rilpivirine
Samenstelling
Edurant (als hydrochloride) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De anti-retrovirale behandeling van een HIV-infectie begint met een combinatie van middelen. De keuze van de verschillende preparaten is afhankelijk van diverse aspecten (zie de richtlijn HIV). Bij de behandeling van een HIV-infectie bij therapie-naïeve patiënten wordt de voorkeur gegeven aan een tripeltherapie bestaande uit twee nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NRTI) en een derde middel uit één van de volgende groepen: een integraseremmer (INSTI), non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI) of een gebooste proteaseremmer.
De non-nucleoside reverse-transcriptaseremmer (NNRTI) rilpivirine is geregistreerd voor therapie-naïeve volwassenen met HIV-1-infectie én een virusconcentratie ≤ 100.000 kopieën/ml. In klinisch onderzoek onderdrukt het middel de virusconcentratie ongeveer even veel als de NNRTI efavirenz en geeft het minder vaak en minder ernstige bijwerkingen. De klinische onderzoeken waren echter relatief kortdurend. Er is geen reden om aan rilpivirine de voorkeur te geven.
Aan de vergoeding van rilpivirine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Behandeling van een HIV-1-infectie bij anti-retrovirale therapie–naïeve (ART–naïeve) volwassenen met een ’viral load’ ≤ 100.000 HIV–1 RNA kopieën/ml in combinatie met andere anti-retrovirale middelen.
Dosering
HIV-1-infectie
Volwassenen:
In combinatie met andere retrovirale middelen: 25 mg 1×/dag.
Bij gelijktijdig gebruik van de CYP3A4-inductor rifabutine: volgens de fabrikant de dosering rilpivirine verhogen naar 50 mg 1×/dag. De UCSF (zie Interacties) raadt de combinatie af.
Bij een vergeten dosis binnen 12 uur na het gebruikelijke tijdstip van inname, zo spoedig mogelijk de dosis alsnog innemen met een maaltijd; bij > 12 uur de vergeten dosis niet meer innemen en het normale innameschema vervolgen.
Na braken binnen 4 uur na inname, een nieuwe tablet innemen met een maaltijd. Na braken ná 4 uur na inname, geen extra dosis meer innemen.
De tablet zonder kauwen of pletten doorslikken met water tijdens een maaltijd (géén eiwitrijke drinkvoeding).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid. Misselijkheid. Verhoging van transaminasen, pancreasamylase, totaal cholesterol en LDL–cholesterol.
Vaak (1–10%): vermoeidheid, slaperigheid, depressie, abnormale dromen. Droge mond, braken, buikpijn. Anorexie. Huiduitslag. Verlaging van aantal leukocyten, aantal trombocyten en hemoglobine. Stijging van triglyceridengehalte, lipase, bilirubine.
Soms (0,1–1%): immuunreconstitutiesyndroom.
Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie en het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus). Bij andere NNRTI’s zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren (o.a. gebruik van corticosteroïden, bovenmatig alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie en overgewicht), gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie.
Interacties
Zie voor de interacties van rilpivirine en eventuele benodigde dosisaanpassingen de pagina HIV-interacties van de UCSF (University of California).
Zwangerschap
Rilpivirine passeert de placenta in beperkte mate (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het geven van borstvoeding door vrouwen met een HIV-infectie wordt ontraden om het overdragen van HIV te voorkomen.
Contra-indicaties
Zie de link binnen de rubriek Interacties voor de contra-indicaties m.b.t. gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen.
Waarschuwingen
Bij een hoge baseline ’viral load’ (> 100.000 HIV–1 RNA kopieën/ml) is er een groter risico van virologisch falen, met een hoger percentage resistentie tegen NNRTI’s ontstaan na het begin van de behandeling. Rilpivirine is niet onderzocht bij patiënten met eerder virologisch falen op enige andere antiretrovirale behandeling.
Bij virologisch falen op rilpivirine is er meer kans op resistentie tegen lamivudine/emtricitabine.
Voorzichtig bij ernstige immuundeficiëntie in verband met groter risico van ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden (zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci pneumonie) kunnen leiden (immuunreconstitutiesyndroom). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals M. Graves) optreden, vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
In hogere dosering (75 mg/dag) dan de aanbevolen dosering (25 mg/dag) kan een verlenging van het QTc–interval optreden.
Controleer op tekenen van herverdeling van vet in verband met de mogelijke bijwerking lipodystrofie, waarop meer kans is bij hogere leeftijd of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie.
Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leeftijd > 65 jaar en bij patiënten met lichte tot matige leverinsufficiëntie. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 jaar) en bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie.
Overdosering
Eigenschappen
Antiviraal middel, behorend tot de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI). Het werkingsspectrum is beperkt tot HIV type 1. Rilpivirine is een niet-competitieve remmer van het HIV-1-reverse-transcriptase. Het bindt zich rechtstreeks aan het reverse-transcriptase-enzym en blokkeert zo de RNA- en DNA-afhankelijke DNA-polymeraseactiviteit van het virus door ontregeling van het katalytische gedeelte van het enzym.
Kinetische gegevens
Resorptie | belangrijk verlaagd wanneer ingenomen zonder voedsel of met een eiwitrijke drinkvoeding (40–50%). |
T max | 4–5 uur. |
Eiwitbinding | 99,7%. |
Metabolisering | voornamelijk door CYP3A. |
Eliminatie | voornamelijk met de feces (85%), 25% van de toegediende dosis onveranderd. Met de urine ca. 6%. |
T 1/2el | ca. 45 uur. |
Geneesmiddelgroep
rilpivirine hoort bij de groep HIV Non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers.