morfine
Samenstelling
Morfine Drank/Injecties/Zetpillen FNA (hydrochloride) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 200 ml
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
De dranken bevatten alcohol 9,6% en cognac-essence (Mixtura morphini FNA).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor epidurale toediening
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- cassette 50 ml, 100 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor epidurale toediening
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- cassette 50 ml, 100 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor epidurale toediening
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
- Toedieningsvorm
- Zetpil
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg, 50 mg
(Suppositoria morphini FNA).
Morfine Injecties (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, 10 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, 5 ml
Morfine Tabletten (als sulfaat) Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg
Oramorph (sulfaat) Prostrakan
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Drank ’Unit-Dose’
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Drank ’Unit-Dose’
- Sterkte
- 6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Druppels
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml
De druppelvloeistof 20 mg/ml bevat 1,25 mg morfinesulfaat per druppel (4 druppels = 5 mg).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). |
OTC | Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol. |
MNT | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.
Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).
Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.
Indicaties
- Acute hevige pijn, onder andere postoperatief en bij myocardinfarct.
- Chronische hevige pijn, met name in het terminale stadium van een ziekte.
- Bij dyspneu en longoedeem ten gevolge van linkerventrikel-decompensatie (asthma cardiale).
- Premedicatie vóór, en als analgeticum tijdens anesthesie.
Dosering
Acute en chronische hevige pijn:
Volwassenen:
oraal: 10–20 mg per keer, zo nodig elke 4 uur;
bij overschakeling van parenterale naar orale toediening zijn om voldoende analgesie te bereiken meestal hogere (met 50–100%) doseringen nodig;
parenteraal: s.c. of i.m.: 5–20 mg – gewoonlijk 10 mg – per keer, zo nodig elke 4 uur; intraveneus: 2,5–15 mg in 4–5 ml in 4–5 min;
epiduraal: begindosering 5 mg, bij onvoldoende pijnverlichting zo nodig na 1 uur 1–2 mg, zo nodig herhalen; gewoonlijk max. 10 mg per dag;
epiduraal als infusie: begindosering 2–4 mg per 24 uur, zo nodig verhogen met 1–2 mg per dag;
intrathecaal: 0,2–1 mg éénmaal, bij voorkeur niet herhalen;
bij een geïmplanteerd micro-infusiesysteem kan de dagdosis langzaam oplopen tot 25 mg (na 40 weken continue behandeling);
rectaal: 10–20 mg per keer zo nodig elke 4 uur.
Ouderen:
5–10 mg per keer.
Kinderen:
doseergegevens volgens het Kinderformularium van het NKFK: Oraal: à terme neonaat 0,05–0,1 mg/kg elke 4 uur; 1 maand–18 jaar 0,1–0,2 mg/kg elke 4 uur.
Rectaal: à terme neonaat 0,1–0,2 mg/kg elke 4 uur; 1 maand–18 jaar 0,2–0,4 mg/kg elke 4 uur.
I.v.: à terme neonaat startdosering 0,05 mg/kg in 60 min, onderhoudsdosering 0,125–0,25 mg/kg per dag als continu infuus, toediening onder bewaking. Bij onvoldoende effect een uurdosis van het continue infuus (=dagdosering/24 uur) als bolusinjectie geven en het continue infuus stapsgewijs ophogen; 1 maand–18 jaar startdosering 0,1 mg/kg in 5–10 min, onderhoudsdosering 0,25 mg/kg per dag als continu infuus, toediening onder bewaking. Bij onvoldoende effect een uurdosis van het continue infuus als bolusinjectie geven en het continue infuus stapsgewijs ophogen.
Met PCA-pomp: 5–18 jaar: 1 mg/kg in 50 ml natriumchloride–oplossing (= 20 microg/kg/ml): bolus van 1 ml (= 20 microg/kg), lock-out interval van 10 min, achtergrond-infusie van 0,25 ml/uur gedurende de eerste 24 uur (= 5 microg/kg/uur).
S.c.: 1 maand–18 jaar: startdosering 0,05–0,1 mg/kg eenmalig. Onderhoudsdosering 0,01 mg/kg/uur als continu infuus, max. 0,03 mg/kg/uur in niet-beademde patiënten.
I.m.: 3 maanden–18 jaar: 0,1 mg/kg eenmalig.
