Triamcinolonacetonide (in de dermatologie)

Publish

Samenstelling

Triamcinolonacetonide Crème/Zalf (gemicroniseerd) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Crème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Verpakkingsvorm
15 g, 30 g

Basis: cetomacrogolcrème. Conserveermiddel: sorbinezuur.

Toedieningsvorm
Zalf (0,1%)
Sterkte
1 mg/g
Verpakkingsvorm
30 g

Basis: vaseline. Bevat tevens propyleenglycol en wolvet.

Triamcinolonacetonide Smeersel/Vaselinecrème FNA (gemicroniseerd) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Smeersel (0,1%)
Sterkte
1 mg/g

Basis: Lanettesmeersel FNA. Conserveermiddel: sorbinezuur.

Toedieningsvorm
Vaselinecrème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g

Basis: Vaselinecetomacrogolcrème FNA.

Triamcinolonacetonide Crème/Zalf FNA (gemicroniseerd) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Crème (0,1%)
Sterkte
1 mg/g

Basis: Cetomacrogolcrème FNA. Conserveermiddel: sorbinezuur. (Cremor triamcinoloni 0,1% FNA).

Toedieningsvorm
Zalf (0,1%)
Sterkte
1 mg

Basis: vaseline. Bevat tevens propyleenglycol en wolvet. (Unguentum triamcinoloni 0,1% FNA).

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS).
OTC Over the counter, dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. Aan de vergoeding van bepaalde zelfzorgmedicatie zijn nadere voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de indicaties, de duur van de behandeling en het voorschrijven volgens een richtlijn/protocol.
MNT Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

triamcinolonacetonide (in de dermatologie) vergelijken met een ander geneesmiddel.

Advies

Triamcinolonacetonide is een corticosteroïd uit klasse 2. Bij de behandeling van de meeste huidaandoeningen waarbij corticosteroïden zijn geïndiceerd, kan worden uitgekomen met de preparaten uit klasse 1 resp. 2.

De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.

Bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergisch, irritatief) identificeren en deze zoveel mogelijk vermijden. Vaak betreffen het milde reacties (schilfering, geringe roodheid) waarbij toepassing van een indifferent middel enkele keren per dag zal voldoen. Bij ernstigere contactreacties is toevoeging van dermatocorticosteroïden aangewezen, of eventueel een kortdurende behandeling met prednis(ol)on oraal. Indien het eczeem tot rust is gekomen kan het dermatocorticosteroïd geleidelijk worden afgebouwd. Houd rekening met eventuele lokale en systemische bijwerkingen bij het gebruik van (dermato)corticosteroïden.

Bij seborroïsch eczeem kunnen niet-medicamenteuze maatregelen klachten verminderen. Overweeg bij milde vormen van hoofdroos, een behandeling met shampoo met zinkpyrithion of piroctone. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol of seleensulfide tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij roodheid en jeuk kortdurend een klasse 1-corticosteroïd, of bij onvoldoende effect een klasse 2–corticosteroïd toe. Voeg eventueel ureum of salicylzuur toe om dikke korsten sneller te laten verdwijnen. In geval van ‘berg’ bij kinderen kan meestal volstaan worden met het afweken van de schilferlaag met olie. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij roodheid en jeuk kortdurend met een klasse 1-corticosteroïd toe.

Psoriasis in eerste instantie lokaal behandelen met indifferente middelen gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd, of gecombineerd met een klasse 3-corticosteroïd én een vitamine D-analoog, of monotherapie met een klasse 4-corticosteroïd. Na max. 4 weken het dagelijks gebruik van corticosteroïden en vitamine D-analogen afbouwen tot een intermitterende behandeling. Indifferente middelen dagelijks continueren. Bij kinderen en bij toepassing in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. De keuze van een zalf- of crèmebasis is afhankelijk van de locatie van de huidafwijkingen (wel/niet behaarde hoofdhuid) en de voorkeur van de patiënt. Bij onvoldoende effect van lokale therapie worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast.

Indicaties

Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen zoals:

  • Eczeem;
  • Psoriasis vulgaris;
  • Pustulosus palmaris et plantaris;
  • Lichen planus;
  • Lichen sclerosus et atrophicus;
  • Granuloma annulare;
  • Lupus erythematodes discoides;
  • Mycosis fungoides.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Steroïdgevoelige dermatosen:

Aanvankelijk 2×/dag dun aanbrengen op de aangedane huid; na enkele dagen 1×/dag. Na verbetering is 2–3×/week aanbrengen meestal voldoende. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTE), kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week en volwassenen max. 100 g/week gebruiken.

