Ethinylestradiol/norelgestromine

Publish

Samenstelling

Evra Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Pleister
Verpakkingsvorm
doosje met 3 pleisters

Bevat per pleister: ethinylestradiol (EE) 600 microg, norelgestromine (NGMN) 6 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

ethinylestradiol/norelgestromine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij de keuze van een hormonaal anticonceptivum gaat de voorkeur uit naar een oraal preparaat met 30 microg ethinylestradiol in combinatie met het progestageen levonorgestrel, omdat het een lage dosis oestrogeen bevat in combinatie met een progestageen met de minste kans op veneuze trombose.

De pleister kan een alternatief zijn, behalve voor obese vrouwen, als het dagelijks slikken van een tablet als ongewenst wordt ervaren. Nadelen zijn mogelijk meer kans op veneuze trombose, de lokale bijwerkingen, loslaten van de pleister en de hogere prijs.

Aan de vergoeding van ethinylestradiol/norelgestromine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.

Indicaties

  • Hormonale anticonceptie.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Hormonale anticonceptie:

Volwassenen:

Cyclische toediening (met een cyclusduur van 28 dagen): 1 pleister per 7 dagen (dag 1, 8, en 15), gevolgd door een pleistervrije periode van 7 dagen. Daarna begint een nieuwe cyclus; de volgende pleister aanbrengen, ongeacht of de onttrekkingsbloeding voorbij is.

Bij geen hormonaal anticonceptivum in de voorafgaande maand: beginnen op de eerste dag van de menstruatie. Indien de vrouw begint na de eerste dag van de menstruatie, dan tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus gelijktijdig een niet-hormonaal anticonceptivum gebruiken.

Bij overschakelen van een gecombineerd oraal anticonceptivum: beginnen op de eerste dag van de onttrekkingsbloeding. Indien binnen 5 dagen na het innemen van de laatste actieve tablet geen onttrekkingsbloeding is opgetreden, zwangerschap uitsluiten vóór beginnen met de pleister. Indien de vrouw begint na de eerste dag van de onttrekkingsbloeding, dan tijdens de eerste 7 dagen van de eerste cyclus gelijktijdig een niet-hormonaal anticonceptivum gebruiken. Indien meer dan 7 dagen zijn verstreken na inname van de laatste actieve tablet, heeft mogelijk een ovulatie plaatsgevonden en moet dus rekening worden gehouden met een mogelijke zwangerschap.

Bij overschakelen van een progestageenmethode: van de minipil op een willekeurige dag overschakelen, van een implantaat op de dag van verwijdering en van een injectiepreparaat op de dag dat de volgende injectie zou moeten worden gegeven. Tijdens de eerste 7 dagen na de overschakeling is gebruik van een aanvullend niet-hormonaal anticonceptivum noodzakelijk.

Na een abortus of miskraam die optreedt gedurende de eerste 20 weken van de zwangerschap: de vrouw kan direct beginnen; aanvullende anticonceptieve maatregelen zijn niet nodig. Indien optredend na een zwangerschap van 20 weken: starten op dag 21 na de abortus óf op de eerste dag van de spontane menstruatie (afhankelijk wat zich het eerst voordoet). De incidentie van ovulatie op dag 21 na de abortus is niet bekend.

Na een bevalling: indien de vrouw geen borstvoeding geeft: niet eerder dan 4 weken na de bevalling beginnen. Bij een later begin de eerste 7 dagen aanvullend een niet-hormonaal anticonceptivum gebruiken; indien al geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, rekening houden met een mogelijke zwangerschap. Voor vrouwen die borstvoeding geven, zie de rubriek Lactatie.

Adviezen bij afwijkend gebruik:

Volwassenen:

Indien de vrouw vergeet om de pleister te vervangen: Aan het begin van de pleistercyclus (week 1/dag 1): de eerste pleister van de nieuwe cyclus alsnog aanbrengen en de eerste 7 dagen aanvullend een niet-hormonaal anticonceptivum gebruiken. Indien tijdens deze verlengde pleistervrije periode geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, rekening houden met een mogelijke zwangerschap. In het midden van de pleistercyclus (week 2/dag 8 of week 3/dag 15): indien gedurende max. 48 uur vergeten: direct een nieuwe pleister aanbrengen en de volgende pleister op de gebruikelijke vervangdag aanbrengen; er is dan geen aanvullende anticonceptie nodig (bij correct gebruik in de voorgaande 7 dagen). Indien gedurende ≥ 48 uur vergeten: stoppen met de huidige pleistercyclus en direct starten met een nieuwe cyclus van 4 weken door het aanbrengen van een nieuwe pleister, daarbij gedurende de eerste 7 dagen aanvullend een niet-hormonaal anticonceptivum gebruiken. Aan het einde van de pleistercyclus (week 4/dag 22): indien de pleister niet is verwijderd op dag 22, de pleister alsnog zo spoedig mogelijk verwijderen en de volgende cyclus op de gebruikelijke vervangdag beginnen.

Uitstellen onttrekkingsbloeding: aan het begin van week 4 (dag 22) weer een pleister aanbrengen en de pleistervrije week dus overslaan. Er kan een doorbraakbloeding of ’spotting’ optreden. Na 6 opeenvolgende weken een pleister te hebben gedragen, moet er een pleistervrije periode van 7 dagen zijn. Hierna de normale toepassing hervatten.

Verschuiven vervangdag: Tijdens de pleistervrije week een nieuwe vervangdag kiezen door de eerste pleister van de volgende cyclus op de eerstvolgende gewenste dag aan te brengen (max. 7 pleistervrije dagen). Hoe korter de pleistervrije periode hoe groter de kans op doorbraakbloeding en ’spotting’ tijdens de volgende behandelcyclus.

Bij (gedeeltelijke) loslating: gedurende max. 24 uur: de pleister opnieuw op dezelfde plaats aanbrengen (alleen indien kleefkracht nog intact) of direct vervangen door een nieuwe pleister, er is dan geen aanvullende anticonceptie nodig. De volgende pleister op de gebruikelijke vervangdag aanbrengen. Bij loslating gedurende > 24 uur of bij een onbekende duur is er mogelijk geen bescherming tegen zwangerschap: de huidige anticonceptiecyclus staken en onmiddellijk een nieuwe cyclus beginnen door een nieuwe pleister aan te brengen, daarbij gedurende de eerste 7 dagen aanvullend een niet-hormonaal anticonceptivum gebruiken.

Een nieuwe pleister direct na verwijdering van de vorige aanbrengen; dit mag op een willekeurig moment van de geplande vervangdag.

De pleister aanbrengen op een schone, droge, onbehaarde en intacte huid op de bil, abdomen, buitenkant bovenarm of bovenkant romp op een plaats waarvan hij niet door nauwsluitende kleding kan worden afgewreven. Een nieuwe pleister aanbrengen op een ander huiddeel.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid. Gevoelige borsten.

Vaak (1–10%): vaginale schimmelinfectie. Stemmings-, affect- en angststoornissen. Migraine, duizeligheid. Braken, buikpijn, opgezette buik, diarree. Acne, huiduitslag, jeuk, huidirritatie. Spierspasme. Dysmenorroe, doorbraakbloeding, menstruatiestoornis, vaginale afscheiding. Malaise, vermoeidheid, gewichtstoename. Reacties op de plakplaats zoals irritatie, jeuk, roodheid.

Soms (0,1–1%): overgevoeligheid. Hypercholesterolemie, vochtretentie, toegenomen eetlust. Slapeloosheid, verminderd libido. Hypertensie. Alopecia, allergische- of contactdermatitis, eczeem, fotosensibilisatie, urticaria, erytheem. Galactorroe, premenstrueel syndroom (verergering van), vaginale droogheid. Oedeem.

Zelden (0,01–0,1%): levertumor, mammacarcinoom, cervixcarcinoom, leiomyoom van de uterus, fibroadenoom van de borst. Hyperglykemie, insulineresistentie. Toegenomen libido. Cerebrovasculair accident, smaakstoornis. Intolerantie voor contactlenzen. Veneuze of arteriële trombo-embolie, myocardinfarct, hypertensieve crisis. Colitis. Leverschade, cholestatische geelzucht, aandoeningen aan de galblaas (incl. galstenen). Angio-oedeem, erythema multiforme of nodosum, chloasma, pustulaire of exfoliatieve huiduitslag, seborroe. Cervixdysplasie, genitale afscheiding. Gewijzigde bloedglucosespiegel.

Interacties

Gelijktijdig gebruik met ombitasvir/paritaprevir/ritonavir en dasabuvir is gecontra-indiceerd, vanwege meer kans op bijwerkingen op de lever; een andere vorm van anticonceptie wordt aanbevolen (bv. anticonceptiva met alleen een progestageen of niet-hormonale methoden).

