Dexamethason (systemisch)

Publish

Samenstelling

Dexamethason Capsules FNA Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
10 mg, 15 mg, 20 mg, 25 mg, 30 mg, 35 mg, 40 mg

(Capsulae dexamethasoni FNA).

Dexamethason Drank FNA Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
1 mg/ml

Bevat tevens: sorbitol. Conserveermiddelen: methylparahydroxybenzoaat en propyleenglycol. (Mixtura dexamethasoni FNA)

Dexamethason Injecties (als di-Na-fosfaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor i.m., i.v. en lokale injectie
Sterkte
4 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml

Conserveermiddelen: benzylalcohol en natriumbisulfiet.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor uitsluitend i.v. gebruik
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml

Conserveermiddelen: benzylalcohol en natriummetabisulfiet.

Dexamethason Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
0,5 mg, 1,5 mg, 4 mg

Oradexon (als di-Na-fosfaat) Aspen Pharma Trading Limited

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor i.m., i.v., s.c. en lokale injectie
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

dexamethason (systemisch) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Alle indicaties: Op grond van de thans geldende prijsverhoudingen heeft geen van de orale glucocorticoïden bij de vermelde indicaties de voorkeur, tenzij de neiging tot vochtretentie bijzonder groot is (hartfalen, cor pulmonale), in welk geval dexamethason de voorkeur verdient.

Dexamethason injecties kunnen bij de genoemde indicaties worden voorgeschreven. Elke gelokaliseerde injectie vereist specifieke kennis en ervaring met indicatie en techniek.

Een 5-HT3-(serotonine)receptorantagonist is het standaardmiddel voor de behandeling van misselijkheid en braken tijdens matig tot sterk emetogene chemotherapie, in combinatie met een corticosteroïd (dexamethason) én eventueel een neurokinine-1-receptorantagonist. Bij weinig of nauwelijks emetogene chemotherapie komt metoclopramide in aanmerking.

Bij een niet-ernstige exacerbatie van astma wordt een kortwerkend β2-sympathicomimeticum gegeven. Bij volwassenen kan bij een niet-ernstige exacerbatie ook een tijdelijke verhoging van de inhalatiecorticosteroïden worden overwogen. Bij een ernstige exacerbatie van astma wordt salbutamol en eventueel ipratropium (via dosisaerosol of verneveling) gegeven. Tevens wordt een kuur met een oraal corticosteroïd (prednisolon) gegeven. Bij patiënten met ernstige dyspneu en slikproblemen, kan éénmalig dexamethason i.m. worden toegediend.

Bij een niet-ernstige exacerbatie van COPD wordt bij onvoldoende effect van luchtwegverwijders in maximale dosering, een oraal corticosteroïd (prednisolon) gegeven. Bij een ernstige exacerbatie van COPD wordt salbutamol en eventueel ipratropium (via dosisaerosol of verneveling) gegeven. Tevens wordt een kuur met een oraal corticosteroïd (prednisolon) gegeven. Bij patiënten met ernstige dyspneu en slikproblemen, kan éénmalig dexamethason i.m. worden toegediend.

Bij de behandeling van de ziekte van Crohn is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt.

Systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, zijn effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.

Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt.

Systemischwerkende corticosteroïden zijn effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.

Indicaties

  • Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (zoals Felty- en Sjögren-syndroom) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
  • Longaandoeningen zoals exacerbatie van astma of COPD, sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), longaandoeningen ten gevolge van aspiratie, cryptogene fibroserende alveolitis.
  • Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en enteritis regionalis (= ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
  • Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, idiopathische trombocytopenische purpura bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
  • Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
  • Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
  • Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
  • Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van primaire of metastaserende hersentumoren, neurochirurgische ingrepen, pseudotumor cerebri en bij voorbereiding op operaties van patiënten met een verhoogde intracraniale druk door een hersentumor.
  • Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
  • Huidaandoeningen zoals pemphigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
  • Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties (anafylactische shock). Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Suppressietest met dexamethason ter diagnose van het syndroom van Cushing. Bacteriële meningitis. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
  • Lokale behandeling bij articulaire en peri-articulaire aandoeningen zoals synovitis bij artrose, reumatoïde artritis, posttraumatische osteoartritis, bursitis, epicondylitis, tendovaginitis.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

