Lenalidomide

Publish

Samenstelling

Revlimid Celgene Netherlands bv

Toedieningsvorm
Capsule, hard
Sterkte
2,5 mg, 5 mg, 7,5 mg, 10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

lenalidomide vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor multipel myeloom (ziekte van Kahler) staat op HOVON: MM de geldende behandelrichtlijn.

Voor myelodysplastisch syndroom staat op HOVON: MDS de geldende behandelrichtlijn. Let op: de richtlijn is nog in ontwikkeling!

Voor mantelcellymfoom staat op HOVON: MCL (pdf 0,3 MB) de geldende behandelrichtlijn.

Indicaties

  • Multipel myeloom (ziekte van Kahler):

    • Nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom bij volwassenen die autologe stamceltransplantatie (ASCT) hebben ondergaan. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie (onderhoudsbehandeling).
    • Eerder onbehandeld multipel myeloom bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor stamceltransplantatie. Lenalidomide hierbij toepassen in combinatie met een lage dosis dexamethason óf met melfalan en prednison.
    • Multipel myeloom bij volwassenen, in combinatie met dexamethason, na minimaal één eerdere andere behandeling.
  • Transfusie-afhankelijke anemie als gevolg van laag- of intermediair 1-risico myelodysplastisch syndroom die gerelateerd is aan een geïsoleerde cytogenetische afwijking (5q-deletie), wanneer andere behandelopties onvoldoende zijn. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie.
  • Recidiverend of refractair mantelcellymfoom bij volwassenen. Lenalidomide hierbij toepassen als monotherapie. Lenalidomide is niet aanbevolen bij een hoge tumorlast als er alternatieve behandelopties beschikbaar zijn.

Dosering

De behandeling niet beginnen indien het absolute aantal neutrofielen (ANC) < 1,0 × 109/l (multipel myeloom) of < 0,5 × 109/l (myelodysplastisch syndroom) is en/of het aantal trombocyten < 50 × 109/l (multipel myeloom, nieuw gediagnosticeerd of na ASCT), < 30 of 75 × 109/l (afhankelijk van de infiltratie van beenmerg door plasmacellen; multipel myeloom, eerder behandeld of na ASCT) óf < 25 × 109/l (myelodysplastisch syndroom) is.

Ter preventie van uraatnefropathie bij hoge tumorlast (tumorlysissyndroom) vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.

Klap alles open Klap alles dicht

Alle indicaties:

Volwassenen:

De behandeling met lenalidomide bestaat uit cycli van 28 dagen. Zie voor doseringsaanbevelingen van lenalidomide (en van dexamethason, melfalan, prednison) bij de diverse indicaties de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Hier zijn ook doseringsaanbevelingen te vinden bij verminderde nierfunctie en de dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen, zoals hematologische toxiciteit, overgevoeligheidsreacties (waaronder huidreacties), de ’tumor flare’-reactie en andere graad 3 of 4 bijwerkingen.

Een vergeten dosis kan tot 12 uur na de geplande innametijd nog ingenomen worden; daarna moet de dosis worden overgeslagen.

Toedieningsinformatie: capsules elke dag rond dezelfde tijd innemen met water en de capsules niet openen, breken of erop kauwen.

Bijwerkingen

Bij multipel myeloom als monotherapie (onderhoudsbehandeling na autologe stamceltransplantatie): Zeer vaak (> 10%): pneumonie (bacterieel, viraal; incl. pneumonitis), bronchitis, infectie van de bovenste luchtwegen, sinusitis, hoest. Griep. Misselijkheid, diarree, obstipatie, buikpijn. Paresthesie. Spierspasmen. Huiduitslag, droge huid. Vermoeidheid, asthenie, koorts. Anemie, leukopenie, neutropenie (incl. febriele neutropenie), lymfopenie, trombocytopenie. Afwijkende uitkomsten leverfunctietesten. Hypokaliëmie.

Vaak (1–10%): longembolie, diep-veneuze trombose. Dyspneu. Bacteriëmie, sepsis, herpes zoster. Braken. Hoofdpijn, perifere neuropathie (incl. polyneuropathie). Myalgie, bindweefselpijn. Jeuk. Urineweginfectie. Myelodysplastisch syndroom. Pancytopenie. Dehydratie.

