistof gedurende meer dan 60 minuten laten inlopen en de i.v.-dosis van 400 mg 1×/dag niet overschrijden.

Tablet heel innemen met een voldoende hoeveelheid vloeistof.

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): superinfecties zoals orale en vaginale candidiasis. Hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Verhoogde levertransaminasen. Reacties op de injectie-/infusieplaats. Bij een bestaande hypokaliëmie: QT-verlenging.

Soms (0,1-1%): cardiovasculaire reacties zoals tachycardie, vaatverwijding, atriumfibrilleren, palpitaties, QT-verlenging (bij een normale kaliumspiegel), angina pectoris. Dyspneu. Paresthesie, dysesthesie, tremor, vertigo, slaperigheid, slaapstoornissen, verwardheid, desoriëntatie. Angst, opwinding, psychomotorische hyperactiviteit. Abnormale visus zoals wazig zien en dubbelzien. Smaakstoornissen. Dyspepsie, gastritis, flatulentie, obstipatie, anorexie. Dehydratie. Artralgie, myalgie. Vermoeidheid, asthenie. Huiduitslag, urticaria, jeuk, droge huid, transpireren. Verminderde leverfunctie, stijging alkalische fosfatase, γ-GT, bilirubine, LDH. Stijging amylase. Hyperlipidemie. Bloedbeeldafwijkingen zoals anemie, leukopenie, neutropenie, eosinofilie, trombocytopenie, trombocytemie. Toegenomen INR. (Trombo)flebitis op de infusieplaats.

Zelden: (0,01-0,1%): ernstige anafylactische reacties (incl. zeer zelden levensbedreigende shock), angio-oedeem. Ventriculaire tachyaritmieën, syncope, verandering bloeddruk. Hypesthesie, perifere neuropathie, polyneuropathie, coördinatiestoornissen, convulsies (incl. tonisch-klonische aanvallen), aandachtsstoornis, spraakstoornis, geheugenverlies. Verstoord reukvermogen. Oorsuizen, gehoorafname (incl. gewoonlijk reversibele doofheid). Stomatitis, dysfagie, aan antibiotica gerelateerde colitis (incl. pseudomembraneuze colitis). Geelzucht, (cholestatische) hepatitis. Verminderde nierfunctie, nierfalen, stijging creatinine of ureum. Peesontsteking, spierkramp, spiertrekking, spierzwakte. Emotionele labiliteit, depressie, hallucinatie, abnormaal dromen. Oedeem. Hyperglykemie, hyperurikemie. Agranulocytose.

Zeer zelden (< 0,01%): niet-specifieke aritmie, ’torsade de pointes’, hartstilstand (vooral bij ernstige onderliggende pro-aritmische condities). Hyperesthesie, exacerbatie van myasthenia gravis. Reversibel verlies van gezichtsvermogen. Fulminante hepatitis leidend tot levensbedreigend leverfalen. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Psychotische reacties, zelf-beschadigend gedrag (zoals zelfmoordgedachten, zelfmoordpoging), depersonalisatie. Peesscheuring, artritis, spierstijfheid. Verhoogde protrombinespiegel, verlaagde INR.

Bij i.v.-toediening komen de volgende bijwerkingen frequenter voor: soms (0,1–1%) hypotensie, oedeem, nierfalen, ventriculaire tachyaritmieën, antibiotica gerelateerde colitis, convulsies en hallucinaties en vaak (1–10%) stijging γ-GT.

Interacties

Combinatie met geneesmiddelen die QT-verlenging geven (zoals klasse 1a- en III-anti-aritmica, sommige antipsychotica, tricyclische antidepressiva, sommige andere antibiotica (macroliden), mizolastine) is gecontra-indiceerd vanwege het risico van het optreden van ’torsade de pointes’. Wees in dit kader voorzichtig bij de combinatie met middelen die hypokaliëmie of klinisch significante bradycardie kunnen veroorzaken zoals diuretica, laxeermiddelen, hoge doses klysma’s, corticosteroïden en amfotericine B.

Gelijktijdig gebruik van moxifloxacine met middelen die de convulsiedrempel verlagen kan de kans op stimulatie van het centrale zenuwstelsel en convulsies doen toenemen.

De resorptie van moxifloxacine wordt door een aantal geneesmiddelen vermindert; daarom moxifloxacine ten minste 4 uur vóór of 4 uur na aluminium-, calcium- of magnesiumbevattende antacida innemen, en ten minste 4 uur vóór sucralfaat en bismuth-, calcium-, magnesium- en zinkzouten (denk aan multivitamine- en mineralenpreparaten). Zo ook moxifloxacine innemen ten minste 2 uur vóór een ijzerpreparaat zonder gereguleerde afgifte; niet combineren met een ijzerpreparaat met gereguleerde afgifte. Didanosine poeder voor orale oplossing voor kinderen bevat een antacidum; moxifloxacine 4 uur vóór of 4 uur na de drank innemen. De resorptie van moxifloxacine vermindert ook bij gelijktijdig gebruik met sevelameer; moxifloxacine ten minste 1 uur vóór of 3 uur na sevelameer innemen.

