Quetiapine

Publish

Samenstelling

Quetiapine Tabletten (als fumaraat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg

Quetiapine Tabletten Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte (’retard’)
Sterkte
50 mg, 150 mg, 200 mg, 300 mg, 400 mg

Seroquel (als fumaraat) AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
25 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg

Seroquel AstraZeneca bv

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte (’XR’)
Sterkte
50 mg, 150 mg, 200 mg, 300 mg, 400 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

quetiapine vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Psychosen: Bij de behandeling van acute psychosen heeft haloperidol in een lage dosering (4–10 mg/dag) op basis van effectiviteit en ervaring de voorkeur. Bij chronische beelden wordt op individuele gronden gekozen voor een klassiek antipsychoticum, zoals haloperidol of een atypisch antipsychoticum. Quetiapine heeft geen voordelen ten opzichte van de atypische antipsychotica risperidon of olanzapine.

Manie: Bij de behandeling van een manische episode zijn lithium, valproïnezuur en klassieke of atypische antipsychotica, zoals quetiapine, middelen van eerstekeus. Antipsychotica hebben met name bij ernstige manie de voorkeur.

Bipolaire stoornis: Voor quetiapine is bij bipolaire depressie en de preventie van een recidief van bipolaire stoornis geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Bij de behandeling van depressie in de tweedelijnszorg kan bij non-respons op een antidepressivum quetiapine worden toegevoegd. Voor de standaardbehandeling zie Depressie.

Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.

Indicaties

Behandeling van schizofrenie. Behandeling van matige tot ernstige manische episode en ernstige depressieve episode bij bipolaire stoornis. Preventie van een recidief manische of depressieve episode bij patiënten met bipolaire stoornis, die eerder goed reageerden op quetiapine. Alleen de tablet met gereguleerde afgifte: aanvullende behandeling van een ernstige depressieve episode bij patiënten met een unipolaire depressie die onvoldoende reageren op monotherapie met een antidepressivum; voor het starten het veiligheidsprofiel in overweging nemen.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Schizofrenie:

Volwassenen:

Tablet: dagdosis verdelen over 2 giften; bij starten de dosering in 4 dagen opbouwen: dag 1: 50 mg, dag 2: 100 mg, dag 3: 200 mg, dag 4: 300 mg. Hierna titreren tot een onderhoudsdosering van 300–450 mg per dag; max. 750 mg per dag. Tablet met gereguleerde afgifte: titreren tot gebruikelijke dosering van 400–800 mg ten minste 1 uur voor een maaltijd 1×/dag; dag 1: 300 mg; dag 2: 600 mg per dag; onderhoudsdosering: 600 mg/dag, indien nodig tot 800 mg/dag.

Manische episode:

Volwassenen:

Tablet: dagdosis verdelen over 2 giften; dag 1: 100 mg, dag 2: 200 mg, dag 3: 300 mg, dag 4: 400 mg, eventueel met max. 200 mg/dag verhogen tot 800 mg/dag op dag 6. Hierna op geleide van klinische respons naar onderhoudsdosering van 200–800 mg/dag; gebruikelijk 400–800 mg/dag. Tablet met gereguleerde afgifte: titreren tot gebruikelijke dosering van 400–800 mg ten minste 1 uur voor een maaltijd eenmaal per dag; dag 1: 300 mg; dag 2: 600 mg per dag; onderhoudsdosering: 600 mg/dag, indien nodig tot 800 mg/dag.

Bipolaire depressie:

Volwassenen:

Tablet met en zonder gereguleerde afgifte: 1×/dag doseren voor het slapen gaan; dag 1: 50 mg, dag 2: 100 mg, dag 3: 200 mg, dag 4: 300 mg; aanbevolen dosering: 300 mg/dag, indien nodig op geleide van respons titreren naar 600 mg/dag. In klinische studies was 600 mg/dag niet werkzamer dan 300 mg/dag. Doseringen > 300 mg dienen alleen te worden gestart door artsen met ervaring in de behandeling van bipolaire stoornis. Bij verwachte problemen met de tolerantie kan men een dosisverlaging tot een dagdosering van minimaal 200 mg overwegen.

Preventie van een recidief van bipolaire stoornis:

Volwassenen:

Dezelfde dosering voortzetten als waarop een reactie was bij de acute behandeling. Binnen het dosisbereik van 300–800 mg/dag streven naar de laagst mogelijke dosering op geleide van respons en het kunnen verdragen.

Als aanvullende behandeling op antidepressiva bij depressieve episoden bij een unipolaire depressie:

Volwassenen:

Tablet met gereguleerde afgifte: 1×/dag doseren voor het slapen gaan; dag 1–2: 50 mg, dag 3–4: 150 mg; alleen indien nodig vervolgens verhogen naar 300 mg/dag, vanwege meer kans op bijwerkingen bij hogere dosering.

