Guanfacine

Publish

Samenstelling

Intuniv (als hydrochloride) Shire Pharmaceuticals

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

guanfacine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Bij kinderen en adolescenten van 6–17 jaar oud met ADHD voor wie stimulerende middelen niet geschikt zijn, niet goed verdragen of waarvan is aangetoond dat zij niet effectief zijn, kan guanfacine de ADHD-symptomen reduceren. Guanfacine is ten minste even effectief als atomoxetine. Omdat de frequentie ongunstige effecten van guanfacine hoger lijkt te zijn dan van atomoxetine, er minder ervaring is met guanfacine dan met atomoxetine en de langetermijn-veiligheid van guanfacine nog niet bekend is, heeft guanfacine een plaats na atomoxetine.

Indicaties

Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) bij kinderen en adolescenten van 6 tot 17 jaar voor wie stimulerende middelen niet geschikt zijn, niet goed worden verdragen of waarvan is aangetoond dat zij niet effectief zijn. Guanfacine is bedoeld als onderdeel van een uitgebreid behandelprogramma voor ADHD, dat gewoonlijk psychologische, educatieve en sociale maatregelen omvat.

Dosering

Evalueer gedurende het eerste jaar elke 3 maanden het nut van behandeling en daarna ten minste elk jaar op basis van een klinisch oordeel. Overweeg tevens proefperioden zonder medicatie om het functioneren zonder farmacotherapie te evalueren, bij voorkeur tijdens schoolvakanties.

Klap alles open Klap alles dicht

ADHD:

Kinderen en adolescenten van 6–17 jaar:

startdosering: 1 mg/dag; op geleide van respons en of het te verdragen is in stappen van max. 1 mg/week verhogen; aanbevolen onderhoudsdosis: 0,05– 0,12 mg/kg/dag. Zie voor details het onderstaande titratieschema.

Bij leverfunctiestoornis en bij ernstige nierfunctiestoornis of bij dialyse, is de impact op de farmacokinetiek niet geëvalueerd; een dosisverlaging kan noodzakelijk zijn.

Bij gelijktijdig gebruik met matig krachtige/krachtige CYP3A4/5-remmers (bv. ketoconazol, grapefruitsap) of krachtige CYP3A4-inductoren (bv. carbamazepine) de guanfacine-dosis aanpassen. Bij gelijktijdig gebruik met (matig) krachtige CYP3A-remmers de dosis met 50% verlagen. Bij combinatie met krachtige enzyminductoren, overweeg hertitratie voor verhoging van de dosis tot een max. dosis van 7 mg/dag. Ga bij stoppen van de inducerende behandeling over tot hertitratie voor verlaging van de dosis guanfacine in de daaropvolgende weken.

Bij één vergeten dosis: dosering de volgende dag hervatten. Bij 2 of meer opeenvolgende vergeten doses: ga over op hertitratie op basis van het kunnen verdragen door de patiënt.

Bij staken van de behandeling de dosis geleidelijk verlagen in stappen van max. 1 mg om de 3–7 dagen, onder controle als bloeddruk en de polsslag om, eventuele ontwenningsverschijnselen (als stijging van bloeddruk en hartslag) te minimaliseren.

Tablet in zijn geheel, zonder kauwen, ’s morgens of ’s avonds, met of zonder voedsel doorslikken. Verkruimelen of breken verhoogt de snelheid voor guanfacine-afgifte; kinderen die de tablet niet zonder problemen in zijn geheel kunnen doorslikken zijn niet geschikt voor deze behandeling. Niet innemen met een vetrijke maaltijd, vanwege verhoogde blootstelling. Niet samen met grapefruitsap innemen.

gewicht (leeftijd)

wk 1

wk 2

wk 3

wk 4

wk 5

wk 6

wk 7

≥ 25 kg (6–12 j.)

1 mg

2 mg

3 mg

4 mg

34–41,4 (13–17 j.)

1 mg

2 mg

3 mg

4 mg

41,5–49,4 (13–17 j)

1 mg

2 mg

3 mg

4 mg

5 mg

49,5–58,4 (13–17 j.)

1 mg

2 mg

3 mg

4 mg

5 mg

6 mg

≥ 58,5 kg (13–17 j.)

1 mg

2 mg

3 mg

4 mg

5 mg

6 mg

7 mg

$vergroot_tabel

De hoogst weergegeven dosis per leeftijds- en gewichtsgroep is tevens de maximale dosis per dag.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): somnolentie (bij 41%), hoofdpijn (bij 27%), abdominale pijn, vermoeidheid.

Vaak (1-10%): verminderde eetlust, gewichtstoename, depressie, angst, affectlabiliteit, slapeloosheid, doorslaapstoornis, nachtmerrie, prikkelbaarheid, sedatie, duizeligheid, lethargie, bradycardie, (orthostatische) hypotensie, braken, diarree, misselijkheid, constipatie, abdominaal ongemak/maagongemak, droge mond, huiduitslag, bedplassen.

