triamcinolonacetonide (systemisch)
Samenstelling
Kenacort-A 10 Bristol-Myers Squibb bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectievloeistof voor gelokaliseerde injectie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, flacon 5 ml
Conserveermiddel: benzylalcohol.
Kenacort-A 40 Bristol-Myers Squibb bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectievloeistof voor i.m. en gelokaliseerde injectie
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml, flacon 5 ml
Conserveermiddel: benzylalcohol.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
triamcinolonacetonide (systemisch) vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Alle indicaties: voor de systemische toediening van corticosteroïden bestaat nauwelijks behoefte aan depotpreparaten. Elke gelokaliseerde injectie vereist specifieke kennis en ervaring met indicatie en techniek.
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (syndroom van Felty, - Sjögren) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals exacerbatie van astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en enteritis regionalis (= Ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Lokale behandeling: bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij osteoartritis, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, epicondylitis, tendovaginitis. Intralaesionaal bij huidaandoeningen zoals keloïd, gelokaliseerde hypertrofische, geïnfiltreerde laesies van lichen planus, psoriasis, granuloma annulare en gelichenificeerd eczeem (inclusief neurodermitis), lupus erythematodes discoides, huidafwijkingen aan de benen ten gevolge van diabetes mellitus (necrobiosis lipoidica) en alopecia areata.
Dosering
In het algemeen:
Volwassenen en kinderen > 12 j.:
Intramusculair (Kenacort-A 40): begindosis 40–80 mg diep i.m., bij voorkeur in de m. gluteus maximus. Soms is een dosering van 20 mg al voldoende.
De dosering vervolgens aanpassen afhankelijk van de reactie.
Kinderen 6–12 j.:
begindosis 40 mg; de dosering is meer afhankelijk van de ernst van de aandoening dan van de leeftijd of het lichaamsgewicht.
Lokale behandeling bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen:
Volwassenen en kinderen > 6 j.:
Intra-articulair, intrabursaal, in de peesschede: 2,5–5 mg voor kleinere gewrichten en 5–15 mg voor grotere gewrichten. Enkelvoudige injecties in meerdere gewrichten op meerdere plaatsen tot een totale hoeveelheid van 80 mg zijn zonder problemen toegediend.
Lokale behandeling bij huidaandoeningen:
Volwassenen en kinderen > 12 j.:
Intradermaal: begindosering: in verband met risico van cutane atrofie max. 1 mg (= 0,1 ml van de injectievloeistof 10 mg/ml) per injectieplaats, zo nodig 1×/w. of minder vaak herhalen. Bij gelijktijdige behandeling van verscheidene laesies een minimale injectieafstand van 1 cm aanhouden.
Veranderingen in klinische status, de individuele reactie van de patiënt en stress–situaties die niet direct verband houden met de behandelde aandoening kunnen een dosisaanpassing noodzakelijk maken.
De laagst mogelijke dosis gebruiken en de dosering geleidelijk verminderen zodra dat mogelijk is.
Bijwerkingen
Na intramusculaire, intra-articulaire en intrabursale toediening: Vaak (1–10%): (opportunistische) infectie. Hoofdpijn. Cataract.
Soms (0,1–1%): maskering van infectie. Anafylactoïde reactie. Menstruatiestoornissen, vaginaal bloedverlies bij postmenopauzale vrouwen. Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, secundaire remming van hypofyse en bijnierschors, vooral nadelig ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte). Natrium- en vochtretentie, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, (inadequate controle van) diabetes mellitus. Verergering van reeds bestaande psychiatrische aandoeningen en stemmingsveranderingen, euforie, depressie, slapeloosheid, psychotische stoornissen. Benigne intracraniële hypertensie (vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking), convulsies, vertigo. Verhoogde oogdruk, glaucoom, exophthalmus, corneaperforatie. Trombo-embolie, tromboflebitis, necrotiserende vasculitis. Ulcus pepticum (mogelijk gevolgd door (gemaskeerde) perforatie en bloeding), pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid, opgezette buik. Vertraagde wondgenezing, huidatrofie, petechiën en ecchymose, striae, erytheem, hyperhidrose, verminderde respons bij huidtesten, hirsutisme, acne, cutane lupus erythematodes, allergische reacties zoals urticaria. Spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, vertraagd herstel van botfracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen). Syncope, vermoeidheid. Hyperglykemie, glucosurie, afgenomen koolhydraattolerantie, negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak.