Bij multipel myeloom in combinatie met dexamethason óf melfalan en prednison: Zeer vaak (> 10%): trombo-embolische complicaties (vooral diepveneuze trombose en longembolie). Pneumonie, bronchitis, bovenste luchtweginfectie, dyspneu, bloedneus. Bacteriële, virale en schimmelinfecties (incl. opportunistische infecties). Bloedingen. (Acuut) nierfalen. Vermoeidheid, asthenie, griepachtige verschijnselen, koorts, (perifeer) oedeem. Huiduitslag, jeuk. Perifere neuropathie, duizeligheid, smaakstoornissen, hoofdpijn, tremor. Depressie, slapeloosheid. Cataract, wazig zien, Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree, dyspepsie. Gewichtsverlies. Spierspasmen, botpijn, gewrichtspijn. Hypokaliëmie, hypocalciëmie, hyperglykemie. Anemie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie.

Vaak (1-10%): sepsis. Atriumfibrilleren, bradycardie. Hypotensie, hypertensie. Evenwichtsstoornis, ataxie. Doofheid, oorsuizen. Bloeding in het maag-darmkanaal, tandvleesbloeding, stomatitis, droge mond, dysfagie. Hypothyreoïdie. Hematurie, urineretentie of –incontinentie. Erectieproblemen. Ecchymose, urticaria, overmatig zweten, hyperpigmentatie van de huid, eczeem, erytheem, droge huid. Spierzwakte, spierpijn, vallen, gewrichtszwelling. Pijn op de borst. Lethargie. Hypomagnesiëmie, hyperurikemie, dehydratie. Afwijkende leverfunctiewaarden. Febriele neutropenie, pancytopenie. Stijging C-reactief proteïne.

Soms (0,1-1%): hemolyse, hemolytische anemie (incl. auto-immuun). Atriumflutter, ventriculaire extrasystolen, verlengd QT-interval. Colitis, blindedarmontsteking (caecitis). (Acuut) leverfalen. Basaalcelcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom van de huid, huidverkleuring, fotosensibilisatie. Fanconi-syndroom. Verminderd libido.

Verder zijn gemeld: toxische, cytolytische of cholestatische hepatitis, gemengde cytolytische/cholestatische hepatitis, re-activatie hepatitis B-virus (HBV; soms met acuut leverfalen) of herpes zoster virus.

Bij myelodysplastische syndromen, monotherapie: Zeer vaak (> 10%): bacteriële, virale en schimmelinfecties (incl. opportunistische infecties). Hypothyreoïdie. Bloedneus. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree, buikpijn. Verminderde eetlust. Duizeligheid, hoofdpijn. Huiduitslag (incl. allergische dermatitis), jeuk, droge huid. Spierspasmen, spierpijn, rugpijn, pijn in extremiteit, Vermoeidheid, perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 75% CTCAE graad 3 of 4), trombocytopenie (ca. 37% graad 3 of 4).

Vaak (1–10%): hypertensie, hematoom. Hyperthyreoïdie. Paresthesie. Dyspepsie, droge mond. Gewichtsverlies. IJzerstapeling. Afwijkende leverfunctiewaarden.

Verder zijn gemeld: acuut leverfalen, toxische, cytolytische of cholestatische hepatitis, gemengde cytolytische/cholestatische hepatitis, re-activatie hepatitis B-virus (HBV; soms met acuut leverfalen) of herpes zoster virus.

Bij mantelcellymfoom, monotherapie: Zeer vaak (> 10%): pneumonie, nasofaryngitis, dyspneu. Andere infecties (bacterieel, viraal, door schimmels; incl. opportunistische infecties). Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Huiduitslag (incl. allergische dermatitis), jeuk. Vermoeidheid, asthenie, influenza-achtig beeld, perifeer oedeem. Spierspasmen, rugpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Leukopenie, neutropenie (bij ca. 44% CTCAE graad 3 of 4), anemie, trombocytopenie. Hypokaliëmie.

Vaak (1–10%): hypotensie. Febriele neutropenie. ’Tumor flare’ reactie. Perifere neuropathie, hoofdpijn, vertigo, smaakstoornis. Slapeloosheid. Nachtzweten, droge huid. Sinusitis. Koude rillingen. Artralgie, spierzwakte, pijn in extremiteit. Dehydratie.

Verder zijn in algemene zin gemeld: re-activatie hepatitis B-virus (HBV; soms met acuut leverfalen) of herpes zoster virus. Verworven hemofilie.

Interacties

Vermijd in verband met het infectierisico vaccinatie met levende micro–organismen.

Wees voorzichtig bij combinatie met andere myelosuppressieve middelen, bij combinatie met andere middelen die de kans op trombose (zoals erytropoëtische middelen) of bloedingen doen toenemen en bij combinatie met andere hepatotoxische middelen, bijvoorbeeld hogere doses paracetamol.