Asthma cardiale:
5–10 mg i.v.
Tablet heel innemen.
Bij Oramorph 20 mg/ml de hoeveelheid vloeistof met de bijgeleverde pipet/druppelaar afmeten, in een glas vloeistof (bv. water) druppelen en direct opdrinken, de 2 mg/ml oplossing kan direct worden opgedronken. Indien een morfinedrank onverdund wordt ingenomen dan voldoende vloeistof (bv. water) nadrinken om tandbederf tegen te gaan.
Te snelle intraveneuze toediening kan de frequentie van bijwerkingen verhogen.
Bij een slechte circulatie dient morfine langzaam i.v. te worden gegeven omdat het s.c. dan nauwelijks wordt geresorbeerd.
Zie voor overschakeling van en naar morfine de omrekentabel opioïden in de groepstekst opioïden, rubriek Toepasbaarheid.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): Anorexie, droge mond, buikpijn, dyspepsie, obstipatie, misselijkheid en braken (vooral in de eerste 1-2 weken van de behandeling). Verwardheid, slapeloosheid, vermoeidheid, sufheid, duizeligheid, hoofdpijn, myoclonus. Zweten, huiduitslag, jeuk. Asthenie.
Soms (0,1-1%): allergische of anafylactische reacties. Vasodilatatie, (orthostatische) hypotensie, brady– of tachycardie, palpitaties, (overmatig) blozen. Longoedeem, ademhalingsdepressie (vooral bij i.v. of i.m toediening), dyspneu, bronchospasme. Urineretentie en oligurie. Spasmen van de galwegen, Ileus, smaakstoornissen. Stemmingsveranderingen, agitatie, eu– of dysforie, somberheid, hallucinaties, nachtmerries. Visusstoornissen (miose, dubbelzien), convulsies, hypertonie, paresthesie, syncope, rillingen, koorts. Urticaria. Malaise, perifeer oedeem. Amenorroe, libidoverlies, erectiestoornis.
Zelden (0,01-0,1%): hypothermie. Verminderde geestelijke en motorische activiteit. Jeuk. Verlengde partusduur.
Gemeld zijn: abnormale gedachten, afhankelijkheid, verminderde hoestreflex.
Na epiduraal gebruik zijn misselijkheid, braken, sedatie, urineretentie, jeuk (vooral bij jonge patiënten na een hoge dosis) en ademhalingsdepressie gemeld.
Te snelle intraveneuze toediening kan de frequentie van bijwerkingen verhogen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals gabapentine, anesthetica, antihistaminica, anxiolytica, tricyclische antidepressiva, fenothiazinen, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, hypotensie, ernstige sedatie of coma).
Bij combinatie met bètablokkers kan versterkte remming van het centrale zenuwstelsel optreden en toename van de (bij)werkingen van de bètablokkers.
Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.
Morfine kan het effect van anticoagulatia versterken.
Alcohol kan het effect van morfine versterken, vermijd de combinatie.
Zwangerschap
Opioïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is teratogeniteit en reproductietoxiciteit aangetoond.
Farmacologisch effect: Schadelijkheid mogelijk. Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kunnen onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken. Wanneer morfine vlak vóór (2–3 uur) of tijdens de partus aan de moeder wordt toegediend, kan het de variatie van de foetale hartfrequentie verminderen en ademhalingsdepressie bij de pasgeborene veroorzaken. Vooral bij prematuren is er meer kans op ademhalingsdepressie. Door verminderde uterusmobiliteit kan de partusduur worden verlengd.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik tijdens de partus naloxon beschikbaar houden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Farmacologisch effect: ademhalingsdepressie en nadelig effect op het centrale zenuwstelsel.
Advies: Gebruik ontraden.
Contra-indicaties
- acute ademhalingsdepressie; astma en chronisch obstructieve longziekten, overmatige aanwezigheid van bronchussecreet of cyanose;
- hersentrauma, schedelletsel, verhoogde intracraniale druk; delirium tremens, alcoholisme; coma, therapieresistente convulsieve aandoeningen;
- operaties aan gal en galwegen, paralytische ileus, galkolieken, acute leverziekten, ernstige abdominale pijn, peritonitis.