Soms (),1-1%): Overgevoeligheid, agitatie, hallucinatie, convulsie, syncope, eerstegraads AV-blok, tachycardie, sinusaritmie, bleekheid, astma, dyspepsie, jeuk, pollakisurie, asthenie, pijn op de borst, verlaagde hartfrequentie, verhoogde ALAT.

Zelden (0,01-0,1%: hypersomnie, hypertensie, malaise.

Interacties

Gelijktijdig gebruik met matig krachtige en krachtige CYP3A4- en CYP3A5-remmers (als HIV-proteaseremmers, imidazoolderivaten, claritromycine, erytromycine, grapefruitsap, cimetidine, diltiazem, verapamil, aprepitant) verhoogt de plasmaconcentratie, de snelheid en mate van blootstelling aan guanfacine en het risico op bijwerkingen; met ketoconazol steeg de piekplasmaconcentratie met een factor 2 en de blootstelling met een factor 3.

Gelijktijdig gebruik met matig krachtige en krachtige CYP3A4- CYP3A5-inductoren (als rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, sint-janskruid en efavirenz) verlaagt de plasmaconcentratie, de snelheid en mate van blootstelling aan guanfacine; met rifampicine daalde de piekplasmaconcentratie met 54% en de blootstelling met 70%.

Gelijktijdige toediening met valproïnezuur kan leiden tot verhoogde concentraties valproïnezuur.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik met antihypertensiva of andere geneesmiddelen die de bloeddruk of hartslag kunnen verlagen, die het risico op syncope verhogen of het QT-interval verlengen.

Gelijktijdig gebruik met centraal remmende stoffen (zoals alcohol, sedativa, benzodiazepinen, antipsychotica, barbituraten) versterkt het sedatieve effect. Vermijd tijdens behandeling inname van alcohol.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren reproductietoxiciteit.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Vruchtbare vrouwen dienen adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend, bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van hypotensie, hartblok, bradycardie of cardiovasculaire aandoening, of bij een voorgeschiedenis van syncope of een aandoening waardoor de patiënt vatbaarder is voor syncope, zoals hypotensie, orthostatische hypotensie, bradycardie of dehydratie; bij een voorgeschiedenis van QT-verlenging, risicofactoren voor ’torsade de pointes’ (als hartblok, bradycardie, hypokaliëmie). Adviseer patiënten om veel te drinken. Ga voorafgaand aan behandelen na of de patiënt een vergroot risico heeft van hypotensie, bradycardie, aritmie met QT-verlenging; inventariseer hiervoor de cardiovasculaire status, waaronder hartfrequentie, bloeddruk en of er een familie-anamnese is van plotseling overlijden (als gevolg van het hart of onverklaarbaar). Tijdens dosistitratie hartfrequentie en bloeddruk wekelijks controleren, gedurende het eerste jaar ten minste elke 3 maanden en vervolgens elke 6 maanden (vaker na dosisaanpassing). Tijdens het afbouwen en na het staken van de behandeling de bloeddruk blijven controleren, omdat dan een stijging van de bloeddruk kan optreden.

Lengte, gewicht en BMI controleren voorafgaand aan de behandeling, elke 3 maanden gedurende het eerste jaar en vervolgens elke 6 maanden.

Tijdens dosistitratie wekelijks monitoren voor klachten van somnolentie, sedatie, hypotensie en bradycardie. Gedurende het eerste jaar van behandeling minstens om de 3 maanden en daarna om de 6 maanden evalueren op klachten van somnolentie, sedatie, hypotensie, bradycardie en gewichtstoename/risico op obesitas; tevens na elke dosisaanpassing frequenter monitoren.

Niet gebruiken bij kinderen < 6 jaar en bij volwassenen en ouderen omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.

Gebruik van dit middel heeft een matige tot ernstige invloed op de rijvaardigheid. Vermijd bedienen van machines, besturen van voertuigen en fietsen totdat de patiënt weet hoe hij of zij reageert op de behandeling.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met guanfacine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Selectieve α2A-adrenerge receptoragonist zonder psychostimulerend effect. Preklinisch onderzoek doet vermoeden dat guanfacine de signalering moduleert in de prefrontale cortex en basale ganglia door directe modificering van de synaptische transmissie van noradrenaline ter hoogte van de α2-adrenerge receptoren. Het werkingsmechanisme bij ADHD is onbekend.

Kinetische gegevens

T maxca. 5 uur.
Fca. 80%.
V dvolwassenen: 6,3 l/kg; kinderen: 19,9–23,7 l/kg.
Metaboliseringdoor CYP3A4 en CYP3A5 gevolgd door sulfatering en glucuronidering tot o.a. 3-OH-guanfacinesulfaat als belangrijkste inactieve metaboliet.
Eliminatieca. 80% met de urine, waarvan ca. 30% in onveranderde vorm; deels via actieve secretie en deels filtratie. Actieve secretie in de nieren wordt gemedieerd door het OCT2-transporteiwit. Minstens 50% van de klaring is via de lever en ca. 30% met de urine.
T 1/2elca. 18 uur.