Aripiprazol

Publish

Samenstelling

Abilify Otsuka Pharmaceutical Europa ltd

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
10 mg, 15 mg, 30 mg

Abilify Otsuka Pharmaceutical Europa ltd

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
7,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 1,3 ml

Abilify maintena Lundbeck bv

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
Sterkte
400 mg
Verpakkingsvorm
met solvens 2 ml

Na reconstitutie 200 mg/ml suspensie.

Toedieningsvorm
Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
Sterkte
400 mg
Verpakkingsvorm
wegwerpspuit + solvens 1,6 ml

Na reconstitutie 250 mg/ml suspensie.

Aripiprazol tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg, 10 mg, 15 mg, 30 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

aripiprazol vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Psychosen: Bij de behandeling van acute psychosen heeft haloperidol in een lage dosering (4–10 mg/dag) op basis van effectiviteit en ervaring de voorkeur. Bij chronische beelden wordt op individuele gronden gekozen voor een klassiek antipsychoticum zoals haloperidol of een atypisch antipsychoticum. Aripiprazol heeft geen voordelen ten opzichte van de atypische antipsychotica risperidon of olanzapine.

Manie: Bij de behandeling van een manische episode zijn lithium, valproïnezuur of klassieke of atypische antipsychotica, zoals aripiprazol, middelen van eerste keus. Antipsychotica hebben met name bij ernstige manie de voorkeur.

Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.

Indicaties

Tablet:

  • Schizofrenie bij volwassenen en adolescenten ≥ 15 jaar;
  • Matige tot ernstige manische episoden bij bipolaire I-stoornis bij volwassenen;
  • Preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen bij wie manische episoden reageerden op aripiprazol;
  • Matige tot ernstige manische episoden bij bipolaire I-stoornis bij jongeren ≥ 13 jaar gedurende maximaal 12 weken.

Injectievloeistof:

  • Kortdurende behandeling voor de snelle controle van agitatie en verstoord gedrag bij schizofrenie of bij een manische episode in het kader van een bipolaire I-stoornis, als orale behandeling niet geschikt is.

’Maintena’-depot:

  • Onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die gestabiliseerd zijn met oraal aripiprazol.

Dosering

Agitatie en verstoord gedrag

Schizofrenie of manie Parenteraal

Aanbevolen dosering: 9,75 mg (1,3 ml) i.m., op basis van individuele klinische status kan een lagere dosering van 5,25 mg (0,7 ml) worden toegediend; indien nodig kan 2 uur na de eerste injectie een tweede injectie worden toegediend, max. 3 injecties per 24 uur, max. 30 mg aripiprazol per dag.

Prenteraal

lagere begindosering overwegen. De parenterale toediening moet zo kort mogelijk worden toegepast en worden vervolgd met orale toediening.

Schizofrenie

Oraal

Begindosering: 10-15 mg 1×/dag; onderhoudsdosering: 15 mg 1×/dag; max. 30 mg per dag.

Depot

‘Maintena’: 400 mg 1×/maand (niet eerder dan 26 dagen na de vorige injectie) langzaam i.m. in de bilspier of deltaspier (als een enkelvoudige injectie). Na de eerste injectie behandeling met oraal aripiprazol 10-20 mg/dag gedurende 14 dagen voortzetten om tijdens instelling therapeutische concentraties aripiprazol te behouden. Injectieplek afwisselen tussen de 2 bilspieren. Als er bij 400 mg 1×/maand bijwerkingen optreden, overwegen om de dosis te verlagen tot 300 mg 1×/maand.

Overgeslagen doses Depot

Als de tweede of derde dosis is overgeslagen en de tijd na de laatste injectie 4 tot 5 weken bedraagt: injectie zo spoedig mogelijk toedienen, en daarna doorgaan met de maandelijkse injecties; als de tijd na de laatste injectie > 5 weken is: naast de eerstvolgende injectie ook oraal aripiprazol gedurende 14 dagen geven. Indien de 4e of een latere dosis is overgeslagen (d.w.z. na het bereiken van steady-state) en er sinds de laatste injectie 4 tot 6 weken zijn verstreken: injectie zo spoedig mogelijk toedienen, en daarna doorgaan met de maandelijkse injecties; als de tijd na de laatste injectie > 6 weken is: naast de eerstvolgende injectie ook oraal aripiprazol gedurende 14 dagen geven.