Waarschuwingen
Wees voorzichtig bij verminderde respiratoire functie zoals bij emfyseem, ernstige bronchiale astma, kyfoscoliose en bij overmatige slijmvorming in de luchtwegen, bij ernstige obesitas, bij verhoogde intracraniale druk, bij cardiovasculaire aandoeningen, hypotensie gepaard gaand met hypovolemie, shockverschijnselen, ernstig cor pulmonale, onbehandeld myxoedeem of toxische psychose, galwegaandoeningen, pancreatitis, inflammatoire darmziekten, delirium tremens, alcoholintoxicatie, prostaathyperplasie, convulsieve aandoeningen. Bij ernstige lever- en nierfunctiestoornis, hypothyroïdie, en bij kinderen en ouderen moet de dosering worden aangepast. Uiterste voorzichtigheid betrachten bij patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie en het vermoeden van gastro-intestinale lediging.
Opioïden kunnen symptomen bij acute buikletsels maskeren, hierbij niet toepassen alvorens de diagnose is gesteld.
Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid. Wees voorzichtig bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten. Bij staken van de behandeling langzaam afbouwen om ontwenningsverschijnselen te voorkomen.
Bij het optreden van opioïde-geïnduceerde hyperalgesie zo nodig de dosering verlagen of overschakelen op een ander opioïde.
Het gebruik dient 24 uur vóór een operatie die de pijnoorzaak wegneemt, te worden gestaakt. Indien nodig kan na de operatie de dosering aan de nieuwe behoefte worden aangepast. Alleen gebruiken na een abdominale operatieve ingreep bij normale darmfunctie. Bij vermoeden van paralytische ileus de behandeling staken. Bij acute buik bemoeilijkt morfine de diagnose. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie 0,1–0,2 mg naloxon i.v. worden toegediend; zo nodig na 2–3 minuten herhalen tot gewenst effect intreedt. Deze dosering kan na 45–90 minuten worden herhaald.
Herhaalde intrathecale toediening wordt ontraden vanwege het risico van sepsis. Te snelle intraveneuze toediening kan de frequentie van bijwerkingen verhogen.
Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling ook toxicologie.org of vergiftigingen.info.
Symptomen
pinpointpupillen, ademhalingsdepressie, spierzwakte, bradycardie, hypotensie; depressie van het centrale zenuwstelsel van stupor tot coma, aspiratiepneumonie, shock.
Therapie
i.v. 0,4 mg naloxon, zo nodig herhalen; kinderen: 10 microg/kg lichaamsgewicht.
Eigenschappen
Opiumalkaloïde met sterk analgetische werking. Werking: maximale pijnstilling na 20 min (i.v.), na 6–30 min (epiduraal), na 30–60 min (i.m.), na 50–90 min (s.c.), na ca. 1 uur (oraal), 20–60 min (rectaal). Werkingsduur: parenteraal tot 7 uur, epiduraal 16–24 uur, intrathecaal tot 24 uur. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal variabel, rectaal onregelmatig en onvolledig. |
F | 19–40% wisselend en sterk verminderd door groot first-pass-effect. Distributie door het hele lichaam, voornamelijk in nier, lever, long en milt; lagere concentraties in hersenen en spieren. |
Metabolisering | in de lever tot inactief morfine-3-glucuronide en in geringe mate (tot ca. 5%) in actief morfine-6-glucuronide. Er zijn aanwijzingen voor een enterohepatische kringloop. |
Eliminatie | met de urine 90% en de gal ca. 10%. |
T 1/2 | 2–3 uur (morfine-3-glucuronide), bij gestoorde nierfunctie verlengd tot 41–141 uur (morfine-3-glucuronide) en 89–136 uur (morfine-6-glucuronide). |
Geneesmiddelgroep
morfine hoort bij de groep Opioïden.
- alfentanil (J05AF06)
- buprenorfine (J05AF06)
- fentanyl bij doorbraakpijn (J05AF06)
- fentanyl (J05AF06)
- fentanyl (J05AF06)
- hydromorfon (J05AF06)
- morfine (J05AF06)
- morfine (J05AF06)
- nalbufine (J05AF06)
- nicomorfine (J05AF06)
- oxycodon (J05AF06)
- oxycodon/naloxon (J05AF06)
- pethidine (J05AF06)
- piritramide (J05AF06)
- remifentanil (J05AF06)
- sufentanil (J05AF06)
- tapentadol (J05AF06)
- tramadol (J05AF06)