In het algemeen:

Volwassenen:

Oraal: 1–8 mg/dag, soms meer, in 2–4 doses. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en de toedieningsfrequentie verminderen tot één gift in de ochtend of één gift per 48 uur (alternerende therapie). Bij lagere doseringen zijn de schadelijke effecten over het algemeen acceptabel. Hoe dichter de onderhoudsdosering wordt benaderd, hoe voorzichtiger de onttrekking moet plaatsvinden. Dit ter verkleining van de kans op recidief en bijnierschorsinsufficiëntie.

Injectie systemisch: I.m of i.v.: 0,5–24 mg/dag, of 0,05–0,2 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Voor acute, levensbedreigende situaties kunnen aanzienlijk hogere doses nodig zijn. Onder geleide van het klinisch beeld de dosering verminderen tot het laagst haalbare niveau of volledig afbouwen. Het afbouwen kan het best gebeuren door over te schakelen op een oraal glucocorticoïd met een kortere biologische halfwaardetijd zoals prednis(ol)on, bij voorkeur ’s ochtends vroeg en om de andere dag.

Injectie lokaal: Intra-articulair: 2–4 mg in grote en 0,8–1 mg in kleine gewrichten; intrabursaal: 2–4 mg; in peesscheden: 0,4–1 mg. De frequentie van deze injecties kan variëren van elke 3–5 dagen tot elke 2–3 weken. Maximaal vijf injecties per gewricht toedienen in het gehele leven vanwege het gevaar van aseptische botnecrose.

Shock:

Volwassenen:

2–6 mg/kg lichaamsgewicht, zonodig hierna 2–6 mg/kg als intraveneuze infusie of de begindosis na 2–6 uur herhalen.

Hersenoedeem:

Volwassenen:

Injectievloeistof 20 mg/ml: begindosis: 50 mg i.v., vervolgens op dag 1 t/m 3: elke 2 uur 8 mg, op dag 4: elke 2 uur 4 mg, op dag 5 t/m 8: elke 4 uur 4 mg en vervolgens de dosering verlagen met 4 mg/dag. Injectievloeistof 4 mg/ml en 5 mg/ml: begindosis: 10–20 mg i.v., gevolgd door 6 mg i.m. of i.v. iedere 6 uur, totdat een bevredigend resultaat is bereikt. Bij hersenchirurgie kunnen deze doses nodig zijn tot meerdere dagen na de operatie. Daarna de behandeling langzaam afbouwen. Bij ernstig hersenoedeem samenhangend met hersentumoren kan een continue behandeling nodig zijn.

Kinderen:

Lichaamsgewicht < 35 kg : initieel 20 mg i.v., vervolgens op dag 1 t/m 3: elke 3 uur 4 mg; dag 4: elke 6 uur 4 mg; dag 5: elke 6 uur 2 mg en vervolgens de dosering verlagen met 1 mg/dag. Lichaamsgewicht > 35 kg: initieel 25 mg i.v., vervolgens op dag 1 t/m 3: elke 2 uur 4 mg; dag 4: elke 4 uur 4 mg; dag 5 t/m 8: elke 6 uur 4 mg en vervolgens de dosering verlagen met 2 mg/dag. Bij hersenchirurgie kunnen deze doses nodig zijn tot meerdere dagen na de operatie, daarna langzaam verminderen en staken. Een toename van de intracraniale druk, samenhangend met hersentumoren, kan door continue behandeling worden opgeheven.

Bacteriële meningitis:

Volwassenen:

10 mg intraveneus 15–20 min vóór of tijdens de eerste dosis antibioticum, vervolgens elke 6 uur gedurende 4 dagen.

I.v.-injecties van hogere doseringen langzaam geven over een periode van enkele minuten. De injecties zijn niet geschikt voor intrathecaal of epiduraal gebruik.

De capsules kunnen worden opengemaakt en gemengd met chocolademelk.

