betamethason (systemisch)
Samenstelling
Celestone (als di-Na-fosfaat) Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor i.v., i.m. en lokale injectie
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Celestone (als 3 mg di-Na-fosfaat + 2,7 mg acetaat) Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor i.m. en lokale injectie ’Chronodose’
- Sterkte
- 5,7 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, flacon 5 ml
Conserveermiddel: benzalkoniumchloride
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
betamethason (systemisch) vergelijken met een ander geneesmiddel.
Advies
Alle indicaties: Op grond van de thans geldende prijsverhoudingen heeft geen van de orale glucocorticoïden bij de vermelde indicaties de voorkeur, tenzij de neiging tot vochtretentie bijzonder groot is (hartfalen, cor pulmonale), in welk geval dexamethason de voorkeur verdient. Betamethason injecties kunnen bij de vermelde indicaties worden voorgeschreven. Elke gelokaliseerde injectie vereist specifieke kennis en ervaring met indicatie en techniek.
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (syndroom van Felty, - Sjögren) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals verergering van een bestaande astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en enteritis regionalis (= Ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis).
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
- Profylaxe voor zwangere tegen ademhalingsmoeilijkheden bij haar kind dat prematuur geboren dreigt te worden (voor de 32e week), ook in geval van een lage lecithine/sfingomyeline-ratio (diagnostiek longrijpheid) bij de foetus.
Lokale behandeling:
- bursitis en ontstekingsaandoeningen van pezen (zoals tendosynovitis), ontstekingsaandoeningen van spieren (zoals fibrositis en myositis), reumatoïde artritis en osteoartritis, bepaalde ontstekingsaandoeningen van de voet.
- Intralaesionaal bij diverse dermatologische aandoeningen.
Dosering
De benodigde dosering is variabel; bepaal de individuele dosis op basis van de specifieke aandoening, de ernst en de respons.
In het algemeen:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): intramusculair: begindosering: tot 8 mg per dag, soms hoger; kinderen: 0,02–0,125 mg/kg lichaamsgewicht per dag. De i.v.-toediening wordt alleen in noodgevallen aanbevolen.
Injectievloeistof ’Chronodose’: intramusculair: starten met een injectie van 1–2 ml, zo nodig wekelijks herhalen of vaker indien nodig. Bij minder ernstige aandoeningen eventueel lagere doses.
Bij een goede respons de initiële dosis in kleine stappen verlagen, totdat de laagste dosis is bereikt om een adequate klinische respons te onderhouden.
Cerebraal oedeem:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): i.m. of i.v. 2–4 mg per keer, bij comateuze patiënten 2–4 mg 4×/dag.
Niertransplantatie-afstotingsperiode:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): bij eerste aanwijzingen van acute of vertraagde afstoting: 60 mg als i.v. infusie in de eerste 24 uur.
Dreigende vroeggeboorte of lage lecithine-sfingomyelineratio:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): 4–6 mg intramusculair elke 12 uur, ten minste 24 uur (bij voorkeur 48–72 uur vóór het verwachte tijdstip van de bevalling).
Injectievloeistof ’Chronodose’: 2 ml intramusculair, ten minste 24 uur (bij voorkeur 48–72 uur) vóór het verwachte tijdstip van de bevalling. Na 24 uur kan een tweede dosis van 2 ml worden toegediend, tenzij patiënte al bevallen is.
Transfusiereacties:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): 4–8 mg (= 1–2 ml) intraveneus direct voor de bloedtransfusie toegediend. Bij herhaalde transfusies kan deze dosis totaal 4× in 24 uur worden gegeven.
Conjunctivale aandoeningen van het oog:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): 2 mg (= 0,5 ml) subconjunctivaal.
Spier- en skeletaandoeningen:
Volwassenen:
Injectievloeistof (als di-Na-fosfaat): afhankelijk van de plaats van behandeling: intra-articulair: 0,8–2 mg in kleine gewrichten, 2–4 mg in grote gewrichten; intrabursaal: 2–3 mg; peesschede: 0,4–1 mg; eelt: 0,4–1 mg; zachte weefsels: 2–6 mg; ganglia: 1–2 mg.
Bursitis:
Volwassenen:
Injectievloeistof ’Chronodose’: intrabursaal 1 ml per keer, zo nodig met intervallen van 1–2 weken herhalen.
Tendinitis, myositis, fibrositis, tendosynovitis, peritendinitis en peri-articulaire ontstekingsaandoeningen:
Volwassenen:
Injectievloeistof ’Chronodose’: 3–4 lokale injecties van 1 ml, toegediend met een interval van 1–2 weken; bij voorkeur in de peesschede toedienen, bij peri-articulaire aandoeningen het pijnlijke gebied infiltreren; bij ganglia van bewegingskapsels 0,5 ml direct in de cysteuze gewrichtszwelling injecteren.
Reumatoïde artritis en osteoartritis:
Volwassenen
Injectievloeistof ’Chronodose’: intra-articulair 0,25–0,5 ml in kleine gewrichten (hand en borstkas); 0,5–1 ml in middelgrote gewrichten (elleboog en pols), 1 ml in grote gewrichten (knie, enkel, schouder), 1–2 ml in zeer grote gewrichten (heup).
Diverse dermatologische aandoeningen:
Volwassenen:
Injectievloeistof ’Chronodose’: intralaesionaal 0,2 ml/cm². In totaal max. 1 ml per week.
Inflammatoire voetaandoeningen:
Volwassenen:
Injectievloeistof ’Chronodose’: bij bursitis onder eksteroog 2 opeenvolgende lokale injecties van 0,25 ml. Bij acute gezwollen artritis kunnen doses tot 1 ml nodig zijn.
