lutropine
Samenstelling
Luveris (α) Merck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij vrouwen met zwangerschapswens en anovulatie op basis van hypogonadotroop hypogonadisme worden menopauzegonadotrofine en gonadoreline toegepast ter stimulering van de follikelontwikkeling. Lutropine heeft bij deze indicatie geen aangetoonde voordelen, maar is veel duurder.
Indicaties
In combinatie met FSH ter stimulatie van de ontwikkeling van één Graafse follikel bij vrouwen met een ernstig tekort aan LH en FSH (endogeen serumgehalte van LH < 1,2 IE/l).
Dosering
Individueel doseren, afhankelijk van de reactie van het ovarium. Dit vereist echoscopie en controle van estradiolplasmaspiegels.
Ovulatie-inductie bij ernstig tekort aan LH en FSH:
Volwassenen:
De behandeling kan op elk moment worden begonnen. Aanbevolen begindosering: 75 IE lutropine s.c. per dag, in combinatie met 75–150 IE FSH per dag.
Zo nodig de dosering van FSH verhogen met intervallen van 7–14 dagen en met stappen van 37,5–75 IE. Zo nodig de duur van de stimulering tijdens een cyclus verlengen tot maximaal vijf weken. Bij een optimale reactie: 24–48 uur na de laatste lutropine + FSH injectie een enkele injectie van 250 microg r-HCG of 5000–10.000 IE HCG toedienen om de ovulatie op te wekken. De patiënte adviseren gemeenschap te hebben op de dag van de HCG toediening en de dag erna. Als alternatief kan intra-uteriene inseminatie worden toegepast. Eventueel ondersteuning van de luteale fase overwegen, omdat een tekort aan stoffen met luteotrope activiteit (LH/HCG) na de ovulatie kan leiden tot prematuur falen van het corpus luteum. Bij een excessieve respons de behandeling staken en geen HCG geven; in de volgende cyclus beginnen met een lagere dosis FSH.
De eerste injectie onder directe medische supervisie geven. De oplossing direct na reconstitutie toedienen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, buikpijn, diarree). Licht tot matig ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), gekenmerkt door maag-darmstoornissen en vergrote ovaria. Ovariumcyste, pijnlijke borsten, bekkenpijn. Reacties op de injectieplaats zoals blauwe plekken, pijn, roodheid, jeuk en zwelling.
Zeer zelden (< 0,01%): milde tot ernstige overgevoeligheidsreacties, incl. anafylactische reacties en shock. Trombo-embolie, meestal in samenhang met ernstig OHSS.
Bij ernstig OHSS kan optreden: sterke vergroting van de ovaria, gewichtstoename, dyspneu, oligurie en in zeldzame gevallen hemoperitoneum, ovariumtorsie en trombo-embolie.
Interacties
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Teratogenese: Er zijn geen aanwijzingen dat gonadotrope hormonen meer kans op aangeboren afwijkingen geven. Gegevens over toediening tijdens een al bestaande zwangerschap zijn niet beschreven, waardoor het niet mogelijk is de eventuele risico’s hiervan in te schatten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Gonadotrofinen zijn grote moleculen; opname in de moedermelk lijkt daarom niet waarschijnlijk. Daarbij worden deze middelen slecht tot niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling. Wel kunnen ze mogelijk de borstvoeding remmen.
Contra-indicaties
Ovarium-, uterus- of mammacarcinoom. Tumoren in hypothalamus of hypofyse. Vergroting van de ovaria of cysten, anders dan door polycysteus ovariumsyndroom. Gynaecologische bloedingen met onbekende oorzaak. Aandoeningen die een effectieve behandeling onmogelijk maken zoals primair ovariumfalen en misvormingen van de geslachtsorganen of baarmoedermyomen die zwangerschap in de weg staan.