Tijdens en tot ten minste 4 weken na gebruik van leverenzyminducerende stoffen (bosentan, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, felbamaat, (fos)aprepitant, griseofulvine, modafinil, oxcarbazepine, perampanel, primidon, rifabutine, rifampicine, rufinamide, sint-janskruid, topiramaat) wordt de betrouwbaarheid van de anticonceptiepleister verminderd door verlaging van de spiegels van het oestrogeen en progestageen. Indien deze interactie niet kan worden vermeden, de anticonceptiepleister vervangen door een levonorgestrelbevattend spiraaltje, een koperhoudend spiraaltje of de prikpil. Een andere optie is het gebruik van condooms in combinatie met de anticonceptiepleister; deze gebruiken tot ten minste 4 weken na staken van de inductor. Als de inductor nog in gebruik is na het einde van de pleisterperiode, dan direct beginnen met een volgende pleister zonder de gebruikelijke pleistervrije periode. Veel combinaties van HIV-proteaseremmers en niet-nucleoside reverse-transcriptase remmers, incl. combinaties met HCV-remmers kunnen de spiegels van anticonceptieve steroïden verlagen of verhogen; raadpleeg de voorschrijfinformatie van deze middelen. Etoricoxib kan de plasmaconcentratie van ethinylestradiol met ca. 50% verhogen.

Oestrogenen en aromataseremmers of tamoxifen kunnen elkaars werking verminderen. De werking van orale anticoagulantia en lamotrigine kan worden verminderd en die van ciclosporine en corticosteroïden worden versterkt.

Het gebruik van anticonceptieve steroïden kan de uitslag van bepaalde laboratoriumtesten beïnvloeden.

Zwangerschap

Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: In het geval van accidenteel (door)gebruik van orale gecombineerde anticonceptiva zijn er geen duidelijke aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of foetus.
Overige: Vóór begin van het gebruik, zwangerschap uitsluiten. Mocht zich tijdens het gebruik het vermoeden van zwangerschap voordoen, dan de toediening staken en gebruik maken van een (betrouwbare) niet-hormonale methode van anticonceptie, totdat zwangerschap is uitgesloten.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, zowel oestrogenen als progestagenen in geringe mate.
Farmacologisch effect: Oestrogenen kunnen invloed hebben op de productie en samenstelling van de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit preparaat of het geven van borstvoeding ontraden. Een alternatief kan zijn een IUD (koperhoudend of met levonorgestrel), een condoom of een anticonceptivum dat uitsluitend progestagenen bevat.

Contra-indicaties

  • Aanwezigheid van of kans op veneuze trombo-embolie (VTE):
    • actuele of doorgemaakte VTE (bv. diepveneuze trombose, longembolie);
    • al dan niet erfelijke predispositie voor VTE, zoals geactiveerd proteïne C (APC)-resistentie, proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie;
    • zware operatie met langdurige immobilisatie;
    • veel kans op VTE (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
  • Aanwezigheid van of kans op arteriële trombo-embolie (ATE):
    • actuele of doorgemaakte ATE (zoals myocardinfarct) of prodromale aandoeningen (zoals angina pectoris en TIA);
    • actueel of doorgemaakt CVA;
    • al dan niet erfelijke predispositie voor ATE, zoals hyperhomocysteïnemie of aanwezigheid van anti-fosfolipide-antilichamen;
    • voorgeschiedenis van migraine met focale neurologische symptomen;
    • veel kans op ATE, zoals bij diabetes mellitus met vasculaire symptomen, ernstige hypertensie of ernstige dyslipoproteïnemie (zie Waarschuwingen en voorzorgen).
  • geslachtshormoon-afhankelijke maligne aandoeningen;
  • bestaande of eerder doorgemaakte ernstige leveraandoeningen zolang de leverfunctiewaarden niet zijn genormaliseerd;
  • levertumoren;
  • onverklaarde genitale bloedingen.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Het gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum vermeerdert de kans op het ontstaan van veneuze trombo-embolie (VTE). Bij gebruik van een product met norelgestromine is deze kans tot twee keer zo hoog als bij gebruik van een tweedegeneratiepil (zoals met levonorgestrel). De meeste kans bestaat in het eerste jaar van het gebruik en mogelijk vermeerdert de kans nadat het gebruik gedurende vier weken of langer is onderbroken. Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor VTE, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie, de vrouw doorverwijzen voor verder onderzoek. Risicofactoren zijn een toenemende leeftijd (> 35 j.), positieve familie-anamnese (VTE op lage leeftijd bij een eerstegraads familielid), immobilisatie, een operatieve ingreep (m.n. operatie van de benen of neurochirurgie), grote traumata, een recente bevalling of miskraam in het 2e trimester, obesitas (BMI > 30 kg/m²) en mogelijk oppervlakkige flebitis en varicosis.

Het gebruik van een gecombineerd hormonaal anticonceptivum is statistisch gerelateerd met een kanstoename op het ontstaan van arteriële complicaties (myocardinfarct of beroerte). Bij aanwezigheid van één of meerdere risicofactoren voor arteriële trombo-embolie, het gebruik afwegen. Bij verdenking op een erfelijke predispositie de vrouw doorverwijzen voor verder onderzoek. Risicofactoren zijn een toenemende leeftijd, roken (m.n. bij vrouwen > 35 j.), obesitas (BMI > 30 kg/m²), hypertensie, migraine en positieve familie-anamnese (arteriële trombo-embolie op lage leeftijd bij een eerstegraads familielid). Wees voorzichtig bij andere aandoeningen waarbij vaatstoornissen kunnen optreden zoals kanker, diabetes mellitus, hartklepziekte en atriumfibrilleren, dyslipoproteïnemie, gegeneraliseerde lupus erythematodes, hemolytisch uremisch syndroom, chronische inflammatoire darmziekte en sikkelcelanemie.

In epidemiologisch onderzoek is toename van de kans op borstkanker gerapporteerd, alsmede van optreden van cervixcarcinoom bij langerdurend gebruik. Deze toegenomen kans verdwijnt binnen 10 jaar na staken van het gebruik. Bij hevige pijn in de bovenbuik, leververgroting of symptomen van een abdominale bloeding de mogelijkheid van een levertumor in de diagnosestelling betrekken.

De toediening staken bij het voor het eerst optreden of verergeren van migraineuze hoofdpijn, bij de eerste symptomen van tromboflebitis of trombo-embolie, bij stijging van de bloeddruk die onvoldoende op antihypertensieve therapie reageert, bij geelzucht (cholestase), hepatitis en gegeneraliseerde pruritus en bij een ernstige klinische depressie. Bij abnormale leverfunctiewaarden de toediening onderbreken totdat normalisatie optreedt. Bij hypertriglyceridemie, of een positieve familie-anamnese hiervoor, bedacht zijn op meer kans op pancreatitis. Erfelijk angio–oedeem kan verergeren door exogene oestrogenen. Bij diabetes mellitus met name in het begin van het gebruik zorgvuldig controleren, omdat de perifere insulineresistentie en glucosetolerantie kan worden beïnvloed. Bij predispositie voor melasma blootstelling aan zonlicht of UV-straling vermijden.

Beoordeling van eventueel onregelmatig bloedverlies is pas zinvol na een periode van 3 cycli, omdat vooral tijdens de eerste maanden van gebruik ’spotting’ of doorbraakbloeding optreedt. Indien het anticonceptivum niet volgens de aanwijzingen is toegepast voorafgaand aan een uitgebleven onttrekkingsbloeding of indien er tweemaal geen onttrekkingsbloeding optreedt, zwangerschap uitsluiten alvorens het gebruik voort te zetten.

De veiligheid en werkzaamheid is alleen vastgesteld bij vrouwen van 18 tot 45 jaar. Bij vrouwen ≥ 90 kg is de anticonceptieve werking mogelijk verlaagd. Bij optreden van onaangename huidirritatie kan een nieuwe pleister op een nieuwe plaats op de huid worden aangebracht, die dan tot de volgende vervangdag blijft zitten.

Overdosering

Eigenschappen

De pleister bevat een vaste hoeveelheid oestrogeen (EE) en progestageen (NGMN).

Kinetische gegevens

Resorptiede pleister geeft 34 microg EE en 203 microg NGMN af per 24 uur. Serumconcentraties van EE en NGMN bereiken 48 uur na toediening een plateau.
Eiwitbinding> 97% (NGMN en norgestrel).
MetaboliseringNGMN wordt in de lever in o.a. norgestrel en een aantal gehydroxyleerde en geconjugeerde metabolieten omgezet. EE wordt grotendeels geconjugeerd tot het sulfaat en het glucuronide.
Eliminatievia de urine en feces als metabolieten.
T 1/2ca. 28 uur (NGMN), ca. 17 uur (EE).