Glecaprevir/pibrentasvir

Publish

Samenstelling

Maviret Abbvie bv

Toedieningsvorm
Tablet, omhuld

Bevat per tablet: glecaprevir 100 mg, pibrentasvir 40 mg.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

glecaprevir/pibrentasvir vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.

Zie voor de behandelvoorstellen van chronische hepatitis C bij eerder behandelde en bij therapie-naïeve patiënten het richtsnoer HCV (rubrieken 6 en 7).

Indicaties

  • Behandeling van chronische hepatitis C bij volwassenen (HCV; alle genotypen).

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische hepatitis C (alle genotypen):

Volwassenen:

300 mg/120 mg (drie tabletten glecaprevir/pibrentasvir) 1×/dag, innemen met voedsel. Behandelduur: voor patiënten zonder voorafgaande HCV-behandeling, alle HCV-genotypen: 8 weken; indien er sprake is van (lever)cirrose 12 weken. Patiënten waarbij een eerdere behandeling met peg-interferon+ribavirine +/– sofosbuvir óf sofosbuvir+ribavirine heeft gefaald: genotypen 1, 2, 4, 5 en 6: 8 weken, indien er sprake is van cirrose 12 weken; genotype 3 (met of zonder cirrose): 16 weken. Indien een levertransplantatie is ondergaan kan glecaprevir/pibrentasvir óók worden gebruikt, voor een minimale behandelduur van 12 weken, overweeg bij eerder behandelde patiënten met genotype 3 een behandelduur van 16 weken. Bij een co-infectie met HIV kan de behandelduur (en dosis) als eerder genoemd worden aangehouden, voor combinatie met antiretrovirale middelen zie de rubriek Interacties.

Bij leverfunctiestoornissen: bij een lichte leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-6) is geen dosisaanpassing nodig; bij een matig ernstige functiestoornis (Child-Pughscore 7-9) wordt toepassing niet aanbevolen, bij een ernstige functiestoornis (Child-Pughscore 10-15) is de toepassing gecontra-indiceerd. Zie ook de rubriek Waarschuwingen/voorzorgen.

Bij nierfunctiestoornissen (incl. toepassing van hemodialyse of peritoneale dialyse): een dosisaanpassing is niet nodig.

Bij uitbraken van een dosis: indien binnen 3 uur na inname wordt gebraakt, kan er een extra tablet worden ingenomen. Bij braken > 3 uur na toediening géén additionele dosis innemen.

Bij missen van een dosis: Als een dosis wordt vergeten, kan deze alsnog binnen 18 uur na het gebruikelijke tijdstip worden ingenomen; de volgende dosis op het geplande tijdstip innemen. Als er meer dan 18 uur zijn verstreken dan de volgende dosis op het volgende gebruikelijke tijdstip innemen.

De tabletten in verband met de biologische beschikbaarheid in hun geheel innemen met voedsel.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, vermoeidheid.

Vaak (1-10%): misselijkheid, diarree. Asthenie. Asymptomatische stijging totale bilirubine-waarde > 2× ULN.

Soms (0,1-1%): stijging ongeconjugeerd bilirubine.

Zelden (0,01-0,1%): TIA.

Verder is gemeld: jeuk bij personen met ernstige chronische nierziekte (stadium 4 en 5, incl. dialysepatiënten) (bij 17%).

Verder is nog gemeld bij andere direct werkende antivirale middelen: reactivatie van HBV (in enkele gevallen fataal).

Interacties

Gelijktijdige toediening met sterke inductoren van P-glycoproteïne (Pgp) of CYP3A (bv. rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, primidon en sint-janskruid) is gecontra-indiceerd omdat deze middelen de plasmaconcentraties van glecaprevir of pibrentasvir significant verlagen en zo kunnen leiden tot verlies van virologische respons. Gelijktijdige toediening met matig-sterke inductoren van Pgp of CYP3A (bv. oxcarbazepine, lumacaftor, crizotinib) wordt in verband met de verlaagde plasmaconcentraties niet aanbevolen.

Glecaprevir en pibrentasvir zijn zelf ook remmers van Pgp en tevens van ’breast cancer resistance protein’ (BRCP) en organisch aniontransporterend polypeptide (OATP)1B1/3. Zodoende kan de plasmaconcentratie van bepaalde geneesmiddelen toenemen bij gelijktijdige toediening met geneesmiddelen die substraat zijn van Pgp (bv. dabigatran, digoxine, tacrolimus), BRCP (bv. rosuvastatine) of van OATP1B1/3 (bv. atorvastatine, pravastatine (max. 20 mg/dag), rosuvastatine (max. 5 mg/dag), simvastatine, losartan, valsartan). Om die reden is gelijktijdige toediening met de volgende geneesmiddelen gecontra-indiceerd: atorvastatine, simvastatine, dabigatran, ethinylestradiol (geeft ALAT-verhogingen), atazanavir (ALAT-verhoging). Bij combinatie met digoxine en tacrolimus wordt ’therapeutic drug monitoring’ en voor tacrolimus ook dosisverlaging aanbevolen. Bij combinatie met losartan of valsartan is geen dosisaanpassing nodig.