Bij de combinatie met statinen is er een additief effect van bijwerkingen op de spieren, waaronder rabdomyolyse.

De werkzaamheid van gecombineerde orale anticonceptiva is mogelijk verminderd, daarnaast wordt deze combinatie afgeraden vanwege meer kans op veneuze trombo-embolie (tot 6 weken na staken van gecombineerde orale anticonceptiva).

De plasmaconcentratie van digoxine kan mogelijk toenemen; controle van de digoxinespiegel wordt aangeraden.

Zwangerschap

Teratogenese: Lenalidomide is structureel verwant aan de voor de mens teratogene stof thalidomide. Het is waarschijnlijk dat het gebruik van lenalidomide leidt tot teratogeniteit. Bij dieren is in hoge doseringen embryofoetale toxiciteit gebleken (misvormde of ontbrekende extremiteiten, oligo– en/of polydactylie, gesloten anus en diverse viscerale effecten).
Advies: Gebruik door vrouwen die zwanger kunnen worden is gecontra-indiceerd, tenzij kan worden voldaan aan alle voorwaarden van het programma ter voorkóming van zwangerschap (zie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.4)). Gebruik ten tijde van een zwangerschap is absoluut gecontra-indiceerd vanwege de significante teratogene effecten.
Overig: Vóór aanvang van de behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen vanaf 4 weken vóór tot 4 weken na de therapie en moet iedere 4 weken een zwangerschapstest herhalen. Geschikte anticonceptiemethoden zijn:

  • een progestageenbevattend implantaat;
  • een progestageenbevattend IUD;
  • een medroxyprogesteron depot;
  • een uitsluitend desogestrelbevattend oraal anticonceptivum;
  • tubaire sterilisatie;

Zie voor de aspecten bij de keuze van een adequate anticonceptieve methode ook de informatie in de rubrieken Interacties en Waarschuwingen en voorzorgen. Staak de behandeling, indien een patiënt zwanger blijkt te zijn en verwijs door naar een arts gespecialiseerd in teratologische afwijkingen. Omdat lenalidomide in menselijk sperma is aangetroffen, moet een mannelijke patiënt tijdens de hele behandelduur (incl. eventuele onderbrekingen) én ten minste tot 1 week na het einde van de behandeling een condoom gebruiken bij seksueel contact met een partner die zwanger is óf kan worden, zelfs wanneer de man een vasectomie heeft ondergaan.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.

Waarschuwingen

Vóór aanvang van de behandeling controle op cytopenieën verrichten door middel van volledig bloedbeeld (hemoglobine- en hematocrietbepaling, trombocytentelling en incl. differentiële telling van leukocyten). De behandeling niet beginnen indien het absolute aantal neutrofielen (ANC) < 1,0 × 109/l (multipel myeloom) of < 0,5 × 109/l (myelodysplastisch syndroom) is en/of het aantal trombocyten < 50 × 109/l (multipel myeloom, nieuw gediagnosticeerd), < 30 of 75 × 109/l (afhankelijk van de infiltratie van beenmerg door plasmacellen; multipel myeloom, eerder behandeld) óf < 25 × 109/l (myelodysplastisch syndroom) is. Genoemde controle wekelijks herhalen gedurende de eerste acht behandelweken, daarna maandelijks. Bij mantelcellymfoom is het controleschema in cyclus 3 en 4 om de 2 weken en daarna in het begin van elke cyclus. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste tekenen van ernstige bloedbeeldafwijkingen zoals febriele episoden, bloedingen incl. petechiën en epistaxis.

Evalueer vóór en tijdens de behandeling de patiënt m.b.v. een standaard kankerscreening op tweede primaire maligniteiten, omdat bij klinisch onderzoek een viervoudige verhoging van de incidentie van tweede primaire maligniteiten (o.a. AML, MDS, solide tumoren en niet-invasieve huidkanker) is gezien. Bij myelodysplastische syndromen is de kans op progressie tot AML aanzienlijk groter bij een IHC-p53-positiviteit. De kans hierop is ca. 28% in 2 jaar tijd.

Vóór en tijdens de behandeling de schildklierfunctie controleren, omdat zowel hypo- als hyperthyreoïdie kan optreden. Een optimale controle van comorbide aandoeningen die de schildklierfunctie beïnvloeden vóór de start van de behandeling wordt aanbevolen.

Kruisovergevoeligheid: gebruik van lenalidomide wordt ontraden bij patiënten die eerder ernstige huiduitslag of een allergische reactie kregen bij gebruik van thalidomide, vanwege een kruisreactie tussen thalidomide en lenalidomide.