Matig eczeem:

Volwassenen en kinderen:

volgens de NHG-standaard Eczeem: 1–2×/dag dun aanbrengen; verlaag na 1–2 weken zodra verbetering optreedt de toedieningsfrequentie naar 1×/dag en bouw af door steeds meer opeenvolgende dagen te staken. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTU), kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week en volwassenen max. 100 g/week gebruiken. Maximaal 2-3 weken dagelijks gebruiken.

Psoriasis:

Volwassenen en kinderen > 2 jaar:

volgens de NHG-standaard Psoriasis: volwassenen met erupties in het gelaat en/of in de lichaamsplooien en psoriasis bij kinderen: 1×/dag dun aanbrengen gedurende 4 weken. Hierbij de algemene richtlijnen voor het aanbrengen van corticosteroïdpreparaten in acht nemen en doseren aan de hand van vingertopeenheden (VTU), kinderen 2–10 jaar max. 60 g/week en volwassenen en kinderen >10 jaar max. 100 g/week gebruiken.

Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.

Bijwerkingen

Lokaal: Frequent gemeld zijn: huidatrofie, striae atrophicae, periorale dermatitis, teleangiectasieën.

Verder zijn gemeld: depigmentatie, rosacea, psoriasis pustulosa. Maskeren van bacteriële-, parasitaire- en schimmelinfecties. Contactallergie, colloïdmilium, erythrosis interfollicularis colli, granuloma gluteale, hypertrichosis, purpura, vertraagde wondgenezing. Verhoogde oculaire druk, cataract.

De kans op lokale effecten is het grootst bij gebruik op het gelaat, genitaliën, in huidplooien of gebruik onder occlusie.

De kans op systemische effecten is het grootst bij gebruik bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol).

Interacties

Er zijn van dit middel geen interacties bekend.

Zwangerschap

Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Ruime ervaring bij de mens heeft laten zien dat lokaal gebruik van klasse 1 en 2 corticosteroïden geen nadelige effecten laat zien. De resorptie vanuit de huid is laag. Systemische blootstelling is echter mogelijk bij langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote of beschadigde huidoppervlakken.
Farmacologisch effect: Theoretisch bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat, met name bij langdurig lokaal gebruik, gebruik onder occlusie en gebruik op grote huidoppervlakken.
Advies: Matig sterk werkende corticosteroïden kunnen kortdurend en op een klein onbeschadigd oppervlak worden toegepast. Vermijd gebruik onder occlusie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij kortdurende toepassing op kleine onbeschadigde huidoppervlakken zullen geen relevante bloedspiegels bij de moeder optreden en lijkt het risico van een ongewenst effect bij de zuigeling onwaarschijnlijk.
Advies: Kan als kortdurende behandeling van een klein onbeschadigd oppervlak worden toegepast. Vermijd gebruik onder occlusie.
Overig: Vermijd toepassing op of rondom de tepels om orale opname door de zuigeling te voorkomen. Indien behandeling noodzakelijk is, moeten de tepels goed worden schoongemaakt vóór het voeden.

Contra-indicaties

  • onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, of parasiet;
  • ongenezen wonden;
  • ulcereuze huidaandoeningen;
  • bijwerkingen door triamcinolonacetonide (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
  • ichtyose, acne vulgaris, - rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
  • overgevoeligheid voor corticosteroïden.

Waarschuwingen

Niet toepassen op de oogleden, vanwege het risico op contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoma simplex of subcapsulair cataract. Bij een allergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op een allergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op symptomen waarvoor behandeld wordt. Wees voorzichtig bij gebruik op het gelaat of op de genitaliën, vanwege de toegenomen kans op lokale bijwerkingen; het wordt aanbevolen voor deze toepassingen zwakke corticosteroïden te gebruiken. Wees voorzichtig bij het gebruik onder occlusie (niet gebruiken onder luiers) en gebruik op grote en beschadigde huidoppervlakken en huidplooien, vanwege de toegenomen kans op zowel lokale als systemische bijwerkingen. Gebruik bij kinderen kan leiden tot bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen. Het (onjuist) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, virus-, parasitaire- en schimmelinfecties maskeren. Tijdens het gebruik van corticosteroïden kan een rebound-effect optreden, wat kan leiden tot afhankelijkheid. De hulpstoffen sorbinezuur, propyleenglycol en wolvet kunnen lokale huidreacties (zoals contacteczeem) geven.

Overdosering

Eigenschappen

Matig sterk werkend corticosteroïd, klasse 2. Corticosteroïden uit klasse 2 en 3 (matig sterk resp. sterk werkend) hebben een anti-inflammatoire, vasoconstrictieve en antimitotische werking. Zij onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum. De keus van de basis hangt af van de droogte van de huid. Triamcinolonacetonidesmeersel kan worden toegepast op de behaarde hoofdhuid.

Kinetische gegevens

Resorptiekan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane resorptie. Resorptie vanuit de zalf: ≤ 5 %.
Eliminatievnl. via de urine.