Waarschuwingen
Vóór begin van de behandeling infertiliteit van de partner en vermeende contra-indicaties voor zwangerschap uitsluiten. De patiënt in het bijzonder onderzoeken op hypothyroïdie, bijnierschorsinsufficiëntie, hyperprolactinemie en zo nodig deze adequaat behandelen. Bij (een familiaire geschiedenis van) porfyrie zorgvuldig controleren: bij achteruitgang of een eerste symptoom van deze aandoening de toediening staken. Beoordeling van de follikelontwikkeling door echoscopie en bepaling van de plasma-oestradiolspiegel dient tijdens de behandeling regelmatig plaats te vinden. Bij stimulering van follikelgroei is er meer kans op het ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS) als gevolg van meervoudige follikelontwikkeling. Risicofactoren voor het ontwikkelen van OHSS zijn lage leeftijd, ’lean body mass’, polycysteus-ovariumsyndroom, hogere doses exogene gonadotrofinen, hoge absolute of snel stijgende serumspiegels van estradiol, een groot aantal ontwikkelende ovariële follikels en eerdere episoden van OHSS. Bij aanwijzingen voor ongewenste ovariële hyperstimulatie tijdens de behandeling, geen HCG toedienen en de patiënt adviseren ten minste 4 dagen geen gemeenschap te hebben of barrière-anticonceptiemethoden te gebruiken. De patiënt ten minste gedurende 2 weken na de HCG-toediening volgen. Bij optreden van ernstig OHSS de behandeling met gonadotrofine staken (indien nog gaande); ziekenhuisopname is aangewezen. Bij een voorgeschiedenis van afwijkingen aan de eileiders is er meer kans op een extra-uteriene zwangerschap; controleer met echografie in een vroeg stadium. De kans op een meerlingzwangerschap na ovulatie-inductie is toegenomen en daarmee de kans op maternale en perinatale complicaties. Voor zo min mogelijk kans op meerlingzwangerschap, de ovariële respons zorgvuldig volgen. Het percentage zwangerschapsonderbreking door miskraam of spontane abortus is hoger dan in de algemene bevolking. De incidentie van aangeboren afwijkingen kan iets verhoogd zijn. Wees voorzichtig bij vrouwen met risicofactoren voor trombose zoals een eerder opgetreden trombose, positieve familie-anamnese, overgewicht (BMI > 30) of trombofilie, vanwege de toegenomen kans op veneuze of arteriële trombo-embolieën bij behandeling met gonadotrofinen. Zowel goedaardige als kwaadaardige tumoren van de ovaria of andere delen van het reproductiesysteem zijn gemeld bij vrouwen die veelvuldig therapie kregen voor behandeling van onvruchtbaarheid. Het is onduidelijk of behandeling met gonadotrofinen de kans op dit soort tumoren vermeerdert bij onvruchtbare vrouwen. Zelftoediening dient alleen te worden uitgevoerd door voldoende geïnstrueerde patiënten die snel kunnen beschikken over deskundig advies. Er bestaat uitsluitend klinische ervaring met gelijktijdige toediening met follitropine-α als FSH-preparaat.
Overdosering
Eigenschappen
Via DNA-recombinanttechniek vervaardigd humaan luteïniserend hormoon (r-hLH). Het ondersteunt de door FSH (follikelstimulerend hormoon) veroorzaakte follikelontwikkeling. Bij de stimulatie van de follikelontwikkeling bij anovulatoire vrouwen met een tekort aan LH en FSH is het primaire effect van toediening van LH een verhoging van de estradiolsecretie door de follikels. Hiertoe stimuleert het de theca-cellen in de ovaria om tijdens de folliculaire fase androgenen af te scheiden, die als substraat gebruikt worden voor het aromatase-enzym in de granulosacellen voor de productie van estradiol.
Kinetische gegevens
F | ca. 60% na s.c. toediening. |
Eliminatie | < 5% met de urine. |
T 1/2el | ca. 10–12 uur. |
Geneesmiddelgroep
lutropine hoort bij de groep gonadotrofinen.