Wees voorzichtig bij een hoge tumorlast vanwege meer kans op het tumorlysissyndroom en op ’tumor flare’ reacties. De patiënten nauwgezet volgen, vooral tijdens de eerste cyclus en bij dosisverhogingen. Ter preventie van uraatnefropathie door het tumorlysissyndroom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Bij een hoge ’Mantle cell lymphoma International Prognostic Index’ (MIPI) of omvangrijke ziekte (ten minste één laesie waarvan de langste diameter ≥ 7 cm is) in de uitgangssituatie, is er een groot risico van een ’tumor flare’ reactie. Een ’tumor flare’-reactie kan lijken op ziekteprogressie. ’Tumor flare’-reacties kunnen zonodig worden behandeld met corticosteroïden, NSAID’s en/of narcotische analgetica.

Bewaak de leverfunctie, omdat hepatotoxiciteit (leverfalen (zelden fataal), toxische/cytolytische/cholestatische hepatitis) is gemeld; het mechanisme hierachter is onbekend, maar bestaande virale leverziekte (zoals hepatitis B), verhoogde leverenzymwaarden op baseline en behandeling met andere hepatotoxische middelen of antibiotica zijn risicofactoren. In verband met mogelijke re-activatie van HBV voorafgaand aan de behandeling alle patiënten testen op HBV. Bij een positieve test een gespecialiseerde arts op het gebied van hepatitis B raadplegen. Bij toepassing van lenalidomide deze patiënten gedurende de gehele behandeling monitoren op signalen en symptomen van reactivatie van HBV. Bij ontstaan van (acuut) leverfalen de behandeling stopzetten en een antivirale behandeling beginnen.

Reactivatie van virusinfecties: naast re-activatie van HBV (zie de alinea hiervoor) is ook re-activatie van herpes zoster gemeld, waarbij een onderbreking of permanent staken van de behandeling nodig was vanwege de ontwikkeling van een gedissemineerde herpes zoster, herpes zoster meningitis of oftalmische herpes zoster.

Graad 3 of 4 bijwerkingen: bij nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom is er meer kans op CTCAE graad 3 of 4 bijwerkingen bij hogere leeftijd (> 75 jaar), een ISS-stadium III, ECOG PS ≤ 2 of een creatinineklaring < 60 ml/min, wanneer lenalidomide in combinatietherapie wordt gegeven.

Door gebruik van lenalidomide neemt de kans op (zowel arteriële als veneuze) trombo-embolische aandoeningen toe. Daarom wordt profylaxe met antitrombotica geadviseerd bij bekende risicofactoren voor trombo-embolieën; houdt hierbij rekening met de kans op bloedingen door trombocytopenie. Bij bekende risicofactoren voor myocardinfarct de patiënt nauwlettend volgen en beïnvloedbare risicofactoren zoveel mogelijk behandelen.

Bewaak de nierfunctie, omdat een verminderde nierfunctie eerder tot toxische waarden leidt.

Controleer regelmatig het gezichtsvermogen bij combinatietherapie met dexamethason.

Hormoonimplantaten en spiraaltjes: overweeg bij gebruik van een hormoonimplantaat of levonorgestrel-hormoonspiraaltje profylactisch antibiotica te geven, vooral bij neutropenie, vanwege kans op infectie bij het inbrengen en onregelmatige vaginale bloedingen. Ontraadt het gebruik van een koperbevattend spiraaltje vanwege kans op extra bloedverlies tijdens menstruaties en daarmee een toename van trombocytopenie; daarnaast is er kans op infectie bij het inbrengen.

Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 17 jaar zijn niet onderzocht.

Overdosering

Eigenschappen

Immunomodulator. Lenalidomide remt de proliferatie van bepaalde hematopoëtische tumorcellen (met inbegrip van MM-plasmatumorcellen en tumorcellen met deleties in chromosoom 5), verhoogt T-cel- en NK-cel-gemedieerde immuniteit en het aantal NKT-cellen. Het remt de angiogenese door de migratie en adhesie van endotheelcellen en de vorming van microvaten te blokkeren. Het remt de productie van pro-inflammatoire cytokinen, zoals TNF-α en IL-6 door monocyten. Het verhoogt de apoptose van del(5q)–cellen bij myelodysplastisch syndroom. Het verhoogt de foetale hemoglobineproductie door hematopoëtische CD34+-stamcellen.

Kinetische gegevens

T max0,5–2 uur.
Metaboliseringin geringe mate in de lever.
Eliminatievnl. met de urine, 82% onveranderd en 4% met de feces.
T 1/2el3–5 uur en bij verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) tot > 9 uur.