Ouderen:

Dag 1–3: 50 mg, dag 4: 100 mg/dag; verder verhogen tot 150 mg/dag op dag 8; alleen indien nodig vervolgens vanaf dag 22 verhogen naar maximaal 300 mg/dag.

Algemeen doseeradvies bij ouderen: zo nodig dosistitratie langzamer laten verlopen in stappen van 50 mg per dag; starten met 50 mg per dag. Benodigde onderhoudsdosering is doorgaans lager. Ook bij patiënten met een cardiovasculaire ziekte langzamer titreren.

Bij een gestoorde leverfunctie: Startdosis tablet: 25 mg/dag, tablet met gereguleerde afgifte: 50 mg/dag; dagelijks verhogen met 25–50 mg per dag totdat een effectieve dosis is bereikt.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): afname van Hb, slaperigheid, met name in het begin van de behandeling, droge mond, duizeligheid, hoofdpijn, extrapiramidale symptomen (gemeld bij bipolaire depressie), gewichtstoename, na staken ontwenningsverschijnselen, verhoging van serum triglyceriden en totaal cholesterol (vnl. LDL), verlaging HDL.

Vaak (1-10%): hyperprolactinemie, daling van totaal en vrij T4, daling van totaal T3, verhoging van TSH, meer eetlust, abnormale dromen, nachtmerries, suïcidale gedachten en gedrag, irritatie, pyrexie, dysartrie, wazig zien, asthenie, dyspneu, (orthostatische) hypotensie, tachycardie, palpitaties, perifeer oedeem, dyspepsie, obstipatie, braken. Verhoogd bloedglucose. Voorbijgaande leukopenie, neutropenie, eosinofilie, stijging van ALAT/ASAT, stijging van γ-GT.

Soms (0,1-1%): overgevoeligheid (incl. allergische huidreactie), daling van vrij T3, hypothyreoïdie, hyponatriëmie, diabetes mellitus, convulsies, rusteloze benen, tardieve dyskinesie, syncope, rinitis, QT-verlenging, bradycardie, dysfagie, verhoging van ASAT, urineretentie, seksuele disfunctie, trombocytopenie, anemie, afname van het aantal bloedplaatjes.

Zelden (0,1–0,01%): agranulocytose, metabool syndroom, slaapwandelen, neuroleptisch maligne syndroom, hypothermie, veneuze trombo-embolie, pancreatitis, darmobstructie/ileus, geelzucht, hepatitis, priapisme, galactorroe, verstoorde menstruatie, stijging van bloed creatinekinase.

Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reactie, verminderde ADH-secretie, angio-oedeem, Stevens-Johnsonsyndroom, rabdomyolyse.

Verder zijn gemeld: toxische epidermale necrolyse, erythema multiforme.

Bij kinderen van 10–17 jaar tevens zeer vaak verhoogde bloeddruk. Verder komen vaker dan bij volwassenen, voor: meer eetlust, hyperprolactinemie en extrapiramidale symptomen.

Interacties

Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van een sterke CYP3A4-remmer (zoals claritromycine, erytromycine, ketoconazol, itraconazol, posaconazol en HIV-proteaseremmers), vanwege een aanzienlijke remming van de afbraak van quetiapine.

Afgeraden wordt het drinken van grapefruitsap tijdens de behandeling. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, rifampicine, sint-janskruid) en fenytoïne alleen indien strikt noodzakelijk, vanwege een versnelde afbraak van quetiapine.

Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van alcohol of centraal werkende middelen, anticholinergica en met middelen die de elektrolythuishouding verstoren of het QTc-interval verlengen.In combinatie met lithium treden meer bijwerkingen (extrapiramidale symptomen, slaperigheid, gewichtstoename) op. In combinatie met valproïnezuur treden vaker leukopenie en neutropenie op.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Na blootstelling in het 3e trimester van de zwangerschap is er bij pasgeborenen kans op extrapiramidale symptomen en ontwenningsverschijnselen (tremor, hypertonie, hypotonie, agitatie, slaperigheid, ademnood, voedingsstoornis).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Ja. Beperkte ervaring wijst niet op nadelige effecten voor de zuigeling. De hoeveelheid die overgaat in de moedermelk en de relatieve kinddosis lijken laag.
Advies: Het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding afwegen.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

Vóór start van en regelmatig tijdens de behandeling het metabole profiel (zoals gewicht, bloedglucose, lipiden) controleren, vanwege mogelijke veranderingen van deze parameters; in het bijzonder bij (predisponerende factoren voor) diabetes mellitus. Eventuele achteruitgang van het metabole risicoprofiel behandelen.

