Doxorubicine in niet-gepegyleerde liposomen

Publish

Samenstelling

Myocet (hydrochloride, in niet-gepegyleerde liposomen) Teva Pharmaceuricals Europe bv

Toedieningsvorm
Poeder voor infusievloeistof
Sterkte
50 mg
Verpakkingsvorm
met flacon liposomen 1,9 ml en buffer 3 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

doxorubicine in niet-gepegyleerde liposomen vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Zie voor de behandeling van de betreffende indicatie de geldende behandelrichtlijn.

Indicaties

In combinatie met cyclofosfamide bij eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd mammacarcinoom bij volwassen vrouwen.

Dosering

De liposomale formulering van doxorubicine is niet uitwisselbaar met de conventionele injectie–/infusievloeistof van doxorubicine.

Klap alles open Klap alles dicht

De aanbevolen aanvangsdosis is 60–75 mg/m² lichaamsoppervlak om de 3 weken in combinatie met cyclofosfamide 600 mg/m². Vanwege bijwerkingen kan uitstel en/of dosisverlaging (van zowel Myocet als cyclofosfamide) nodig zijn.

Dosisaanpassingen bij hematologische toxiciteit: onderbreek de behandeling bij nadir neutrofielenaantal 0,5–1 × 109/l en/of nadir trombocytenaantal 25–50 × 109/l; hervat de behandeling bij neutrofielenaantal ≥ 1,5 × 109/l en/of trombocytenaantal ≥ 100 × 109/l met een dosisreductie van 25%. Onderbreek de behandeling bij nadir neutrofielenaantal < 0,5 × 109/l en/of nadir trombocytenaantal < 25 × 109/l; hervat de behandeling bij neutrofielenaantal ≥ 1,5 × 109/l en/of trombocytenaantal ≥ 100 × 109/l met een dosisreductie van 50%. Indien de behandeling langer dan 35 dagen na de eerste dosis van de vorige cyclus moet worden uitgesteld, overweeg de behandeling te stoppen.

Dosisaanpassingen bij mucositis: onderbreek de behandeling gedurende een week bij mucositis ≥ graad 2. Hervat de behandeling bij verbetering van de symptomen met dezelfde dosering (bij graad 2), of met een dosisreductie van 25% (bij graad 3) of 50% (bij graad 4).

Bij patiënten met levermetastasen wordt de volgende aanpassing van de aanvangsdosis aanbevolen: bij een verhoogde ASAT, een dosisreductie van 25% overwegen; bij een verhoogde bilirubinewaarde tot 50 μmol/l, een dosisreductie van 50% toepassen en bij een verhoogde bilirubinewaarde > 50 μmol/l, een dosisreductie van 75% toepassen; echter bij een bilirubineconcentratie > 50 μmol/l zo mogelijk het gebruik vermijden.

Myocet verdunnen tot een concentratie van 0,4–1,2 mg/ml en in 1 uur toedienen via i.v. infusie. Niet als bolusinjectie toedienen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): (febriele) neutropenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie, infecties. Anorexie, mucositis, misselijkheid, braken, diarree. Alopecia. Asthenie, koorts, pijn, rillingen.

Vaak (1-10%): lymfopenie, pancytopenie. Cardiomyopathie, hartritmestoornissen, congestief hartfalen, pijn op de borst, dyspneu. oesofagitis, obstipatie. Huiduitslag, nagelaandoening. Bloedneus, duizeligheid, hoofdpijn, opvliegers, slapeloosheid, rugpijn, spierpijn, gewichtsverlies, dehydratie, hypokaliëmie, verhoogde transaminasewaarden.

Soms (0,1-1%): (neutropene) sepsis, herpes zoster, faryngitis, pneumonitis, pleurale effusie, reactie van de injectieplaats (o.a. infectie). Agitatie, abnormale gang, dysfonie. Malaise, slaperigheid, spierzwakte, purpura, pericardeffusie, hypotensie, hemoptoë, maagzweer, geelzucht, hemorragische cystitis, oligurie, jeuk, folliculitis, droge huid, hyperglykemie, verhoogde waarden alkalische fosfatase en bilirubine.

Verder is gemeld: hand-voetsyndroom.

Interacties

Er zijn geen specifieke geneesmiddelonderzoeken naar interacties uitgevoerd, waarschijnlijk is sprake van interactie met stoffen waarvan bekend is dat ze interactie vertonen met conventionele doxorubicine, zie doxorubicine#interacties. Gelijktijdige behandeling met andere liposomale middelen, geneesmiddelen die met lipiden een complex vormen, of intraveneuze vetemulsies zouden het farmacokinetische profiel van liposomaal doxorubicine kunnen wijzigen.

Zwangerschap

Doxorubicine passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende en ten minste 6 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

Waarschuwingen

De kans op cardiotoxiciteit neemt toe bij een hogere cumulatieve dosis en is mede afhankelijk van risicofactoren als leeftijd, bestraling van het mediastinum, bestaand cardiovasculair lijden en voorgaande of gelijktijdige behandeling met verwante antracycline-analogen of andere cardiotoxische middelen. De hartfunctie moet vóór, tijdens en na behandeling worden gecontroleerd door middel van ECG, echocardiografie en/of meting van de ejectiefractie in verband met mogelijk optreden van cardiotoxiciteit waaronder ernstige aritmieën en cardiomyopathie. Wanneer een cumulatieve antracyclinendosis > 550 mg/m² is bereikt of wanneer cardiomyopathie wordt vermoed, is beoordeling van de linkerventrikelfunctie vereist vóór iedere additionele toediening. Bij aanzienlijke afname van de LVEF het voortzetten van de therapie zorgvuldig afwegen tegen het risico van irreversibele cardiale beschadiging en een endomyocardiale biopsie overwegen. Congestief hartfalen door cardiomyopathie kan plotseling optreden en ook na stoppen van de therapie. Vóór en tijdens behandeling dient nauwgezette hematologische controle plaats te vinden in verband met myelosuppressie. Niet toedienen bij een absoluut neutrofielenaantal < 1,5×109/l of een trombocytenaantal < 100×109/l voorafgaand aan de volgende cyclus. Vóór en tijdens behandeling dient de leverfunctie (ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine) te worden gecontroleerd. Bestraling voor, tijdens of na de behandeling versterkt de cardiotoxiciteit en hepatotoxiciteit (’radiation recall’-reactie); doxorubicine versterkt de (lokale) bijwerkingen van radiotherapie, ook als de behandeling geruime tijd na beëindiging van de radiotherapie aanvangt. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet onderzocht.

Overdosering

Eigenschappen

In liposomen ingekapseld doxorubicine-citraatcomplex. Antracycline antibioticum met oncolytische werking, geïsoleerd uit een stam van Streptomyces peucetius. Verstoort het mitoseproces; de vroege profase door lage doses, de mitose door hoge doses. De nucleïnezuursynthese (DNA, RNA) wordt geremd.

Kinetische gegevens

OverigLiposomaal doxorubicine verdeelt zich hoofdzakelijk extracellulair in tegenstelling tot doxorubicine dat een uitgebreide weefseldistributie heeft. Daardoor wordt bij liposomaal doxorubicine een hogere plasmaconcentratie aan totaal doxorubicine bereikt, maar een lagere plasmaconcentratie dan vrij doxorubicine. Vrij doxorubicine ontstaat na extravasatie van de liposomen in het weefselcompartiment.
V d0,8 ± 0,9 l/kg (totaal doxorubicine).
Metaboliseringgedeeltelijk, via CYP450 in de lever tot o.a. het werkzame doxorubicinol.
Eliminatievnl. via de gal en feces.