Bijwerkingen

Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie en verhoogde calciumuitscheiding.

Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen), peesruptuur (vooral van de Achillespees), tendinitis. Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht gelijkend op artropathie van Charcot optreden.

Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met als mogelijke complicaties perforatie en bloeding, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid en opgezette buik.

Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, rode striae, erytheem van het gezicht, toegenomen transpiratie, verminderde respons bij huidtesten, acne, allergische reacties zoals urticaria en een versnelde groei van Kaposi-sarcoom (waarschijnlijk reversibel). I.m. toediening: hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.

Hematologische effecten: petechiën en ecchymose, erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie, trombo-embolie.

Neurologische effecten: intracraniale drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo en hoofdpijn.

Endocriene effecten: menstruatiestoornissen, erectiestoornis, hirsutisme, ontstaan van het Cushingsyndroom, belemmering van de groei bij kinderen, secundaire remming van hypofyse en bijnierschors, vooral nadelig ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.

Oog: papiloedeem, subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, exoftalmus, retinopathie bij prematuren, chorioretinopathie, wazig zien.

Psychische reacties: variërend van euforie, slapeloosheid, angst, stemmingswisselingen, persoonlijkheidsveranderingen en ernstige depressie tot duidelijke verschijnselen van psychose. Ook kunnen bestaande emotionele instabiliteit en psychotische neigingen verergeren.

Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, toename eetlust, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp).

Overige: overgevoeligheidsreacties (waaronder bronchospasmen, glottis-oedeem, urticaria en anafylaxie), hik. Hypertrofe cardiomyopathie bij zuigelingen met een laag geboortegewicht. Tumorlysissyndroom bij de behandeling van hematologische maligniteiten (al dan niet in combinatie met andere chemotherapeutica). Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.

Bij een vroege behandeling (binnen 96 uur na de geboorte) met dexamethason in een startdosering van 0,25 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag bij prematuren met een chronische longziekte, zijn bijwerkingen op de lange termijn op de neurologische ontwikkeling gevonden.

Interacties

Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.

Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen. Deze wisselwerking kan de dexamethasontest verstoren.

Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.

Dexamethason is een matige induceerder van CYP3A4; hierdoor kan de werking van caspofungine, HCV-middelen en HIV-middelen afnemen.

(Fos)aprepitant kan de blootstelling aan dexamethason verhogen.

Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.

De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.

De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.

Bij gelijktijdig gebruik van kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica) is er meer kans op hypokaliëmie.

De toxische grens van digoxine kan eerder worden bereikt.

Gelijktijdig gebruik met NSAID’s leidt tot een additief ulcerogeen effect.

De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan worden verhoogd.

De respons op somatropine kan verminderen.

De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.

De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.

De effecten van anticholinesterase worden geantagoneerd bij myasthenia gravis.

Zwangerschap

Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: een pasgeborene van een moeder die tijdens de zwangerschap aanzienlijke doses corticosteroïden heeft ontvangen, moet nauwlettend worden geobserveerd in verband met mogelijke bijnierschorsinsufficiëntie. Kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons. Bij chronisch gebruik in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven.
Advies: Corticosteroïden kunnen worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd. De voorkeur gaat uit naar predniso(lo)n en hydrocortison, omdat deze middelen grotendeels worden geïnactiveerd in de placenta. Substitutietherapie: corticosteroïden kunnen worden gebruikt tijdens de zwangerschap; hierbij zijn de natuurlijke corticosteroïden hydrocortison en cortison het meest geschikt. Bij substitutietherapie wordt geen neonatale bijnierschorssuppressie of intra-uteriene groeivertraging verwacht.

Injectievloeistof met benzylalcohol: benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor toxiciteit bij prematuren en neonaten veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens een bevalling.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden. Wanneer corticosteroïden worden gebruikt als suppletie bij bijnierschorsinsufficiëntie, kan borstvoeding gehandhaafd blijven.

Contra-indicaties

Systemische therapie:

  • ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
  • acute infectieuze processen, vooral virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
  • parasitaire infecties, tropische worminfecties.