Ernstige leverfunctiestoornis Depot

Voorzichtig doseren, bij voorkeur met een oraal preparaat.

Oraal ≥ 65 jaar

Lagere begindosering overwegen.

Adolescenten Oraal ≥ 15 jaar

Startdosering: 2 mg/dag gedurende 2 dagen, vervolgens 5 mg/dag gedurende 2 dagen en daarna naar de aanbevolen dosering van 10 mg/dag 1×/dag. Eventueel de dosis verder verhogen in stappen van 5 mg; max 30 mg/dag.

(Preventie van) manische episoden bij bipolaire I-stoornis

Oraal

Begin- en onderhoudsdosering: 15 mg 1×/dag; max. 30 mg per dag.

≥ 65 jaar

Lagere begindosering overwegen.

Oraal, startdosering

2 mg/dag gedurende 2 dagen, vervolgens 5 mg/dag gedurende 2 dagen en daarna naar de aanbevolen dosering van 10 mg 1×/dag; dit is ook vrijwel altijd de maximale dosering. Behandeling voortzetten totdat de symptomen onder controle zijn; max. behandelduur 12 weken.

Algemeen

CYP2D6-polymorfisme

Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker. Gebruik van het depot: max. 300 mg 1×/maand, met daarnaast gelijktijdige CYP3A4-remmer max 200 mg 1×/maand.

Dosisaanpassing bij CYP-remmers

Oraal: Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4- óf CYP2D6-remmer de dosis verlagen tot ongeveer de helft. Bij staken van de CYP-remmer de dosis weer terugbrengen naar de voorgaande dosis. Depot: Bij gelijktijdig gebruik gedurende > 14 dagen met een sterke CYP3A4- óf CYP2D6-remmer de aanbevolen dosis verlagen van 400 mg naar 300 mg 1×/maand of van 300 mg naar 200 mg 1×/maand. Bij gelijktijdig gebruik gedurende > 14 dagen met een sterke CYP3A4- én CYP2D6-remmer de aanbevolen dosis verlagen van 400 mg naar 200 mg 1×/maand of van 300 mg naar 160 mg 1×/maand. Bij staken van de CYP-remmer de dosis weer terugbrengen naar de voorgaande dosis.

Dosisaanpassing bij CYP3A4-inductoren

Oraal: Bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4- óf CYP2D6-inductor de dosis verdubbelen. Bij staken van de CYP-remmer de dosis weer terugbrengen naar de voorgaande dosis. Depot: Gelijktijdig gebruik gedurende > 14 dagen met een CYP3A4-inductor vermijden.

Nierfunctiestoornis

Een dosisaanpassing is niet nodig.

Leverfunctiestoornis

Bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstige leverfunctiestoornis kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.

Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover aripiprazol op tdm-monografie.org.

TDM

Voor een dosis < 5 mg kan gebruik worden gemaakt van de drank.

Dosis < 10 mg

Zie voor informatie over overschakelen van en naar andere antipsychotica de switchtabel van psychiatrienet.nl.

Bijwerkingen

Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Vaak (1-10%): slapeloosheid, rusteloosheid, angst. Hoofdpijn, duizeligheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, sedatie, slaperigheid, tremor. Wazig zien. Speekselvloed. Misselijkheid, braken, dyspepsie, obstipatie. Vermoeidheid. Diabetes mellitus.

Daarnaast bij ’Maintena’ : vaak (1-10%): droge mond. Gewichtsverandering. Agitatie, erectiestoornis. Dyskinesie. Musculoskeletale stijfheid. Pijn en verharding op de toedieningsplaats. Verhoogde serumcreatinekinase.

Soms (0,1-1%): hyperseksualiteit, depressie. Dystonie, tardieve dyskinesie. Tachycardie, orthostatische hypotensie. Diplopie. Hik. Hyperprolactinemie, hyperglykemie.

