lorazepam
Samenstelling
Lorazepam Tabletten Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2,5 mg
Temesta Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
De injectievloeistof bevat benzylalcohol, propyleenglycolen macrogol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden. Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2-4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
Indicaties
Oraal:
- Kortdurende symptomatische behandeling van pathologische angsten spanning, en van slaapstoornissen die ernstig is, invaliderend is of ernstig lijden veroorzaakt.
- Niet geregistreerde indicatie: [Bij alcoholonthoudingsverschijnselen].
Parenteraal:
- Symptomatische behandeling van pathologische angsten spanning als orale medicatie niet mogelijk is.
- Premedicatie bij operatieve ingreep.
Dosering
Angst en spanning:
Volwassenen:
Oraal: begindosering 0,5 mg 2–3×/dag.
Onderhoudsdosering 1 mg 2–3×/dag.
Halveer de dosis bij ouderen en patiënten met een lever- of nierfunctiestoornis.
Kinderen 6–18 jaar:
Oraal: kortdurend gebruiken en zo laag mogelijk doseren; volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: 0,02–0,1 mg/kg/dag in 2–3 doses.
Bij ernstige angsttoestanden (psychiatrie):
Volwassenen:
Oraal: begindosering 1,25 mg 2–3×/dag.
Onderhoudsdosering 2,5 mg 2–3×/dag.
Parenteraal: 0,05 mg/kg lichaamsgewicht, veelal 2–4 mg i.v. of i.m. (i.v. verdient de voorkeur); indien noodzakelijk na 2 uur herhalen.
Bij ouderen is 2 mg i.v. of i.m. gewoonlijk voldoende, tenzij een grote mate van sedatie en/of geheugenverlies gewenst is. Bij lichte tot matige lever- of nieraandoening is de startdosis 0,05 mg/kg i.v. of i.m., max. 2 mg.
Slaapstoornissen:
Volwassenen:
Oraal: 1–2 mg vóór het slapen gaan.
Bij ouderen en patiënten met een lever- of nierfunctiestoornis: 0,5–1 mg voor het slapen gaan.
Premedicatie:
Volwassenen
I.v.: 0,044 mg/kg 15–20 min voor de operatieve ingreep; max. 4 mg, patiënten > 50 jaar mogen max. 2 mg.
I.m.: 0,05 mg/kg ten minste 2 uur voor de operatieve ingreep, max. 4 mg.
Verminder de dosis bij ouderen, bij verzwakte patiënten, bij patiënten met een lever- of nierfunctiestoornis en bij patiënten met ernstige respiratoire- of cardiovasculaire aandoeningen.
Bij lokale anesthesie of diagnostische procedures kan het middel gelijktijdig worden gebruikt met een analgeticum.
[Alcoholonthoudingsverschijnselen]:
Volwassenen:
Oraal, i.m. of i.v.: 1–2 mg per 2 uur op geleide van de symptomen.
Bij langdurig gebruik de behandeling geleidelijk staken.
Tabletten innemen met een ruime hoeveelheid water.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid.
Vaak (1-10%): slaperigheid overdagsufheid, duizeligheid, ataxie. Spierzwakte.
Soms (0,1-1%):hoofdpijn, verminderde oplettendheid, Emotionele vervlakking, verwardheid, depressie, slaapstoornissen, libidoverandering. Visusstoornis, dubbelzien. Maag-darmstoornissen. Allergische huidreacties.
Zelden: anterograde amnesie. Hypotensie, hypertensie. Bloeddyscrasie. Abnormale leverfunctietesten.
Verder zijn gemeld: tolerantie na herhaald gebruik, fysieke en psychische afhankelijkheid, onthoudings- en rebound-verschijnselen, partiële obstructie van de luchtwegen bij zware sedatie, epileptisch insult en myoklonie bij neonaten met een zeer laag geboortegewicht. Na i.m. of i.v. toediening: propyleenglycoltoxiciteit (melkzuuracidose, hyperosmolariteit, hypotensie, toxiciteit van het centrale zenuwstelsel), macrogoltoxiciteit (acute tubulaire necrose). Flebitis, pijn en roodheid op de injectieplaats.
Vooral bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties, zoals nervositeit, agitatie, prikkelbaarheid, agressie, woede-aanvallen, hallucinaties, wanen, psychose, nachtmerries.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. De euforie en daardoor de psychische afhankelijkheid van opioïden kan worden versterkt. Bij gelijktijdige toediening met clozapine zijn sedatie, overmatige salivatie en ataxie gemeld. Bij gelijktijdige toediening van de injectievloeistof met haloperidol is bradycardie, apneu, coma en overlijden gemeld. Bij toediening van een injectievloeistof de dosering verminderen van eventuele andere centraal dempende middelen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologische effect: Hypothermie, hypotonie, matige ademhalingsdepressie en voedingsproblemen (floppy-infantsyndroom) kunnen bij pasgeborenen optreden, vooral na gebruik laat in de zwangerschap of bij de bevalling in hoge doses. Bij langdurig gebruik kan bij de pasgeborene afhankelijkheid opgetreden en bestaat het risico van onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, convulsies, onregelmatige ademhaling, braken, diarree en hard huilen) in de postnatale periode. Omdat benzylalcohol de placenta kan passeren, moet rekening worden gehouden met de mogelijke toxiciteit ervan voor prematuren na toediening vlak voor of tijdens een bevalling of sectio caesarea.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, kortdurend en in een zo laag mogelijke dosering.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (in geringe mate).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor benzodiazepinen.
- Myasthenia gravis.
- Ernstige respiratoire insufficiëntie.
- Slaap-apneusyndroom.
- Ernstige leverinsufficiëntie.
Waarschuwingen
Staak de behandeling bij het optreden van paradoxale reacties. Verlaag de dosering bij ouderen en bij patiënten met een lever- of nierfunctiestoornis of chronische respiratoire insufficiëntie. Wees voorzichtig bij acuut nauwe-kamerhoekglaucoom. Wees voorzichtig met het gebruik als premedicatie bij ouderen, bij zwaar zieke of verzwakte patiënten en bij patiënten met beperkte longreserves, vanwege de kans op apneu en hypoxische hartstilstand.
De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de anamnese; wees terughoudend bij middelenmisbruik in de anamnese. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). Beperk het gebruik als slaapmiddel in verband met de kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen tot 1–2 weken, maximaal 4 weken en als anxiolyticum tot maximaal 8–12 weken (incl. uitsluipen). Sluip lorazepam uit bij staken van langdurige behandeling en bij overschakeling van een lang- op een kortwerkend benzodiazepine, om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen.
Bij onvoldoende slaapduur is hier meer kans op. Indien minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen en bij hogere doseringen is er meer kans op anterograde amnesie. Amnestische effecten kunnen gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Na gebruik van de injectievloeistof wordt een observatieperiode van 24 uur aanbevolen. Gebruik geen alcohol en vermijd activiteiten die aandacht vereisen (autorijden) gedurende 24–48 uur na toediening van de injectievloeistof. De injectievloeistof wordt niet aanbevolen bij een nierfunctiestoornis; patiënten met een nierfunctiestoornis zijn gevoeliger voor propyleenglycol. Bij langdurig gebruik van de injectievloeistof is regelmatig bloed- en leverfunctieonderzoek aangewezen, wees voorzichtig bij patiënten bij wie bloeddrukdaling tot cardiovasculaire of cerebrovasculaire complicaties kan leiden. Prematuren, neonaten met een laag geboortegewicht en kinderen < 3 jaar die hoge doses geïnjecteerd krijgen zijn gevoeliger voor de effecten van benzylalcohol, propyleenglycol en macrogol.
Wees terughoudend met gebruik van lorazepam bij kinderen, de injectievloeistof is gecontra-indiceerd bij kinderen < 12 jaar.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling www.vergiftigingen.info en www.toxicologie.org/benzodiazepinen.
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als hypnoticum en anxiolyticum.
Kinetische gegevens
Overig | Ftablet = |
F | 90%. |
T max | oraal 2 uur, i.m. 60–90 min. |
V d | 1–2 l/kg. |
Metabolisering | in de lever via type 2-reacties tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine hoofdzakelijk als glucuronide. |
T 1/2 | 12–16 uur. |
Geneesmiddelgroep
lorazepam hoort bij de groep benzodiazepine agonisten.
- alprazolam (J05AF06)
- bromazepam (J05AF06)
- brotizolam (J05AF06)
- chloordiazepoxide (J05AF06)
- clobazam (J05AF06)
- clorazepinezuur (J05AF06)
- diazepam (J05AF06)
- flunitrazepam (J05AF06)
- flurazepam (J05AF06)
- loprazolam (J05AF06)
- lorazepam (J05AF06)
- lormetazepam (J05AF06)
- midazolam (J05AF06)
- nitrazepam (J05AF06)
- oxazepam (J05AF06)
- prazepam (J05AF06)
- temazepam (J05AF06)
- zolpidem (J05AF06)
- zopiclon (J05AF06)