Verder zijn gemeld: sepsis. Leukocytose, verlaagde eosinofielen-, lymfocyten- en monocytentelling. Steroïd-geïnduceerde diabetes mellitus. Angst. Peesbreuk.
Na intra-articulaire toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): irritatie op de injectieplaats, pijn, paresthesie, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, Charcot-achtige artropathie, toename van de klachten van het gewricht.
Na intradermale toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): blindheid, samengaand met intralaesionale behandeling rond het gezicht en hoofd, voorbijgaande lokale klachten, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie.
Na intramusculaire toediening zijn tevens gemeld: Soms (0,1–1%): pijn, steriel abces, hyper- en hypopigmentatie, (sub)cutane atrofie, Charcot-achtige artropathie.
Interacties
Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A4-remmers (bv. cobicistat, ritonavir, atazanavir, indinavir, saquinavir, claritromycine, itraconazol), omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica) is er meer kans op hypokaliëmie.
De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
Gelijktijdig gebruik met NSAID’s leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
De effecten van anticholinesterase worden geantagoneerd bij myasthenia gravis.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Een pasgeborene van een moeder die tijdens de zwangerschap aanzienlijke doses corticosteroïden heeft ontvangen, moet nauwlettend worden geobserveerd in verband met mogelijke bijnierschorsinsufficiëntie. Kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons. Bij chronisch gebruik in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven.
Advies: Corticosteroïden kunnen worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd. De voorkeur gaat uit naar predniso(lo)n en hydrocortison, omdat deze middelen grotendeels worden geïnactiveerd in de placenta.
Benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor vergiftigingsverschijnselen bij prematuren en neonaten veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Advies: Kan worden gebruikt, mits in lage dosering en voor incidenteel gebruik.
Contra-indicaties
Systemische therapie:
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties.
I.m. toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Lokale therapie:
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Waarschuwingen
Bij langdurige behandeling kan secundaire bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan, welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Opleving van een infectie met Strongyloides kan leiden tot ernstige enterocolitis en sepsis. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling. Bij een patiënt die enige tijd in de tropen is geweest of die een onverklaarbare diarree heeft, latente of manifeste amoebiasis uitsluiten alvorens de behandeling te starten.
Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, recent myocardinfarct, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische anamnese, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyroïdie en bij cirrose hebben glucocorticoïden een sterker effect. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraplegie, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: in sommige gevallen, met name bij herhaalde injecties, is na-controle door middel van röntgenfoto’s aanbevolen. Het gewricht loopt het risico slechter te worden, daarom het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Herhaalde injecties in ontstoken pezen vermijden in verband met de kans op peesruptuur.
De intra-articulaire en intramusculaire injectie niet toepassen bij kinderen jonger dan 6 jaar, de intradermale injectie niet bij kinderen jonger dan 12 jaar.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Synthetisch glucocorticoïd met zeer geringe mineralocorticoïde eigenschappen. Heeft sterke aspecifieke anti–inflammatoire effecten. Het onderliggende werkingsmechanisme bij diverse aandoeningen is niet volledig bekend. Werkingsduur (analgesie en anti-inflammatoir): intra-articulair 2–4 weken.
Kinetische gegevens
Resorptie | langzaam en compleet (i.m./lokaal). Na intra-articulaire toediening is na circa 6 dagen > 80% geabsorbeerd. |
T max | ca. 68 uur (i.m.) |
Metabolisering | uitgebreid, vnl. in de lever (hydroxylering). |
Eliminatie | met de urine, < 1% onveranderd. |
T 1/2el | ca. 7 dagen (i.m.), ca. 5 dagen na intra-articulaire toediening. |
Geneesmiddelgroep
triamcinolonacetonide (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (J05AF06)
- cortison (J05AF06)
- dexamethason (J05AF06)
- fludrocortison (J05AF06)
- hydrocortison (J05AF06)
- methylprednisolon (J05AF06)
- methylprednisolon/lidocaïne (J05AF06)
- prednisolon (J05AF06)
- prednison (J05AF06)
- triamcinolon (J05AF06)
- triamcinolonacetonide (J05AF06)
- triamcinolonhexacetonide (J05AF06)