Glecaprevir en pibrentasvir zijn zelf ook substraat van BRCP, glecaprevir is ook substraat van OATP1B1/3. De plasmaconcentratie van glecaprevir of pibrentasvir kan daardoor toenemen bij gelijktijdige toediening met remmers van deze transportereiwitten. Voorbeelden van geneesmiddelen die Pgp of BRCP remmen zijn ciclosporine, itraconazol, ketoconazol, ritonavir en cobicistat. Geneesmiddelen die OATP1B1/3 remmen (bv. ciclosporine, darunavir, elvitegravir, lopinavir) verhogen de systemische concentratie van glecaprevir; combinatie met darunavir/ritonavir of lopinavir/ritonavir wordt niet aanbevolen. Indien de combinatie met ciclosporine in stabiele doses van > 100 mg/dag onvermijdbaar is nauwkeurig monitoren op bijwerkingen van glecaprevir.

Gelijktijdige toediening met middelen die de pH-waarde in de maag verhogen kan leiden tot afname van de plasmaconcentratie glecaprevir; combinatie met omeprazol in een dosering van 40 mg/dag wordt niet aanbevolen in verband met een verminderd therapeutisch effect.

Controleer bij combinatie met vitamine K-antagonisten de INR in verband met eventuele veranderingen in de leverfunctie die ontstaan tijdens de behandeling.

Glecaprevir en pibrentasvir zijn zwakke remmers van CYP3A en UGT1A1, in onderzoek zijn géén klinisch significante toenamen in de blootstelling aan gevoelige CYP3A substraten (midazolam, felodipine) of UGT1A1 (raltegravir) gemeld.

Significante remming van andere OAT transporters, andere CYP- of UGT-enzymen, of van OCT of MATE transporters wordt niet verwacht.

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieronderzoek zijn alleen de enkelvoudige stoffen toegediend en overwegend in supratherapeutische doses; hierbij toename van postimplantatieverlies, toename verschillende resorpties en vermindering van het foetale lichaamsgewicht.
Advies: Gebruik ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren (glecaprevir, pibrentasvir). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15).

Voor meer contra-indicaties: zie de rubriek Interacties.

Waarschuwingen

Verminderde gevoeligheid/resistentie: Behandeling met glecaprevir/pibrentasvir wordt niet aanbevolen voor patiënten die eerder zijn blootgesteld aan NS3/4A-remmers en/of NS5A-remmers in verband met het risico van falen van de behandeling door accumulatie van resistentiemechanismen van HCV tegen deze twee klassen. Er is een aantal aminozuursubstituties dat leidt tot een verminderde gevoeligheid voor glecaprevir of pibrentasvir, voor meer informatie zie (rubriek 5.1 van) de productinformatie (CBG/EMA) van de fabrikant.

Leverfunctie: Verhoging van het totale bilirubine (2× ULN) komt soms voor door remming van bilirubinetransporters en -metabolisme door glecaprevir; deze verhoging is asymptomatisch, voorbijgaand en treedt meestal op in het begin van de behandeling. Bij een matig ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) wordt toepassing niet aanbevolen vanwege een verhoogde blootstelling aan glecaprevir en in mindere mate aan pibrentasvir. Bij een ernstige functiestoornis (Child-Pughscore 10–15) is de toepassing gecontra-indiceerd wegens factor 11 verhoogde blootstelling aan glecaprevir. De veiligheid en werkzaamheid bij levertransplantatiepatiënten zijn onvoldoende vastgesteld; beoordeel per individueel geval de voordelen en risico’s en volg de aanbevolen behandelduur op, zie de rubriek Dosering.

Vóór aanvang van de behandeling controleren op een co-infectie met hepatitis B-virus (HBV) omdat gevallen van reactivatie van HBV (enkele fataal) gemeld zijn na behandeling met direct werkende antivirale middelen. Patiënten met een vastgestelde co-infectie controleren en behandelen volgens de geldende behandelrichtlijnen.

Overdosering

Voor meer informatie over een vergiftiging met glecaprevir/pibrentasvir neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Combinatie van twee directe, pan-genotypische, antivirale middelen met verschillende werkingsmechanismen en niet-overlappende resistentieprofielen om het hepatitis C-virus (HCV) in meerdere fasen van de virale levenscyclus te bestrijden. Pibrentasvir is een remmer van HCV NS5A en glecaprevir is een remmer van HCV NS3/4A-protease; beide zijn van essentieel belang voor de virale replicatie.

Kinetische gegevens

Resorptiede blootstelling is hoger na toediening met matig tot zeer vetrijke maaltijden (glecaprevir, pibrentasvir, t.o.v. nuchter).
T maxca. 5 uur (glecaprevir, pibrentasvir).
Eiwitbindingca. 98% (glecaprevir), > 99,9% (pibrentasvir).
Metaboliseringniet (pibrentasvir), een geringe hoeveelheid via diverse CYP-enzymsystemen (glecaprevir).
Eliminatiemet de feces, ca. 92% (glecaprevir), ca. 97% (pibrentasvir). Gezien de hoge mate van eiwitbinding van beide stoffen is er geen significante eliminatie door dialyse.
T 1/26–9 uur (glecaprevir), 23–29 uur (pibrentasvir).