Daarnaast bij ’Maintena’: soms (0,1-1%): anemie, neutropenie, trombocytopenie, hypoprolactinemie, hyper- of hypocholesterolemie, hyperlipidemie, hyper- of hypotriglyceridemie, hypoglykemie, hyperinsulinemie. Eetluststoornis, dysgeusie, bruxisme, waan, hallucinatie, psychose, paniekreactie, veranderde stemming, affectlabiliteit, dysforie, suïcidale gedachten, apathie, slaapstoornis, verminderd libido. Parkinsonisme, bewegingsstoornis, psychomotorische hyperactiviteit, tandradfenomeen, hypertonie, bradykinesie, parosmie, rustelozebenen-syndroom. Oogpijn, oculogyrische crisis. Hoesten. Acne, rosacea, eczeem, huidverharding, alopecia. Nefrolithiase. Borstgevoeligheid, galactorroe, gynaecomastie, vulvovaginale droogheid. Spierpijn, spierstijfheid, spierspasmen, verhoogde spierspanning, gewrichtspijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, verminderde mobiliteit, nekstijfheid, trismus. Bradycardie, ventriculaire extrasystole, hypertensie. Dyspepsie, gastro-oesofageale refluxziekte, buikpijn, braken, frequente defecatie, diarree. Dorst. Koorts. Overgevoeligheid. Reacties op de toedieningsplaats. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT en γ-GT), hyperbilirubinemie, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine. Op ECG: verlaagde T-golfamplitude, omkering T-golf.

Verder zijn gemeld: leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Hyponatriëmie. Allergische reactie (inclusief anafylactische reactie, angio-oedeem, jeuk, urticaria), huiduitslag, fotosensibilisatie, hyperhidrose, alopecia. Diabetische ketoacidose, diabetisch hyperosmolair coma. Nervositeit, agitatie, agressie, pathologisch gokgedrag, suïcidale gedachten en gedrag. Gewichtstoename, gewichtsafname, anorexia. Spraakstoornis, serotoninesyndroom, grand-mal-aanvallen, neuroleptisch maligne syndroom, QT-verlenging, perifeer oedeem, ventriculaire aritmieën, plotselingonverklaarbaar overlijden, hartstilstand, ’torsade depointes’, bradycardie, syncope, hypertensie, veneuze trombo-embolie. Orofaryngeale spasmen, laryngospasmen, aspiratiepneumonie. Dysfagie, onrustige maag, pancreatitis, abdominaal ongemak, diarree. Leverfalen, geelzucht, hepatitis. Stijfheid, spierpijn, rabdomyolyse. Urine-incontinentie, urineretentie. Priapisme. Borstkaspijn. Neonataal onttrekkingssyndroom. Stoornis in temperatuurregulatie. Verhoogde waarden creatinekinase, alkalische fosfatase, ALAT, ASAT en γ-GT. Geglycosyleerd hemoglobine. Bij gebruik van antipsychotica kunnen bij ouderen met dementie cerebrovasculaire bijwerkingen optreden.

Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen, met name bij manie: Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, sedatie, extrapiramidale symptomen, acathisie, vermoeidheid, lage serumprolactinespiegels.

Vaak (1-10%): pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, drogemond, toegenomen eetlust, orthostatische hypotensie, spiertrekkingen, en dyskinesie.

Interacties

Het effect van bepaalde antihypertensiva wordt mogelijk versterkt. Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking. Tijdens gelijktijdig gebruik van kinidine en mogelijk ook van andere krachtige remmers van CYP2D6 (als fluoxetine en paroxetine) en van ketoconazol en waarschijnlijk ook van andere krachtige CYP3A4-remmers (itraconazol en HIV-protease-remmers) moet de dosering van aripiprazol worden gehalveerd. Tijdens gelijktijdig gebruik van carbamazepine en waarschijnlijk ook van andere krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en sint-janskruid) de dosering verdubbelen. Combinatie van de suspensie met gereguleerde afgifte met krachtige CYP3A4-inductoren vermijden. Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals SSRI/SNRI, of met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen, vermeerdert de kans op het serotoninesyndroom.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens en bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Neonatale ontwenningsverschijnselen en reversibele extrapiramidale symptomen zijn waargenomen na blootstelling aan antipsychotica in het laatste trimester van de zwangerschap. Bij dieren zijn, na intra-uteriene blootstelling bij de nakomelingen, cognitieve functiestoornissen op de volwassen leeftijd waargenomen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Kinderen van moeders die gedurende het 3e trimester aripiprazol gebruikten, controleren op tremor, spierstijfheid of -zwakte, slaperigheid, agitatie, ademhalings- en voedingsproblemen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Bij tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie de dosering verlagen of het gebruik staken; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Bij tekenen van neuroleptisch maligne syndroom de behandeling staken.