Bij een neutrofielen-aantal < 1,0 × 109/l de behandeling staken. Aanbevolen wordt te observeren op signalen en symptomen van infectie en het neutrofielen-aantal te volgen totdat dit > 1,5 ×109/l is. Bij optreden van infectie of koorts neutropenie overwegen. Patiënten dienen symptomen van infectie (koorts, zwakte, lethargie, zere keel) direct te melden; bij hen moet direct het witte-bloedbeeld bepaald worden.

Indien tekenen van tardieve dyskinesie optreden tijdens gebruik, de dosering verminderen of de therapie staken. Na stoppen kunnen deze symptomen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan. Bij optreden van tekenen van het neuroleptisch maligne syndroom de toediening onmiddellijk staken. Indien acathisie optreedt in de eerste behandelweken kan ophogen van de dosering schadelijk zijn. Om acute ontwenningsverschijnselen te vermijden de behandeling geleidelijk over een periode van ten minste 1–2 weken staken.

Vanwege een verdrievoudiging van de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen en een verhoogde mortaliteit bij ouderen met dementie bij gebruik van enkele atypische antipsychotica wordt toediening afgeraden bij demente patiënten met een CVA/TIA, hypertensie of diabetes in de anamnese. Wees terughoudend bij ernstige organisch cerebrale stoornissen, epilepsie, ziekte van Parkinson en Lewy-bodydementie.

Wees voorzichtig bij aspiratiepneumonie, (risicofactoren voor) slaapapneu, QT-verlenging in de familie-anamnese, bij cardio- of cerebrovasculaire aandoeningen of andere voor hypotensie predisponerende factoren, risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en bij convulsies in de anamnese. Bij cardiovasculaire ziekte een langzamere titratie overwegen. Wees voorzichtig bij (een voorgeschiedenis van) urineretentie, prostaathypertrofie, intestinale obstructie, verhoogde intra-oculaire druk en nauwe-kamerhoekglaucoom, vanwege de matige tot sterke anticholinerge activiteit van quetiapine.

Gebruik van quetiapine kan bij enzym-immunoassay leiden tot fout-positieve resultaten voor methadon en tricyclische antidepressiva; aanbevolen wordt om twijfelachtige resultaten te bevestigen met een geschikte chromatografietechniek. Men moet er rekening mee houden dat de bij depressie en bij bipolaire stoornis toegenomen kans op suïcide in de vroege stadia van herstel, verder kan toenemen. Bij patiënten jonger dan 25 jaar neemt de kans toe op gebeurtenissen die met suïcide gerelateerd zijn. Bij kinderen meer bijwerkingen (extrapiramidale symptomen en prikkelbaarheid) gemeld en zijn de langetermijnveiligheidsimplicaties op de groei, rijping, cognitieve - en gedragsontwikkeling onbekend. Indien bij de behandeling van bipolaire depressie ernstige slaperigheid optreedt, zijn frequentere behandelcontacten nodig en moet staken van de behandeling worden overwogen. Bij een manische episode zijn er weinig gegevens bekend over comedicatie met lithium en valproïnezuur tot zes weken gebruik. De veiligheid en de werkzaamheid op de lange termijn is als toevoeging (’add-on’-therapie) bij unipolaire depressie niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid zijn bij kinderen < 18 jaar nog niet vastgesteld en ook niet bij patiënten ouder dan 65 jaar met depressieve episoden in het kader van een bipolaire depressie.

Overdosering

Zie voor symptomen en behandeling toxicologie.org/quetiapine of vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Atypisch antipsychoticum met een brede receptoraffiniteit. De reeks wordt in orde van mate van affiniteit weergegeven: histamine H1> α1 (adrenerge) > serotonine 5-HT2-dopamine D2 > α2 (adrenerge) > serotonine 5-HT1A > dopamine D1. Quetiapine heeft minder affiniteit tot de ratio 5-HT2/D2-receptoren dan clozapine en olanzapine maar meer dan haloperidol.

Kinetische gegevens

Resorptiegoed.
T maxtablet met gereguleerde afgifte ca. 6 uur.
OverigEen vetrijke maaltijd kan de maximale plasmaconcentratie en de AUC verhogen.
Metaboliseringuitgebreid in de lever door CYP3A4 tot het actieve N-desalkylquetiapine en inactieve metabolieten.
Eliminatie73% met de urine, 21% met de feces.
T 1/2el7 uur (quetiapine), 12 uur (N-desalkylquetiapine), ca. 9 uur bij ernstige leverfunctiestoornis, 9–11 uur bij ouderen.