Zwangerschap

Moxifloxacine passeert de placenta.
Teratogenese: De beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van fluorchinolonen tijdens het 1e trimester laten geen kanstoename zien van ernstige misvormingen of van andere nadelige effecten op de zwangerschap. Bij dieren kunnen chinolonen kraakbeen- en gewrichtsafwijkingen veroorzaken.
Farmacologisch effect: Bij dieren is in therapeutische doseringen een verhoogde incidentie van abortus waargenomen.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Moxifloxacine kan bij de neonaat mogelijk laesies in het kraakbeen van gewichtdragende gewrichten veroorzaken.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • klinisch relevant hartfalen met verminderde ejectiefractie van de linkerventrikel;
  • bekende QT-verlenging, klinisch relevante bradycardie, eerdere symptomatische aritmie;
  • stoornissen in de elektrolytenhuishouding (vooral niet-gecorrigeerde hypokaliëmie),
  • gestoorde leverfunctie (Child-Pughscore 10–15) en/of stijging van transaminasewaarden van > 5× ULN;
  • kinderen en jongeren in de groeifase (bij dieren in de groei zijn afwijkingen in het kraakbeen van de groeischijf waargenomen);
  • peesaandoeningen in de voorgeschiedenis, gerelateerd aan het gebruik van (fluor)chinolonen;
  • overgevoeligheid voor (fluor)chinolonen.

Voor meer contra-indicaties zie de rubrieken Zwangerschap, Lactatie en Interacties.

Waarschuwingen

Kruisresistentie (al dan niet compleet) tussen (fluor)chinolonen komt voor.

Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie (meer kans op hemolytische reacties), epilepsie, ernstige cerebrale afwijkingen en aanhoudende pro-aritmische condities. Wees ook voorzichtig bij ouderen omdat bij onvoldoende vochtinname het risico van nierfalen door dehydratie toeneemt en vanwege een grotere gevoeligheid voor QT–verlenging. Ook vrouwen kunnen gevoeliger zijn voor QT-verlenging. Staak de behandeling bij optreden van symptomen van hartritmestoornissen.

Wees tevens voorzichtig bij bestaande psychiatrische aandoeningen en bij deze aandoeningen in de anamnese, vanwege meer kans op psychiatrische reacties (zelfs al na de eerste toediening); bij ontwikkeling van deze reacties (vooral bij zelfmoordgedachten en zelfbeschadigend gedrag) de behandeling staken en zonodig passende maatregelen nemen.

Er zijn gevallen van fulminante hepatitis met levensbedreigend leverfalen gemeld; de patiënt wijzen op eerste tekenen van een gestoorde leverfunctie en bij tekenen van verminderd functioneren van de lever meteen gericht onderzoek verrichten.

In verband met mogelijke fotosensibilisatie (waargenomen bij andere chinolonen) niet overmatig blootstellen aan natuurlijk of kunstmatig zonlicht. Laat de patiënt zich melden bij eerste tekenen van perifere neuropathie en bij eerste tekenen van huid- en/of slijmvliesreacties. Moxifloxacine kan de symptomen van myasthenia gravis verergeren. Indien het gezichtsvermogen vermindert, direct een oogarts raadplegen.

Bij optreden van een tendinitis de behandeling onmiddellijk staken vanwege de kans op een achillespeesruptuur.

Bij ernstige of aanhoudende diarree tijdens of na de behandeling de diagnose pseudo-membraneuze colitis overwegen.

Bij gebruik van moxifloxacine kunnen vals-negatieve resultaten bij infectie met mycobacteriën optreden.

Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie. Er is beperkt ervaring met de toepassing van moxifloxacine bij ernstige buiten het ziekenhuis verworven pneumonie (CAP). De effectiviteit is niet vastgesteld bij de behandeling van brandwondeninfecties, fasciitis en diabetische voetinfectie met osteomyelitis.

Overdosering

Eigenschappen

Gefluorideerde chinolonverbinding. Chinolonen hebben een bactericide werking en beïnvloeden de DNA-synthese door remming van het bacteriële DNA-gyrase.

Doorgaans gevoelig zijn: Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelig), Streptococcus agalactiae (groep B), Streptococcus milleri groep (S. anginosus, S. constellatus en S. intermedius), Streptococcus pneumoniae, Streptococcus pyogenes (groep A), Streptococcus viridans groep (S. viridans, S. mutans, S. mitis, S. sanguinis, S salivarius, S. thermophilus), Acinetobacter baumanii, Haemophilus influenzae, Legionella pneumophila, Moraxella catarrhalis, Prevotella spp., Chlamydophila pneumoniae, Coxiella burnetii en Mycoplasma pneumoniae.

Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Staphylococcus aureus (meticilline-resistent (MRSA), Enterococcus faecalis, Enterococcus faecium, Enterobacter cloacae, Escherichia coli (ook ESBL-producerende stammen), Klebsiella oxytoca, Klebsiella pneumoniae (ook ESBL-producerende stammen), Neisseria gonorrhoeae, Proteus mirabilis en Bacteroides fragilis.

Ongevoelig is: Pseudomonas aeruginosa.

Kinetische gegevens

Foraal ca. 91%.
T maxoraal ½–4 uur.
V d2 l/kg, met een snelle distributie naar extravasculaire ruimtes.
Metaboliseringvia type 2 reactie (glucuronidering, sulfatering).
Eliminatiemet de urine (ca. 40%; ca. 20% onveranderd) en feces (ca. 60%; ca. 25% onveranderd).
T 1/2elca. 12 uur.