Kinderen:
Injectievloeistof ’Chronodose’: lokaal 0,25–0,5 ml met intervallen van 3–7 dagen.
Injectievloeistof ’Chronodose’: evt. kan de injectievloeistof in de spuit worden gemengd met 1% of 2% lidocaïne/procaïnehydrochloride of vergelijkbare lokaal anesthetica voor zover deze geen parabenen bevatten. De suspensie voor injectie (’Chronodose’) schudden voor gebruik.
I.m.-injectie diep in een grote spiermassa geven, om lokale weefselatrofie te voorkomen.
Bijwerkingen
Toediening in zacht weefsel, intralesionale en intra-articulaire toediening kan zowel systemische als lokale effecten veroorzaken.
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), verergering van myasthenia gravis, osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de Achillespees). Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht gelijkend op artropathie van Charcot optreden.
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met als mogelijke complicaties perforatie en bloeding, pancreatitis, ulceratieve oesofagitis, opgezette buik.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem (van het gelaat), toegenomen transpiratie, acne, allergische dermatitis, onderdrukte huidtest-reactie, hyper- of hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.
Hematologische effecten: erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie.
Neurologische effecten: intracraniale drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: menstruatiestoornissen, hirsutisme, Cushing-syndroom, remming van hypothalamus-hypofysefunctie, bijnierschorsinsufficiëntie, verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden, belemmering van de groei bij kinderen.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, verhoogde oogdruk met kans op glaucoom en exophthalmus. Zeldzame gevallen van blindheid gepaard gaande met intralaesionale behandeling rondom het gezicht en hoofd.
Psychische reacties: stemmingsveranderingen, euforie, angst, depressie, toegenomen prikkelbaarheid, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Overige: overgevoeligheidsreacties (waaronder angio-oedeem, urticaria en anafylaxie), hik. Reactie op de toedieningsplaats, steriel abces.
Interacties
Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica) of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
Gelijktijdig gebruik met NSAID’s leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen; gelijktijdig gebruik van betamethason 0,3–0,45 mg/m² lichaamsoppervlak/dag vermijden.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
De effecten van anticholinesterase worden geantagoneerd bij myasthenia gravis.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Een pasgeborene van een moeder die tijdens de zwangerschap aanzienlijke doses corticosteroïden heeft ontvangen, moet nauwlettend worden geobserveerd in verband met mogelijke bijnierschorsinsufficiëntie. Kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immunorespons. Bij chronisch gebruik in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven.
Advies: Kan systemisch worden gebruikt ter bevordering van longrijping bij de ongeborene, maar wordt voor de overige indicaties bij voorkeur vervangen door een corticosteroïd dat de placenta in mindere mate passeert (predniso(lo)n of hydrocortison). Niet toedienen aan zwangere vrouwen met (pre)eclampsie of placentaschade.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
Systemische therapie:
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- tropische worminfecties.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
I.m.-toediening niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
Lokale therapie:
- infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht.
Waarschuwingen
Bij langdurige behandeling kan secundaire bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan, welke nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naar gelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging. Controle kan tot een jaar na staken van de langdurige therapie of behandeling met hoge doses corticosteroïden nodig zijn.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Opleving van een infectie met Strongyloides kan leiden tot ernstige enterocolitis en sepsis. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling. Bij een patiënt die enige tijd in de tropen is geweest of die een onverklaarbare diarree heeft, latente of manifeste amoebiasis uitsluiten alvorens de behandeling te starten.
Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, recent myocardinfarct, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, epilepsie, psychiatrische voorgeschiedenis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij hypothyreoïdie en bij cirrose hebben glucocorticoïden een sterker effect. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraplegie, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij langdurig gebruik (> 6 weken) periodiek oftalmologisch onderzoek uitvoeren. Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden.
Intra-articulaire toediening: in sommige gevallen, met name bij herhaalde injecties, is na-controle door middel van röntgenfoto’s aanbevolen. Het gewricht loopt het risico slechter te worden, daarom het gewricht niet te zwaar belasten bij symptomatische verbetering na intra-articulaire injectie. Een duidelijke toename van de pijn, gepaard met lokale zwelling, verdere beperking van de mobiliteit van het gewricht, koorts en malaise kan duiden op septische artritis. Bij bevestiging van de diagnose sepsis de lokale behandeling met glucocorticoïdinjecties onderbreken. Herhaalde injecties in ontstoken pezen vermijden in verband met de kans op peesruptuur.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Corticosteroïd met vooral glucocorticoïde werking; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. In ’Chronodose’ is betamethason aanwezig in de vorm van dinatriumfosfaat (een snel oplosbare ester) en acetaat (dat veel trager oplost).
’Chronodose’: bij intrabursale toediening bij bursitis treedt de werking in binnen een paar uur. Bij intra-articulaire toediening bij reumatoïde artritis en osteoartritis treedt de werking binnen 2–4 uur in en houdt 1–4 weken aan.
Kinetische gegevens
T max | i.m. 60 min. |
Metabolisering | vnl. in de lever. |
Eliminatie | met de urine en feces. |
T 1/2 | > 5 uur; biologische halfwaardetijd (hypothalamus-hypofyse-bijnier-as-suppressie) = 36–54 uur. |
Geneesmiddelgroep
betamethason (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (J05AF06)
- cortison (J05AF06)
- dexamethason (J05AF06)
- fludrocortison (J05AF06)
- hydrocortison (J05AF06)
- methylprednisolon (J05AF06)
- methylprednisolon/lidocaïne (J05AF06)
- prednisolon (J05AF06)
- prednison (J05AF06)
- triamcinolon (J05AF06)
- triamcinolonacetonide (J05AF06)
- triamcinolonhexacetonide (J05AF06)