Lokale therapie:

  • infectie van de plaats van aandoening, bv. septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
  • bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
  • instabiliteit van het gewricht.

Injectievloeistof met benzylalcohol: prematuren en neonaten.

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Bij langdurige behandeling kan zich bijnierschorsatrofie ontwikkelen, welke jaren na beëindiging van de behandeling kan voortduren. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Tussentijds optreden van ziekte, letsel of operaties gedurende langdurige behandeling vereist een tijdelijke dosisverhoging; ook na staken van de behandeling kan het nodig zijn om in dergelijke gevallen tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.

Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Opleving van een infectie met Strongyloides kan leiden tot ernstige enterocolitis en sepsis. Waterpokken en mazelen kunnen bij niet-immune patiënten een ernstiger en zelfs fataal beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen. Het gebruik bij actieve tuberculose beperken tot die gevallen van fulminerende of gedissemineerde tuberculose en hierbij een adequaat tuberculostaticum geven. Bij latente tuberculose of bij tuberculinereactiviteit chemoprofylaxe geven tijdens langdurige behandeling. Bij een patiënt die enige tijd in de tropen is geweest of die een onverklaarbare diarree heeft, latente of manifeste amoebiasis uitsluiten alvorens de behandeling te beginnen.

Gebruik glucocorticoïden terughoudend bij aspecifieke colitis ulcerosa, als de kans op een dreigende perforatie, abces of andere pyogene infectie bestaat. Wees ook terughoudend bij diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de voorgeschiedenis, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, gestoorde leverfunctie, nierinsufficiëntie, hypothyreoïdie, diabetes mellitus, hypertensie, hartfalen, recent myocardinfarct, osteoporose, epilepsie, psychiatrische anamnese, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.

Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.

Acute, gegeneraliseerde myopathie van oculaire en respiratoire spieren, eventueel leidend tot tetraplegie, is beschreven tijdens gebruik van hoge doses glucocorticoïden, meestal bij bestaande afwijkingen in de neuromusculaire transmissie (bv. myasthenia gravis) of bij gelijktijdige behandeling met neuromusculaire blokkers. Na staken van de behandeling kan het herstel enkele weken tot jaren duren.

Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.

Bij behandeling van hematologische maligniteiten (al dan niet in combinatie met andere chemotherapeutica) is tumorlysissyndroom (TLS) gemeld. Patiënten met veel kans op TLS nauwlettend controleren en passende voorzorgsmaatregelen nemen.

Bij chronisch gebruik van glucocorticoïden is regelmatige oogheelkundige controle op (gesloten-kamerhoek)glaucoom gewenst, met name tijdens de instellingsfase van de behandeling. De groei en ontwikkeling van zuigelingen en kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik van glucocorticoïden; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering.

I.m.-injectie niet toepassen bij idiopathische trombocytopenische purpura. Benzylalcohol (aanwezig in sommige injectievloeistoffen) kan toxische reacties en anafylactoïde reacties veroorzaken bij zuigelingen en kinderen jonger dan 3 jaar. Sulfiet (aanwezig in sommige injectievloeistoffen) kan bij daarvoor gevoelige personen (m.n. asthmatici) bronchospasmen en/of anafylactische shock veroorzaken.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Gefluorideerd corticosteroïd met sterke glucocorticoïde eigenschappen; het mineralocorticoïde effect is te verwaarlozen. Injecteerbare glucocorticoïden zijn vooral geïndiceerd indien orale therapie onmogelijk of ongewenst is. De injectievloeistof 20 mg/ml is uitsluitend voor i.v. gebruik wanneer hoge doses nodig zijn.

Kinetische gegevens

MetaboliseringIn de lever door vnl. CYP3A4 in o.a. 6β–hydroxydexamethason. Conjugatie van dexamethason.
Eliminatievnl. met de urine, tevens met de feces.
T 1/23–6 uur.
OverigVanwege een lange biologische halfwaardetijd (36–72 uur) is dexamethason met name geschikt in gevallen waarin een continue glucocorticoïde werking is gewenst