Bij kinderen en adolescenten controleren op gewichtstoename; bij relevante gewichtstoename dosisverlaging overwegen. Bij optreden van extrapiramidale symptomen dosisreductie en klinische controle overwegen.

Zorgvuldige supervisie van patiënten waarbij meer kans op suïcidaal gedrag aanwezig is, is nodig gedurende de antipsychotische therapie. Er zijn onvoldoende gegevens over die kans bij kinderen < 18 jaar, maar er is bewijs dat de toegenomen kans op het plegen van zelfmoord, langer aanhoudt dan de eerste 4 weken van het behandelen met atypische antipsychotica, waaronder aripiprazol.

Wees voorzichtig bij cardio- en cerebrovasculaire aandoeningen, condities die kunnen leiden tot hypotensie, hypertensie, een familie-anamnese van QT-verlenging, meer kans op aspiratiepneumonie, een voorgeschiedenis van convulsies, van pathologisch gokgedrag en bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen. Het gebruik is niet aanbevolen bij aan dementie gerelateerde psychose en/of gedragsstoornissen door mogelijk meer kans op overlijden en van cerebrovasculaire bijwerkingen.

Het reactievermogen kan nadelig worden beïnvloed.

Wees voorzichtig bij ernstig gestoorde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens. Over gelijktijdig gebruik van met stimulantia bij ADHD-comorbiditeit zijn slechts zeer weinig veiligheidsgegevens beschikbaar. Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen; de tablet daarom niet gebruiken bij kinderen < 13 jaar; van de injectievloeistof zijn er geen onderzoeksgegevens bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis bij kinderen < 18 jaar is niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid van de suspensie met gereguleerde afgifte is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar en bij ouderen ≥ 65 jaar.

Specifiek voor de injectievloeistof: Regelmatige controle van bloeddruk, pols, ademhaling en mate van bewustzijn is aangewezen. De veiligheid is niet beoordeeld bij patiënten met een alcohol- of geneesmiddelintoxicatie.

Een ’Maintena’-depot mag niet worden gebruikt om acuut geagiteerde of ernstige psychotische staat te reguleren.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Atypisch antipsychoticum met partieel agonisme op de dopamine(-D2) en serotonine(-5-HT1a) receptoren en antiserotoninerge (5-HT2) activiteit. Aripiprazol heeft een α1-blokkerende werking.

Kinetische gegevens

Resorptiegoed.
F87% (oraal). De gemiddelde absorptiehalfwaardetijd van de i.m. suspensie met gereguleerde afgifte (’Maintena’) is 28 dagen.
T max3–5 uur (oraal); 1–3 uur (i.m. directe afgifte), 5-7 dagen (’Maintena’).
V d4,9 l/kg.
Eiwitbinding> 99%.
Metaboliseringuitgebreid via de lever, voornamelijk via CYP3A4 en CYP2D6 onder meer tot de actieve metaboliet dehydro-aripiprazol.
EliminatieCirca 25% via de urine en 60% via de feces. Onveranderd via de urine < 1% en onveranderd via de feces ca. 18%.
T 1/2elca. 75 uur in extensive metabolizers van CYP2D6; ca. 146 uur in poor metabolizers van CYP2D6 (oraal, i.m. directe afgifte). De gemiddelde terminale eliminatiehalfwaardetijd van de injectie met gereguleerde afgifte (’Maintena’): 46,5 dagen na meerdere doses van 400 mg; 29,9 dagen na meerdere doses van 300 mg.